Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN SPITSVONDIG ONDERSCHEID?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN SPITSVONDIG ONDERSCHEID?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn boek "De Schotse verbondsleer" heeft veel pennen in beweging gebracht. Dit is op zichzelf alleen maar goed te noemen, want alhoewel sommigen kortzichtig stellen dat de verbondsleer een bijkomstige zaak is, weten we uit de Schrift en de praktijk, dat de verbondsleer het hart van de leer raakt. De vragen omtrent de ellende en de verlossing van de mens kunnen buiten de verbondsleer om niet beantwoord worden.
Het is mijn bedoeling niet om op de recensies te reageren, voorzover deze mijn boek betreffen. Er zou wel een wens geuit kunnen worden aan het adres van sommige recensenten om zich toch niet te verliezen in het wijzen op schrijf- en drukfouten, maar de inhoud van het boek te bespreken, maar ik denk dat iedere schrijver van een boek wel zulke stille wensen uit bij het lezen van recensies.
Waar het mij om gaat is de beschuldiging aan het adres van de Ger. Gemeenten in de recensie van prof. W. van 't Spijker in "De Wekker".
Prof. Van 't Spijker besteedt ruime aandacht aan het boek "De Schotse verbondsleer". Er hebben al zes besprekingen in "De Wekker" gestaan en er komt nog meer.
In de eerste drie afleveringen stonden zaken, die niet correct waren. Er werden mij dingen in de mond gelegd, die ik niet geschreven had.
Dit is echter persoonlijk tussen mij en Prof. Van 't Spijker recht gezet. In de vijfde aflevering is dan ook gelukkig te merken, dat de recensent zich houdt aan wat letterlijk in het boek staat. Prof. Van 't Spijker verschilt in zijn verbondsopvatting van wat er in het boek "De Schotse verbondsleer" over het Genadeverbond wordt gezegd. Dit is zijn goed recht. Alleen de Schrift mag als koningin beslissen wat de ware verbondsvisie is. De vragen rondom verbond en belofte moeten ons naar de Schrift brengen om daar onze antwoorden te vinden.
Nu hebben de Ger. Gemeenten in 1931 de vragen, die toen rondom Verbond en beloften leefden, beantwoord met te stellen, dat het Genadeverbond onder de beheersing van de uitverkiezing staat. Een luisteren naar de Schrift heeft de Generale Synode van 1931 tot deze uitspraak gebracht.
De Schrift noemt dikwijls het gehele volk Israël het volk van Gods verbond. De Heere doet ook aan dat volk, als volk. Zijn beloften als Hij zegt: "Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen", Jes. 44 : 3. En toch blijven de meeste Israëlieten, ook in de nieuwe bedeling, onbekeerlijk en hard van hart. Hoe is dit met elkaar in overeenstemming te brengen? Het bijbels antwoord is dan: omdat de verkiezing heerst over de nakomelingen van Abraham. De Heere deelt Zijn goederen souverein uit. Hij zegt dienaangaande: "Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten", Gen. 1 7 : 2 1 . Gods verkiezing beheerst het verbond. Paulus wijst op dit geheim als hij zegt: "Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn", Rom. 9 : 6. Ik geloof dan ook niet, dat men zeggen mag wat Prof. Van 't Spijker zegt: "Met die stelling wordt de vaste troost, die wij in de belofte Gods vinden, weggenomen."
Is het dan nodig teneinde de vaste troost van de beloften veilig te stellen om de verkiezing buiten het Genadeverbond te houden? Ik meen juist van niet. Achter de verbondsbeloften staat de God, Die uitverkoren heeft tot zaligheid en Wiens voornemen niet verbroken kan worden. De verkiezing is de garantie, dat de verbondsbeloften vervuld zullen worden.
De leer, dat het Genadeverbond naar zijn wezen en vervulling onder de beheersing van de uitverkiezing staat, maakt het verbond vast en zeker. Terwijl een leer, die stelt dat het Genadeverbond voor zijn vervulling afhankelijk is van onze bekering en ons geloof, dit verbond juist zwak en onzeker maakt.
De beschuldiging is dan echter steeds: Indien het Genadeverbond onder de beheersing van de uitverkiezing wordt geplaatst, houdt men geen evangelieprediking meer over.
Het evenwicht tussen de verborgen verkiezing Gods en de geopenbaarde algenoegzaamheid van Christus' offerande in het Evangelie, kan inderdaad uit het oog verloren worden. De prediking is geen prediking van Gods verborgen besluiten, maar van Gods geopenbaarde Evangelie. Naar het Evangelie zullen wij geoordeeld worden en niet naar Gods verborgen besluit.
Prof. Van 't Spijker meent echter, dat wij dan alleen het Evangelie kunnen prediken als wij ook tot iedere hoorder kunnen zeggen, dat de verbondsbeloften, die spreken van een nieuw hart, de werking van het geloof en de aanneming tot kinderen, voor hen zijn.
Vanuit de gedachte, dat God een nieuw hart, een nieuwe geest, de werking van het geloof en de toeëigening van het heil alleen aan Zijn uitverkorenen belooft, kennen de Ger. Gemeenten een onderscheid tussen de beloften van het Genadeverbond en de beloften van het Evangelie.
De speciale verbondsbeloften gelden het verborgen lichaam van de kerk, terwijl het Evangelie met zijn beloften tot allen komt.
Prof. Van 't Spijker zegt daarvan: "En het spitsvondige onderscheid, dat hier gemaakt wordt tussen de beloften van het Evangelie en die van het verbond is goed genoeg om alle zekerheid ten enenmale weg te nemen. Wélke genade wordt ons aangeboden? Is het niet diezelfde goedgunstigheid, die Augustinus deed bidden: Geef wat Gij beveelt en beveel dan maar wat Gij wilt? Aanbod van genade: is het iets anders dan de welmenende belofte Gods, dat Hij ons hart wil veranderen, en ons wil toeëigenen wat we in Christus hebben? Wat verschilt de belofte van het evangelie dan van de belofte van het verbond?"
Prof. Van 't Spijker wil van geen onderscheid weten tussen wat het Evangelie iedere zondaar belooft en wat God in Zijn verbondsbeloften belooft te zullen werken in de Zijnen.
De beloften van een nieuw hart, een nieuwe geest, het geloof, kortom de toeëigening van het heil, gelden niet voor iedereen. Gods verbondsbeloften worden altijd vervuld. Zij spreken van: 'Ik zal geven . . . een nieuw hart, een nieuwe geest' en van: 'Gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn . . . en uw zonden zal Ik niet meer gedenken."
Wij willen deze verbondsbeloften inderdaad onderscheiden van de evangeliebeloften, die als volgt in de 5 art. worden saamgevat: "Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte allen volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof."
De aanklacht, die Prof. Van 't Spijker verder uit. dat door de verbondsbeloften niet algemeen te maken, de grond van de zekerheid verlegd wordt van Gods beloften naar de uitverkiezing en de kenmerken der genade, is ook niet juist.
De beloften zijn en blijven de grond van de zekerheid des geloofs. Voor een schuldig zondaar is er de zekerheid van de belofte van het Evangelie, "dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet zal verderven, maar het eeuwige leven hebben".
Het heil, dat het Evangelie bekendmaakt en de beloften, die het Evangelie verkondigt, dit alleen is toch het fundament waarop de schuldige zondaar bouwen kan. Door die beloften wordt het bestreden geloof onderstut. Deze moeten dan ook allen en een iegelijk verkondigd worden, met bevel van bekering en geloof.
Maar door de verbondsbeloften algemeen te maken en te zeggen: God heeft u allen beloofd, dat Hij u wil toeëigenen wat Christus heeft verworven, is de schuldverslagen zondaar niet geholpen en dit maakt de zorgeloze mens alleen maar zorgelozer.
Tenslotte nog iets over Calvijn. Wie de moeite wil doen te lezen wat Calvijn zegt in "Stemmen van Genève" deel 3, blz. 14 en 15 en in "De eeuwige verkiezing" blz. 21 en 22, zal zien dat ook deze grote reformator een onderscheid leert tussen de beloften der barmhartigheid, die algemeen zijn (de evangeliebeloften, C.H.) en de beloften van het Genadeverbond. die niet algemeen zijn.
En wat de eenzijdigheid van het Verbond der genade betreft, zoals dit geleerd is door Calvijn, kunt u het prachtige artikel lezen in "Calvinus Reformator" van Prof. J.B. Torrance. In dit artikel wordt gefundeerd uiteengezet, dat al spreekt Calvijn soms over voorwaarden van het Genadeverbond en al betrekt hij het gehele volk bij Gods verbond en beloften, de leidende gedachte bij Calvijn toch is, dat Gods Genadeverbond eenzijdig is.en door de verkiezing beheerst zijnde naar zijn kern en wezen alleen de uitverkorenen omvat. Ik hoop zo de vele vragen, die mij bereikt hebben enigzins te hebben beantwoord. Een nadere bezinning op deze zaken is alleen maar tot zegen voor de kerk. Ik blijf met Prof. Van 't Spijker van mening verschillen en ook wel met anderen, die stelden dat Calvijn toch een tweezijdig Verbond voorstond. Het Genadeverbond leer ik uit de Schrift kennen als een verbond van louter erbarmen, waarin God Zich eenzijdig en souverein nederbuigt tot de schuldige en vijandige mens om Zich in Christus over hem te ontfermen. Met Calvijn stel ik gaarne, dat er niets aan de genade voorafgaat. God is de EERSTE en de LAATSTE. De Heere geve ons zó Zijn verbondsgenade te kennen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1987

De Saambinder | 8 Pagina's

EEN SPITSVONDIG ONDERSCHEID?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1987

De Saambinder | 8 Pagina's