Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1931 - Bezinning op het genadeverbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1931 - Bezinning op het genadeverbond

Zeventig jaar geleden...

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 20 februari I929 gaat ds. J. Fraanje (1878-1949) uit Barneveld voor in een bidstond in de kerk aan de Boezemsingel te Rotterdam. Hij preekt overl Thessalonicensen 3:13. De volgende dag begint in datzelfde kerkgebouw de Noordelijke Particuliere Synode van de Gereformeerde Gemeenten. Bij het punt 'Ingekomen stukken' komt de preek van de vorige avond ter sprake. De Handelingen melden: Naar aanleiding van den bidstond....' Het laat zich vermoeden, dat ds. Fraanje daarin iets gezegd heeft over het verbond der genade. Afgevaardigden stellen vragen over de leer der verbonden. Is dit verbond van eeuwigheid of niet? Is Christus niet het Hoofd van het genadeverbond te achten? Is het met de uitverkorenen opgericht of met het natuurlijk zaad van Abraham? Er onstaat een brede bespreking. Tenslotte formuleert de vergadering zes uitspraken. Men besluit om die voor te leggen te beoordeling aan de generale synode die in 1931 zal worden gehouden.

(1)

Een vertrouwd klimaat... een nieuwe ontwikkeling

We staan hier voor de eerste aanzet, die zou leiden tot de bekende leeruitspraak over het genadeverbond in mei 1931. Dit jaar is dat precies zeventig jaar geleden. Wie zich in de ontstaansgeschiedenis verdiept, beseft in eens, dat hij in wat ander kerkelijk klimaat is terecht gekomen dan wij vandaag kennen. Een preekbespreking ter synode leidt tot een ontwerp leeruitspraak... Het zou vandaag echt ondenkbaar zijn, dat een Particuliere Synode een besluit neemt over een onderwerp, dat niet via de kerkenraad en de classis op de agenda is gekomen. Dat is de enige goede weg. Er waren zeker drie leden van het moderamen - het bestuur van de synode - die deze regel kenden. Maar kennelijk liet het gemoedelijke klimaat van het gezelschap, waaruit zo veel gemeenten ontstonden, zich nog gelden. Die gezelschappelijkheid had een grote aantrekkingskracht. Als men elkaar maar geestelijk verstond en vond... Daar ging het om... Dat gevoelen sleepte soms ook predikanten mee. Men verstond elkaar op deze vergadering in de zaak van het genadeverbond. Daarom kwam er een ontwerp-leeruitspraak, al stond het onderwerp niet op de agenda. Het feit markeerde overigens het begin van een nieuwe ontwikkeling in de Gereformeerde Gemeenten. Voor het eerst was er sprake van een bewuste dogmatische bezinning door een kerkelijke vergadering. Voor die tijd kwam dat niet aan de orde. Men had immers de oude schrijvers. Daar had men thuis altijd bij geleefd. Dat had men ook in de kerk gedaan als de gemeente vakant werd. Hoe je over een bepaald dogmatisch onderwerp dacht, liet de mensen niet onverschillig, maar het ging toch vooral om het werk van de Heilige Geest in de harten. De interesse voor bezinning op de leer was niet zo groot. In feite was er sprake van een zekere dogmatische onbelijndheid. Daarin kwam nu verandering.

Het lesboek van ds. Jongeleen

De bespreking naar aanleiding van de synodepreek was er nooit gekomen, als de kwestie van het genadeverbond in die jaren niet zo'n aandacht had gekregen in de kerkelijke pers. Het begon allemaal met de verschijning in I927 van het Lesboek over de Gereformeerde Geloofsleer van de christelijke gereformeerde predikant van Hilversum, ds. J. Jongeleen (1879-1961). Hij bracht een schriftuurlijk-bevindelijke prediking. We weten ook van hem dat hij niet afwijzend stond tegen de gedachte dat zijn kerkverband zou samengaan met de Gereformeerde

Gemeenten. Daarin bracht de verschijning van zijn lesboek verandering. Ds. G. H. Kersten (1882-1948), die als docent aan de pas geopende Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten, een vooraanstaande plaats innam, liet in het voorjaar van I928 heel duidelijk merken, dat hij niet blij was met het boek van zijn collega. Hij constateerde, dat Jongeleen afweek van de leer over het verbond van de genade, zoals die bij de mééste Nederlandse en Schotse oudvaders te vinden is. Alleen de uitverkorenen hebben deel aan het wezen van het verbond: Jezus Christus en Zijn gerechtigheid. Kersten wilde in de lijn van deze oude gereformeerde theologen staan. Hij kon er zo wel honderd noemen, die met hem twee verbonden leerden: het werkverbond en het genadeverbond. Dat laatste verbond wortelt in de eeuwigheid - het verbond der verlossing - en wordt op een verborgen wijze beheerst door Gods genadige verkiezing. Het is een verbond van enkel genade. Geloof en bekering zijn geen voorwaarden die wij moeten vervullen. De Heere schenkt wat Hij vraagt. God kan van Zijn kinderen niet af. Er is een genadige verkiezing. Dat geeft een diepe troost in aanvechting en strijd. Jongeleen had een andere visie. Naast het werkverbond sprak hij over het verbond der verlossing van eeuwigheid en het genadeverbond. Er zijn drie verbonden. Wellicht kan ik zijn standpunt-wat vereenvoudigd - het beste zo weergeven. Het genadeverbond wordt niet door de verkiezing beheerst. Alle gedoopten zijn op dezelfde wijze in het genadeverbond en bij hun doop wordt hen de belofte van de vergeving der zonden geschonken. De inhoud van die schenking moet echter persoonlijk deelachtig worden gemaakt. Dat vindt alleen plaats als zij zich bekeren en geloven. Alleen door het werk van de Heilige Geest komen bondelingen tot de inwilliging van het verbond. Er zijn tweeërlei kinderen van het verbond. Op de achtergrond hiervan staat Gods verkiezende genade.

Het bezwaar van ds. Kersten

Hoewel Jongeleen beklemtoonde, dat de wedergeboorte noodzakelijk bleef, kon hij ds. Kersten niet overtuigen. Dat veranderde evenmin toen prof. J. J. van der Schuit (1882-1968) zich in de discussie mengde in De Wekker. Ds. Kersten bleef bang dat de visie van de drie verbonden bij verkeerd gebruik zou uitlopen in een onbijbels verbondsoptimisme. Dat betekende het verlies van de aandacht voor het werk van de Heilige Geest in het hart van zondaren en daarmede van de schriftuurlijke bevindelijke prediking. Bij verkeerd gebruik valt immers alle nadruk op de belofte in de doop gegeven en op mijn gelovig aannemen daarvan. Geloof en bekering worden dan voorwaarden die de mens moet vervullen. De prediking wordt uitgehold tot 'geloof-prediking. Het genadeverbond gaat dan op een werkverbond lijken. De mens moet eerst geloven voordat Gods beloften worden vervuld.

De discussie - in feite was het een theologische polemiek of pennenstrijd - werd van beide zijden met grote scherpte gevoerd. Iets daarvan proefje nog in de Gereformeerde Dogmatiek (I, 313), als ds. Kersten daar over de leer van de drie verbonden zegt: 'Het wiegt de mensen in slaap als zijnde bondelingen, rechthebbende op de zaligheid, en het opent de deur voor en praktisch remonstrantisme, dat in geloof en gehoorzaamheid de kracht legt om bondeling te blijven'. Alle leden van de Particuliere Synode, die op 21 februari I929 te Rotterdam bijeen was, kenden deze discussie. De vragen die daar leefden, had ds. Ker

sten in juli I927 al opgeworpen in De Saambinder. De leer van de verbonden was het gesprek van de dag geworden. De gemeenten werden er niet alleen bij betrokken door het eigen kerkelijke blad. Ds. Kersten begon op verzoek van de Particuliere Synode in den lande ook lezingen te houden over de leer der verbonden. De eerste vond plaats op 7 augustus I929 te Middelburg. De kwestie zou ertoe leiden dat de wegen van de Gereformeerde Gemeenten en de Christelijke Gereformeerde Kerken verder uiteen gingen.

De visie van ds. Overduin

Er is echter nog een tweede factor, die naast het verbond de inhoud van de leeruitspraak van 1931 zal bepalen. Dat is de verantwoordelijkheid van de mens die onder het Evangelie leeft. In de Handelingen van 21 februari I929 staat een opvallende paragraafje, dat betrekking heeft op het wegblijven van Ds. D. Overduin (1875-1946) te Giessendam. Een jaar eerder heeft hij al meegedeeld niet meer naar kerkelijke vergaderingen te zullen komen. Hij voelt niets voor bindende kerkelijke afspraken. Zijn broer, ds. J. Overduin (1881 - 1963) te Gouda stelt zich als regel achter hem op.

Bij de bezwaren tegen dit onkerkelijke denken voegen zich die tegen de prediking van de Giessendamse predikant, die grote nadruk legt op het 'vrijmachtig en soeverein welbehagen' van God in Zijn uitverkoren in Christus. Dat accent gaat gepaard met een sterke mate van lijdelijkheid. 'De prediking neemt al te zeer weg de verantwoordelijkheid van den mensch', zo oordeelt een kerkelijke vergadering. Men waarschuwt de predikant tegen eenzijdigheid 'opdat de gemeente en vooral het opkomend geslacht geen misbruik make van de leer van vrije genade'. Ds. Overduin is zich niet bewust van afwijking in de leer. In I930 bestrijdt hij tegenover een commissie de opdracht van de evangelieprediker om bij de mens op bekering aan te dringen. De commissie wijst hem dan op de woorden van Paulus: 'Alsof God door ons bade, wij bidden van Christus wege, laat u met God verzoenen'. De Saambinder spreekt over 'een diepgaand verschil, dat zeer ernstig is'.

Het verschil in inzicht over de menselijke verantwoordelijkheid leidt tot het opzienbarende, gezamenlijk uittreden van de gebrs. Overduin uit de Gereformeerde Gemeenten in april I930. Door deze ontwikkeling wint de bezinning op de verantwoordelijkheid van de mens die onder de prediking van het Evangelie leeft - genoemd in het ontwerp van de leeruitspraak in I929 - sterk aan actualiteit en noodzaak.

Gorinchem, M Golverdingen v.d.m.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 2001

Daniel | 32 Pagina's

1931 - Bezinning op het genadeverbond

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 2001

Daniel | 32 Pagina's