Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Natuur en bovennatuur in de ethiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Natuur en bovennatuur in de ethiek

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veel protestanten die elke kerkelijke eucumene met Rome afwijzen, zijn niettemin van mening dat op ethisch terrein Rome en Reformatie één lijn trekken. Is deze opvatting juist? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten wij de uitgangspunten van beide in een breder verband met elkaar vergelijken. Het is onmogelijk om inzicht te krijgen in de opvattingen van de r.k. kerk als daarbij de figuur van Thomas van Aquino buiten beschouwing zou blijven. Deze middeleeuwse wijsgeer en theoloog, die leefde van 1225 tot 1274, heeft diepe sporen achtergelaten in het denken van Rome.

Thomas van Aquino

Thomas trachtte in zijn tijd een verzoening tot stand te brengen tussen het rationalisme van een der grote wijsgeren uit de griekse oudheid, Aristoteles, en de christelijke theologie, zoals die ontwikkeld was door o.a. Augustinus, en beïnvloed door de idealist Plato, de grote tegenhanger van Aristoteles.
Het is wonderlijk dat deze figuur uit de lang voorbije Middeleeuwen nog steeds zoveel invloed uitoefent. Het monumentale theologische bouwwerk, dat hij oprichtte, werd na zijn dood weliswaar eeuwenlang verwaarloosd, maar zijn gedachten bleken zo indrukwekkend dat de 19e eeuwse r.k. hiërarchie hem opnieuw voor het voetlicht plaatstè. Daarin is tot heden geen verandering gekomen. 'Het moderne r.k. onderzoek op het terrein der natuurwetenschappen en de filosofie wordt uitgevoerd binnen de kaders van de theologie van Thomas. Elke poging om de r.k. houding ten aanzien van politieke en ethische kwesties te begrijpen, leidt terug naar de grondprincipes van de thomistische leer'.

De leer van Thomas wordt gekenmerkt door de schematische voorstelhng, waarin kunstmatig het hogere, d.w.z. de sfeer van God, de bovennatuur, wordt gesteld tegenover het lagere, d.w.z. de sfeer van de mens, de benedennatuur.

Hij laat beide sferen afzonderlijk van elkaar bestaan, volgens eigen beginselen. De werkelijkheid wordt gesphtst in twee delen. In de voorstelhng van Thomas zijn de sfeer van God en de sfeer van de mens gescheiden van elkaar. Naar reformatorisch inzicht kleven aan deze voorstelling twee bezwaren.

Kunstmatig schema

In de eerste plaats brengt de thomistische tweedeling met zich mee dat de sfeer van de mens op onschriftuurlijke wijze wordt verlaagd, d.w.z. deels wordt beroofd van zijn hoge status als zijnde Gods schepping. Tegelijk wordt de Goddelijke sfeer gesteld op een voor de gewone mens ongrijpbare hoogte. De brug tussen God en mens lijkt opgehaald te zijn. Het is duidelijk dat de Schrift anders spreekt. Op grond van Gods Woord mogen wij geloven dat de hele natuur door Gods machtige Vaderhand is geschapen en nog steeds door Hem in stand wordt gehouden en bestuurd en tevens dat de hele natuur past in Zijn onnaspeurlijk Raadsplan om te dienen tot de verheerlijking van Zijn Naam. Dan staan natuur en bovennatuur, hemel en aarde niet langer tegenover elkaar. Maar dan vormen zij samen de iiarmonisciie eenheid van Gods hoge scheppingswerk. Een schepping, waarin wehswaar door mensehjke schuld de zonde scheiding heeft teweeggebracht, maar die door Gods verlossingswerk in Jezus Christus weer in beginsel tot eenheid herschapen is.
Daarom is het Godsrijk niet op verre afstand gehuld in de nevelen van de bovennatuur. Naar Goddelijk recht is er geen stukje natuur dat van het Rijk Gods afgezonderd mag blijven. De echte scheiding is die tussen het Rijk van God en het Rijk van de Satan en juist deze scheiding wordt door het thomistische schema verdoezeld. Met alle gevolgen van dien, want hoe gemakkelijk wordt het niet om onder verwijzing naar die nu eenmaal van lager orde zijnde natuur een zondig leven te excuseren.
Toch is dit niet de bedoeling van het schema van Thomas. Hij wil de mens juist aansporen tot een door hem mogelijk geachte verzoening tussen benedennatuur en bovennatuur.

Hiermee in verband staat evenwel het tweede bezwaar tegen deze schematische voorstelling. Want hoe is de verzoening volgens Thomas mogelijk? Op dit probleem heeft hij een oplossing, die gezien het voorgaande, paradoxaal klinkt. De mens verheft zich en God verlaagt zich. De mens wordt in staat geacht om op te klimmen van de benedennatuur naar de bovennatuur, zij het met assistentie van God. Hier ligt opnieuw een breekpunt met de Reformatie. Als de mens wordt geacht iets aan de verzoening te kunnen doen, dan gaat dat ten koste van Gods soevereiniteit. Het verlossingsplan van God berust echter niet op de goede aktiviteiten van de mens, aangevuld met Goddelijke hulp. Door Zijn genade alleen verlost God mensen en elke zelfverlossingsgedachte, hoe summier en hoe goed bedoeld ook, vormt daarbij een belemmering. Het is onmogelijk om te gaan van wetsvervulling naar genade, van verstandelijke overleggingen naar geloof, van zelfliefde naar naastenliefde. In die volgorde is er geen verzoening.

Inwendige en uitwendige factor

De twee hoofdvragen van de ethiek betreffen de aard van de mens en de wil van God. Nieboer en Beach spreken in hun verhandehng over de r.k. ethiek (Christian Ethics, New York, 1955) in dit verband van een 'Inwendige factor' en van een 'uitwendige factor'. Het gaat om de inhoud van beide factoren en bovendien is het van belang hoe zij zich tot elkaar verhouden. Zijn Rome en de Reformatie eensluidend in hun opvattingen over de aard van de mens en de wil van God en over de betrekking ertussen?

In algemene zin kan men stellen dat Rome beide factoren in beginsel rekent tot het terrein van de benedennatuur. Beide zijn natuurlijke factoren, die er bovendien aan meewerken dat de mens kan komen tot ethisch handelen. De inwendige factor slaat dan op bepaalde deugden, die hij zou bezitten en de uitwendige op eeuwige wetmatigheden in de natuur, waardoor God hem helpt bij hetgeen hij moet doen en laten. Ze helpen in de richting van christelijk ethisch gedrag. Maar dat niet alleen. In het vorderen op de weg van de heiliging ligt ook opgesloten voortgang op de weg van de rechtvaardiging. Ethisch handelen sluit rechtvaardiging in.Al meteen openbaart zich een fundamenteel onderscheid met de opvattingen van de Reformatie. De reformatoren verwierpen de mechanische indeling in benedennatuur en bovennatuur. Verder vulden zij de inwendige en uitwendige factor anders, door te ontkennen dat er natuurlijke deugden en wetmatigheden zijn, die meewerken in de richting van het voldoen aan Gods eis. Bovendien maakten zij, in tegenstelling tot Rome, onderscheid tussen Gods wet in algemene zin en de specifieke zedelijke geboden.Het schema van natuur en bovennatuur hangt ten nauwste samen met de r.k. mensopvatting. Daarop hopen wij in een volgend artikel nader in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1984

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Natuur en bovennatuur in de ethiek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1984

Protestants Nederland | 8 Pagina's