Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gezelschapsleven in vroeger eeuwen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gezelschapsleven in vroeger eeuwen (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKGESCHIEDENIS

De 19e eeuw

oen er in de 19e eeuw op vele plaatsen in ons land „een dorre bediening" was, bloeide het gezelschapsleven, zowel buiten als in de kerk. In gemeenten waar men 's zondags stenen voor brood kreeg kwamen de mensen bij elkaar, soms rondom een oefenaar die een stichtelijk woord sprak, soms ook als gezelschap om met elkaar te spreken over het leven met de Heere en over de verborgenheden van het geloof. Verreweg de meest bekende oefenaar uit die tijd is geweest Wulfert Floor (1818-1876), die op de deel van zijn boerderij in Driebergen 's zondagsavonds oefende en daarnaast ook spreekbeurten vervulde in tal van gemeenten. Kerkehjk besef had Floor nauwehjks; waar hij gevraagd werd, daar kwam hij. En velen werden door zijn eenvoudige prediking gezegend. Zijn oefeningen die voor een deel bewaard gebleven zijn, werden na zijn dood uitgegeven en worden tot de dag van vandaag herdrukt en gelezen.

Maar ook binnen de kerk functioneerde het gezelschapsleven. Eén van de predikanten die dat stimuleerde was Ds Dirk Adrianus Detmar (1774-1844). In de verschillende gemeenten die hij diende was hij een enthousiast bezoeker van de gezelschappen, en hij schreef er ook over, zoals hij zelf zegt, hoe Gods kinderen met elkaar spraken over het inwendig genadeleven, en hetgeen ondervonden wordt op weg naar de hemel, over bijzondere ontmoetingen, zichtbare uitreddingen, gesterkt geloofsvertrouwen en vrohjk uitzicht op de toekomst.

Een andere kring waarin mensen samenkwamen was die van het Réveil, dat z'n aanhangers voomamehjk had in de „betere kringen". Centrale figuren waren Bilderdijk, Da Costa, Capadose, en anderen. De mensen van het Réveil waren over het algemeen niet geïnteresseerd in dogmatische kwesties, hechtten ook geen groot belang aan de kerk, maar wisselden graag geestehjke ervaringen uit, en deden daarnaast veel goed werk op sociaal terrein.

Juist het onbehjnde van het Réveil was de oorzaak dat de invloed toch betrekkeüjk gering is geweest: het ging op in de conventikels en het de kerk in feite aan haar lot over. Desondanks heeft het vormend gewerkt in eigen kring. Als voorbeeld moge dienen de Bijbellezingen die Da Costa op zondagavond hield in zijn eigen huis, en waar mensen van allerlei soort aan deehamen.

Het gezelschap en de Afscheiding

Het verval van kerk en prediking in de 19e eeuw heeft het gezelschap in de hand gewerkt. Naarmate de bediening van het Woord verschraalde, naar die mate nam de behoefte toe om in kleinere kring bij elkaar te komen. De gezelschappen in die tijd zijn dan ook voor een groot deel reacties op de dode orthodoxie en de toenemende vrijzinnigheid.

Steeds moeihjker wordt dan ook het aangeven van een precieze grens tussen een kerkdienst en een gezelschap. Want de particuhere samenkomsten ontaardden in vele gevallen in verkapte kerkdiensten. Dikwijls was er in zo'n kleine kring iemand die de gave had om leiding te geven of een stichtelijk woord te spreken. En zo'n figuur matigde zichzelf steeds meer bevoegdheid aan, of werd in zijn eigen kring op een voetstuk gezet. Op die manier werd hij de vanzelfsprekende voorganger in zijn eigen groep. En die groep kwam steeds meer op gespannen voet te staan met de kerk en met de ambten.

We zien dan ook een soort wisselwerking. Het gezelschap werd een kerkje, dat steeds meer onder kritiek kwam te staan van de plaatseüjke predikant en kerkenraad. En ïn het gezelschap nam het verzet tegen de kerk en tegen de ambtsdragers toe. Het was een spiraal, zodat kerk en gezelschap steeds verder uit elkaar groeiden.

Het is te verstaan dat deze gezelschappen de Afscheiding hebben bevorderd. Meteen nadat Hendrik de Cock in 1834 buiten de kerk was komen te staan, werden vele gezelschappen omgezet in afgescheiden gemeenten. Dat gebeurde opnieuw bij de Doleantie van 1886, onder leiding van Abraham Kuyper. Toen waren het voorname- Ujk de mensen van de Vrienden der Waarheid - plaatseüjke en regionale verenigingen die bedoeld waren om de kerk terug te roepen tot haar behjdenis - die de weg van Kuyper gingen en Dolerende kerken gingen vormen. En tenslotte zijn er ook vele gezelschappen geweest aan de uiterste rechterzijde, die als Gereformeerde of Oud Gereformeerde Gemeenten verder gingen.

Dat ging echter niet altijd zonder slag of stoot. Men was een zekere vrijheid gewend, en in de huiselijke kring van het gezelschap heerste een independistische geest, die niet gecontroleerd of gecorrigeerd werd. Maar was men eenmaal aangesloten bij een kerkverband, dan moest men zich voegen naar de regels van het kerkrecht, en dat bracht soms grote spanningen met zich mee. Gezelschapsmensen werden ouderhng of diaken, oefenaars werden predikant, en men kon zich niet langer veroorloven wat men gewend was op het gezelschap. Eén en ander heeft aanleiding gegeven tot veel onderüng geharrewar en scheuringen.

Naar de kerk terug

Het kon echter ook anders. Er waren gezelschappen waar mensen bij elkaar kwamen die niet konden opgaan onder de prediking, maar die dat bleven zien als een tijdehjke noodzaak, en daarom tot geen prijs de band met de Hervormde Kerk wilden verbreken. Zodra ze maar een mogeüjkheid zagen om zich weer onder de prediking te scharen, dan gebeurde dat ook en keerden ze naar de kerk terug. En dan werden vaak de voorgangers van het gezelschap ambtsdragers in de plaatseüjke Hervormde Gemeente. Op die manier hebben de gezelschappen zegenrijk gewerkt, juist om die vervallen kerk, onder de zegen van God, weer nieuw leven in te blazen.

Natuurüjk waren er enkeÜngen die zich afzijdig bleven houden en met argusogen keken naar hen die terugkeerden naar de kerk, hen soms verdacht maakten zelfs... Maar in het algemeen gesproken heeft het gezelschapsleven op die wijze zegenrijk gewerkt.

Licht en schaduw

De eeuwen door is er in de kerk van de Reformatie, naast de openbare bediening van het Woord, de raogeüjkheid geweest om in kleiner verband als gemeenteleden samen te komen, hetzij om de gehoorde preek te herhalen en te bespreken, hetzij om onderüng de Schrift te onderzoeken, hetzij om met elkaar van gedachten te wisselen over het geesteüjk leven en de verborgen omgang met de Heere. De vormen, en ook de benamingen waren verschiUend. In de begintijd werden het „profetieën" genoemd, later „private proposities", ook wel conventikels, gezelschappen, oefeningen, enz. Maar de bedoeling was hetzelfde: elkaar stimuleren, opwekken, bemoedigen, en zo stichtend en vormend bezig te zijn. Aan elke kant zitten schaduwkanten, ook aan het gezelschapsleven. Naarmate het meer en meer een eigen leven ging leiden kwam het gezelschap los te staan van het kerkehjk leven, werd het kerkehjk besef minder, nam de kritiek op de prediking en de ambtsdragers toe. Vaak was er ook een onderwaardering van de sacramenten. Kinderen bleven ongedoopt en eigenhjk werd de betekenis en de waarde van de kinderdoop ook niet meer verstaan. Aan het Avondmaal kon men niet deekemen, men zag het ook niet meer bedienen, en de behoefte eraan werd niet meer gevoeld.

Daar kwam bij dat men elkaar ging meten en wegen, beoordelen en veroordelen. Een bepaalde bekeringsweg - bij voorkeur die van de leider van de kring - werd als een maatstaf gehanteerd voor anderen, en wie daaraan niet voldeed, stond erbuiten. Het behoeft geen betoog dat hoogmoed, twist en tweedracht hier hun kansen kregen. Dit alles mag ons er niet toe leiden, negatief te zijn over het gezelschapsleven. Waar een goede leiding was, en waar men samenkwam met zuivere bedoeUngen, daar waren de gezelschappen dikwijls tot zegen voor de hele gemeente, soms ook tot gezondmaking van het kerkehjk leven. In bepaalde regio's hebben juist de gezelschappen de weg naar afscheiding geblokkeerd.

Voor zover ik kan zien is het gezelschapsleven zo goed als verdwenen. In onze tijd zijn er weer andere vormen om bezig te zijn met de Heihge Schrift: Bijbelkringen, gesprekskringen, vormings- en toerustingswerk. Dat alles dient ook nu - naar mijn inzicht - te wortelen in de gewone samenkomst van de gemeente, en onder toezicht te staan van de kerkenraad, anders gaat het ook een eigen leven leiden. En uiteindehjk gaat het er niet om dat in de gemeente éhtegroepjes worden gekweekt, maar dat er kernen zijn van waaruit het geestehjk leven wordt gevormd en gestimuleerd.

Bergambacht W. van Gorsel

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het gezelschapsleven in vroeger eeuwen (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's