Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geef dan uwen knccht een verstandig hart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geef dan uwen knccht een verstandig hart

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geef dan uwen knecht een verstandig hart, om uw volk te richten, verstandelijk onder scheidende tusschen goed en kwaad: ant wie zou dit uw zwaar volk kunnen richten? I Kon. 3:9.

Reeds van oude dagen bad in het psalmlied de Knecht des Heeren, en nog steeds zingt de schare der geloovigen in het bedehuis: »Geef mij verstand met goddelijk licht bestraald".

Wijsheid en verstand en wetenschap worden in de Schrift met gesmaad, maar als een kostelijk sieraad aangeprezen. Hooger dan uitgegraven geluwe goud en dierder dan robijnen wordt het inzicht in de wegen des Heeren geschat. En niet den verstandelooze noch den onwijze noch den verdwaasde in zijn wegea, maar den man, die verstand en wetenschap bezit, prijst Gods Woord gelukzalig.

Dat er onder Christenen tegen verstandsontwikkeling geprotesteerd, tegen het jagen naar wijsheid opgekomen, en tegen het hoog loven der wetenschap gereageerd wordt, is dan ook niet, omdat Gods kind de duisternis boven het licht zou beminnen, maar omdat hetgeen de wereld voor verstandig uitvent, als wijsheid prijst en als wetenschap tot heerschappij poogt te brengen, geen ware wijsheid, geen kennisse van den echten wortel, geen wetenschap die verstandig maakt, is.

standig maakt, is. Salomo heeft nog door heel Azië en Europa nu, na bijna twintig eeuwen, den roem, dat er vóór hem geen wijze als Salomo geweest was; maar in onze dagen zou men Salomo tot het »niet denkend deel der natie" rekenen en een tweede klas hoogere burgerscholier zou laatdunkend uit de hoogte op Salomo neerzien.

Verbeeld u, Salomo hadoxa. wijsheid! Maar hij deed het niet omdat hij de studie der natuur of de les der historie verachtte. Integendeel, Salomo heeft alle leven van defiant bestudeerd van den ceder tot den hysop, en alle leven van het dier gadegeslagen van den leeuw tot de mier toe. Ook heeft hij de spreuken en de lessen der ouden tot zijn vermaan genomen. Maar dat alles was Salomo niet genoeg. Hij besefte, dat aangeleerde namen en feiten nog niet verstandig maken. Het was hem niet om veel weten, maar om wijsheid te doen. En omdat er geen wijsheid in de natuur noch in het menschenleven sprak, of de alleenwijze God moest ze er in gelegd hebben, daarom ging de groote Salomo ootmoedig tot de Bron en Springader aller wijsheid, en bad dat de Heere zijn God hem wijsheid wilde schenken.

Salomo wist dat God in het verborgene wijsheid bekend maakt.

wijsheid bekend maakt. Niet doordien God ons zonder oefening of inspanning, allerlei namen en zaken in ons geheugen prent, en ons alzoo de moeite van het leeren uitspaart.

l Dat is de bewering der geestelijke luiheid; s die van inspanning wars en door de zucht naar kennis niet geprikkeld, en aan den dorst naar wetenschap vreemd, de vroomheid als dekmantel voor de traagheid im€om\\X, en nu op indrukken, invallen, opwellingen afgaat, en deze als ingevingen, aanwijzingen en bekendmakingen van God beschouwt.

God beschouwt. Schriklijk is het kwaad door deze zondige dwaling in de kerk, in de maatschappij en in het huislijk leven aangericht.

het huislijk leven aangericht. _ Het is de zonde der valsche mystiek, die niet onderzoekt, die zich niet inspant en die geen arbeid des denkens aanlegt, maar op spelingen van het gevoel drijft.

lingen van het gevoel drijft. Rijst er een vraag wat weg men zal inslaan; hoe te handelen zij; welke keus in dit of dat geval te doen zij; — dan wil echte godsvrucht, dat men God den Heere om licht en inzicht zal aanroepen, en zich voorts in den vitg der middelen zal stellen, om door onderzoek der Schrift en onderzoek der zaak, en door de les der historie en bij het licht der ervaring, zich rekenschap van het voor en tegen te geven, en alzoo met klaar besef en helder bewustzijn te handelen.

delen. Maar 'dat kost tijd, kost moeite, kost inspanning; en veel lichter is het natuurlijk, om zich geen rekenschap te geven, niet te wikken en te wegen, alle onderzoek na te laten, en te wachten tot er, men weet zelf niet hoe, in ons gemoed zekere opwelling, in ons gevoel zekere neiging komt; om deze opwelling, deze neiging dan voor „wijsheid" van boven uit te geven, en te zeggen: »Zoo leidde de Heere mij."

En of dit dan niet zoo waarlijk toegaat? o, Ongetwijfeld, hoe gij ook uw weg overdenkt, de Heere stuurt toch uwen gang Gij wikt, maar God schikt. En of ge koning of dienstknecht zijt, uw hart is toch in de hand des Heeren als een waterbeek.

des Heeren als een waterbeek. Zeker hebt ge dus óók met die neigingen in uw binnenste te rekenen, maar niet dan na U verzekerd te hebben, dat God u overbuigt, en niet Satan of uw eigen lust u trekt.

niet Satan of uw eigen lust u tr En hoe wordt u dit nu ontdekt ?

En dan kan het antwoord natuurlijk nie anders luiden, dan: Door in de wegen de Heeren te blijven En die wegen zijn hier immer dat ge Hem den Heere uw God om lich en wijsheid zult aanroepen; dat ge na gebe den te hebben de middelen zult bezigen, die God in uw hand heeft gesteld; en dat ge daarin de gemeenschap met uw God zoekende alsnu de overbuiging in uw binnenste be spieden zult.

Is nu die overbuiging naar den kant, waa ook uw lust en uw vleesch heentrok, keer dan nogmaals in u zelven in; wantrouw wat in opwelde; en onderzoek u zelven scherpelijk, o ook als ge voor God u zelven wegwerpt en alleen op Zijn eere ziet, die overbuiging dezelfde blijft.

Te zeggen: »Volg nooit die overbuiging zoolang ook uw eigen hart er heentrekt, " gaat natuurlijk niet aan. Jacob moest van Laban weg naar Kanaan terug, en ook zijn eigen lust wilde zoo. De regel: »Doe altoos wat tege uw eigen lust ingaat'' is dus valsch. Dan ware Jacob steeds bij Laban gebleven. Maar we maant het tot voorzichtigheid; en steeds moet ge beginnen met zulk een overbuiging te wantrouwen. Alleen zoo ze in Gods gemeenschap stand houdt, moogt ge er op afgaan.

Salomo noemt dit: »Heere, geef mij een verstandig hart."

Bezieling en geestelijke stemming in het hart is niet genoeg; het moet ook verstandig ge richt worden. Niet dus verstand buiten uw hart om; dat is dorre kennis die doodt en niet opheft. Maar ook niet een gevoelig hart buiten het verstand om. Dat wiegelt u op soms zeer verraderlijke golven. Want wie zegt u dat een gevoelsbeweging uit God is, als ge maar al te goed weet, dat uw gevoel zoo vaak door Satan wordt bewogen; en dat Satan zich soms in zeer vrome vormen hult.

Geef mij »een verstandig hart", dat eerst is het volle en rijke, waardoor God zijn kinderen wijs maakt en ze stuurt in rechte paden. Niet alsof hart en verstand elk hun deel moeten hebben. Ten deele uw hart laten mee spreken, en ten deele aan uw verstand het zeggenschap laten.

Dat bedoelt de Schrift niet, als ze van »wijsheid" spreekt.

Neen, de wijsheid van het verstandig hart is, naar Gods onderwijzing, één. Ze komt ons toe, als God de Heere de fundamenten van ons hart recht legt, in verband met zijn ordinantiën stelt, en ons innerlijk regeert door de leiding des Heiligen Geestes. De zonde doet in een schijnwereld leven en doet ons verloopen in ajgetrokkenheden, di onpractisch maken, en ten gevolge hebben dat we telkens dwaasheden begaan en verkeerde paden kiezen.

Maar als God de Heere ons hart recht zet en invoegt in zijn ordinantiën en zijn wet weer in ons binnenste schrijft, dan keeren we in de wezenlijke wereld terug, we verstaan die wereld, en vanzelf voegt ons leven zich naar den eisch der practijk.

Dat maakte onze vaderen zoo wijs, die wijsheid als Salomo van God begeerd hadden, en als verhooring hunner bede wierden ingeleid én in de geestelijke kennis van Gods heilgeheimen én in de practische kennis van de dingen der wereld.

Ze verstonden beter dan eenig ander volk hun beroep. Ze gingen in nijverheid en handel de volkeri voor. Onze moeders waren de beste huismoeders. Onze werklieden de beste kunstenaars. Het leven tierde. En God maakte ze rijk, gelijk Hij Salomo bij & Q wijsheid rijk dom en eere gegeven had. En dit is nóg de weg.

Niet in het gevoelsleven wegzinken; dat maak onvast en breekt de kracht. Maar ook niet in verstandsleven opgaan; dat maakt dor en slui OBs buiten het practische leven.

Wat we noodig hebben is wijsheid, die alleen God schenken kan, om te beter zijn heil en te voller de dingen des levens te kennen, en beide practisch te verstaan.'

KuYPER.

Amsterdam, 6 Sept. 1889.

s Men spreekt tegenwoordig van Reformatie der kerken niet zelden, als ware deze met de Doleantie gelijkluidend. Hier komen we tegen op.

Reformatie der kerken is een veel breeder begrip dan de Doleantie. Reformatie is een heilige plicht, die aan alle Gereformeerde kerken is opgelegd. Reformatie is een roeping van Godswege, die naar gelang van tijden en gelegenheden tot zeer uiteenloopende daden leiden kan. Reformatie spreekt rechtstreeks tot de conscientie.

Hier dient op gewezen om velerlei reden. Vooreerst wijl het de Doleantie geducht schaden zou, bijaldien een kerk die hiertoe kwam, zich ging inbeelden, dat zij alsnu met den plicht der Reformatie had afgedaan, en niet inzag, hoe Christus haar aldoor het beeld zijner reine kerk voor oogen blijft houden, opdat ze zich hiernaar steeds meer reformeeren zou. Ook voor de Doleerende kerken gaat de plicht tot Reformatie steeds door.

Ten tweede zou deze misvatting geestelijken hoogmoed wekken. iVTen zou dan zoo denken gaan: „Eens was er een Reformatie in de i6de eeuw, nu brachten wij nogmaals een Reformatie tot stand. Dus staan wij eigenlijk op één lijn met Luther en Calvijn!" Een onzinnige gedachte, die geheel voorbij doet zien, hoe er een Reformatie op breede schaal en een Reformatie'in het klein kan wezen, en hoe de offers die in de i6e eeuw wierden gevraagd, nog heel wat anders waren, dan het offer waartoe men thans wierd geroepen. Toen was het: Al uw goed verbeurd verklaard. Uw land u ontzegd. Voor u of voor uw kind de brandstapel. Thans is er wat hoon en smaad te dragen; ook een geldelijk offer te brengen ; en daarenboven zijn goed recht miskend te zien; maar voorts gaat men vrij uit.

Ten derde komen we tegen dit kwaad op, overmits het hierdoor den schijn zou krijgen, als ware het geen Reformatie wat in 1834 is beproefd; waar het toch zonneklaar is, dat destijds metterdaad geheel gelijk, motief dreef, ook al koos de stroom, die toen vloeien ging, allengs een andere bedding.

Maar vooral verzetten we ons tegen deze voorstelling in de vierde plaats, omdat het t s s t ­ ons isoleeren zou, als ging ons nu het lot der broederen die in het Synodaal genootschap gebleven zijn niet meer aan, en als waren zij door onze daad van den altoos geldenden plicht tot Reformatie ontslagen

, Aan dit denkbeeld mag geen voet gegeven.

, ­ r f , Ook de kerken en de broederen, die nog onder het Synodale juk verkeeren, blijven van Godswege even onveranderlijk tot Reformatie geroepen als wij. En zoo ze oordeelen, dat de kerken in Doleantie daarbi een min goeden weg kozen, dan blijft niettemin op haar en hen de onafwijsbare verplichting rusten, om het dan anders en beter te doen.

Wel zien wij niet in, hoe ze het anders doen zullen, maar dit is hun zaak.

n l Alle menschelijk inzicht blijft gebrekkig en feilbaar, en zoo zij metterdaad een anderen en beteren weg kennen, om aan de schending van de Majesteit des Heeren in zijn iierken een einde te maken, laat ze dan spreken en laat ze op dien weg dan gaan. Wij leggen onze wijze niet aan derden op.

­ Slechts dit moet tegengestaan, veroordeeld en afgekeurd, dat met name de Gereformeerden onder deze broederen nu bij de pakken neerzitten; blijkbaar den plicht tot Reformatie als voor hen niet meer geschreven beschoüvifen; of wel doodleuk op en neer blijven Ifcuieren op paden, waarvan nu tien-en twintigmaal gebleken is, dat het paden zijn die doodloopen.

Dat is geen conscientieuse opvattingvan zijn roeping.

Dat is geen wandelen in den weg van plichtsbetrachting.

Dat is de graven der Hervormers bouwen, maar doen als de Sadoletussen, die hen gebannen of gedood hebben.

­ Dat is met woorden veel vertoon maken, maar voorts berusten in de zonde, waarvoor men mede verantwoordelijk staat, en zelf in die zonde mede zondigen.

Ia het Kerk. Weekblad dient een inzen­

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Geef dan uwen knccht een verstandig hart

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1889

De Heraut | 4 Pagina's