Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ondertekening van de belijdenisgeschriften

Pas heb ik nog over dit onderwerp geschreven. In een opinieblad van de Gereformeerde Kerken werd immers de vraag opgeworpen of het eigenlijk nog wel zin heeft om de belijdenisgeschriften te ondertekenen wanneer men zich toch niet aan zijn belofte houdt om niets te leren dan dat overeenkomt met de Bijbel als Gods Woord en met de belijdenisgeschriften van de kerk? Het opwerpen van zo n vraag spreekt boekdelen. De ontwikkeling in de Gereformeerde Kerken in een niet-gereformeerde richting gaat bijzonder snel. Ik las dezer dagen reeds de pikante uitdrukking „vrijzinnigheid op gereformeerde grondslag ".

De kerken van de reformatie hebben van meetaf de behoefte aan een belijdenis verstaan. Zwingli stelde reeds in 1523 enige artikelen op als leidraad voor een openbaar dispuut. En Luther achtte het nodig dat in 1529 een catechismus werd opgesteld niet alleen tot onderwijzing van de jeugd, maar ook opdat de protestanten in Duitsland in 1530 op de rijksdag te Augsburg openlijk voor de keizer en voor de gehele wereld rekenschap zouden geven van hun geloof. En in het begin van 1537 werd een door Calvijn opgestelde belijdenis van 21 artikelen door de raad van Genève aanvaard en door de burgers bezworen. In navolging hiervan werd ook in andere landen, waaronder Nederland, een belijdenis opgesteld. Zo kwam Guido de Brés met zijn belijdenis van de 37 artikelen, die later onder de naam Nederlandse Geloofsbelijdenis zou voortleven, en een enkel jaar later werd in het kerkboek van Datheen de Heidelberger Catechismus opgenomen. Naast deze twee belijdenisgeschriften kwamen ook nog de Vijf Artikelen tegen de remonstranten als een derde „formulier van enigheid".

De Gereformeerde Kerken onder het kruis in de Zuidelijke Nederlanden aanvaardden in haar vergaderingen van 1563 en 1566 het geschrift van Guido de Brés en spraken daarmee hun eenheid in de leer uit. En in de eerste synode van de Nederlandse Gereformeerde Kerken te Emden in 1571 sprak men bij de aanvang van de vergadering over de noodzakelijkheid van de eenheid in de leer. In het verslag van deze synode kan men lezen: „Om die eendrachtigheydt in de Leere tusschen de Nederlandtsche Kercken te bewijsen, heeft het den Broederen goet ghedocht de belijdinghe des Gheloofs der Nederlandtsche Kercken te onderschrijven..." Besloten werd dat de predikanten, ouderlingen en diakenen de belijdenis zouden ondertekenen, opdat daardoor de eendrachtigheid in de leer werd bewezen en gewaarborgd. Er werden bepaalde formulieren opgesteld voor deze ondertekening. Door zijn handtekening verklaarde men aan de leer der kerk te zullen vasthouden en niets te leren dat in strijd was met de belijdenisgeschriften. Men had wel het recht om bezwaren in te dienen bij de kerkelijke vergaderingen tegen bepaalde stukken van de belijdenis. Maar de kerk zou dan op grond van Gods Woord beslissen of die bezwaren juist waren. En men beloofde zich aan het oordeel der kerk te conformeren.

De verplichting om de belijdenisgeschriften op deze wijze te ondertekenen is blijven bestaan in ons land totdat koning Willem I een besturenorganisatie aan haar oplegde die geheel in strijd was met het wezen van de kerk der reformatie. In de afgescheiden kerken werd echter de verplichting om de belijdenisgeschriften te ondertekenen weer in ere hersteld. Tot nu toe is dit ook het geval in de Gereformeerde Kerken. Maar nu er allerlei vreemde leringen naar voren worden gebracht door predikanten en professoren klinkt de vraag luide op of men eigenlijk wel op deze weg kan voortgaan en of men de verplichting tot ondertekenen van de belijdenisgeschriften niet moet afschaffen. Velen houden zich toch niet aan hun handtekening en belofte.

Het ondertekeningsformulier

Op verschillende synoden is er over de formulering van het ondertekeningsformulier gesproken. Op de grote Synode van Dordt werd uiteindelijk het volgende formulier opgesteld, dat we in grote lijnen hier weergeven:

Wij ondergetekenden, dienaren des Goddelijken Woords, verklaren oprecht in goed geweten voor de Heere met deze ondertekening, dat wij van harte gevoelen en geloven dat alle artikelen en stukken der leer in deze Confessie en Catechismus der Ned. kerken begrepen, mitsgaders... (de Dordtse Leerregels) ...in alles met Gods Woord overeenkomen. Beloven derhalve dat we deze leer naarstig zullen leren en getrouw voorstaan, zonder iets tegen hetzelve in het openbaar of particulier, direct of indirect te zullen schrijven of leren. Gelijk ook dat we niet alleen alle dwalingen daartegen strijdende ... verwerpen, maar ook zullen tegenstaan, weerleggen en helpen weren. En indien het zou mogen gebeuren dat wij na deze enige bedenking tegen deze leer of enig punt daarvan zouden mogen krijgen, beloven wij dat wij dezelve noch openlijk noch heimelijk zullen voorstellen, drijven, prediken of schrijven; maar dat wij dit tevoren de kerkeraad, de classis en de synode zullen openbaren om daarover onderzocht te worden, bereid zijnde aan het oordeel derzelve zich gewillig te onderwerpen, daar we anders van onze dienst zullen worden ontheven. En wanneer te eniger tijd de kerkeraad, de classis of de synode om gewichtige redenen tot behoud van de enigheid en de zuiverheid van de leer een nadere verklaring van ons gevoelen zullen vragen, zo verklaren wij dat wij daartoe te allen tijd bereid zijn en dat we ons aan de uitspraak van die vergadering zullen houden.

Met de ondertekening van dit formulier geeft men een plechtige verklaring van instemming met de drie formulieren van enigheid: alzo geloof en belijd ik als dienaar des Woords. In de tweede plaats legt men de belofte af deze leer naarstig voor te staan en de dwalingen die er tegen strijden te weren. Men neemt in de derde plaats de verplichting op zich om bij twijfelachtige leerstukken deze niet te verbreiden

maar ze aan het oordeel van de kerkelijke vergaderingen te onderwerpen. En tenslotte verklaart men dat de kerkelijke vergaderingen het recht hadden om te onderzoeken of men zich in prediking en catechese en geschrift wel aan de leer der kerk houdt.

Nu men zich echter in de Gereformeerde Kerken niet meer aan deze dingen houdt komt vanzelf de vraag naar voren of men die ondertekening niet moet afschaffen. Het is immers niet eerlijk om tot ondertekening te dwingen, terwijl men van tevoren al weet dat men zich er niet aan houden zal.

Heeft ondertekening nog zin?

Zo is de vraag'ook opgeworpen op de gereformeerde predikantenvergadering of ondertekening eigenlijk nog wel zin heeft. Prof. dr. C. Augustijn sprak daar over de functie van be belijdenis. In 1 rouw lees ik nu:

„De discussie liep uit op deze — door ons nu wat huiselijk geformuleerde — vraag: als tegenwoordig dominees en professoren ongestraft kunnen zeggen dat ze niet in de historiciteit van Adam geloven, stelt het dan nog wat voor dat zij instemming betuigen met de belijdenisgeschriften van de kerk? Is het dan niet eerlijker dat we het ondertekeningsformulier maar laten zwemmen?

Om nu eerst de zaak een beetje op een rijtje te zetten: prof. Augustijn betoogde dat in het gereformeerde protestantisme de belijdenisgeschriften van huis uit niet meer zijn dan een soort verklaring van gevoelen. Pas later wordt de binding aan de belijdenis sterker en dit resulteert in het bekende ondertekeningsformulier van Dordt (1619). Vervolgens stelde hij o.a. dit: een juridische binding aan de geloofsbelijdenis maakt er onherroepelijk een norm van (ook al houden we er aan vast dat deze norm altijd genormeerd moet worden aan de Schrift); binding van ambtsdragers aan de belijdenis kan een kerk niet beschermen tegen ketterij; in onze tijd, waarin grote vragen nieuw aan de orde komen, is de funktie van de oude belijdenisgeschriften zeer beperkt (de formulering: in gemeenschap met de belijdenis der vaderen uit artikel 10 van de hervormde kerkorde was twintig jaar geleden een mooie vondst, maar zegt nu weinig).

Is, zo herhaalde prof. Augustijn een vraag, is het ontkennen van de historiciteit van Adam ketterij? Kijk eens naar zondag 3 en 4 van de Heidelbergse catechismus. Wat moet je doen? Iemand die dit ontkent er uit gooien of de belijdenis veranderen? Als je 't laatste doet, krijg je een lappedeken en als het aan prof. Augustijn ligt, wordt er niet geknoeid aan de klassieke belijdenisgeschriften. Wat dan? Afstand scheppen? Dat wordt al enigermate gedaan in het ondertekeningsformulier, als er gesproken wordt over de leer, die vervat is in... Maar het gaat dein over de leer van de erfzonde, en het historische schema waarin die gezet is laat je los. Dus ook die weg is afgesloten. Is praten over gemeenschap met de belijdenis der vaderen beter? (prof. dr. J. v. d. Berg deed hier een goed woord voor).

Maar in die belijdenisgeschriften der vaderen worden harde noten gekraakt over dopersen en met name rooms-katholieken. Ja, maar dat is de context, zegt iemand. Maar dominees die met r.k. collega's de eucharistie vieren nemen vraag en antwoord 80 van de catechismus niet voor hun rekening en de anderen herkennen zich er niet in. Ik wil, ging prof. Augustijn verder, dan óók belijden in gemeenschap met de vaderen van Trente. Ik zie geen andere oplossing dan dat we voor 't moment zeggen: we gaan geen nieuwe belijdenis formuleren (een van de thesen van prof. Augustijn was: een geloofsbelijdenis kan alleen opgesteld worden in een tijd dat in de kerk een grote mate van eenstemmigheid heerst), we zitten met allerlei vragen die we met elkaar, en dan niet alleen in eigen gereformeerde kring, moeten doordenken. Is trouwens een belijdenis zo geweldig belangrijk vandaag? Het gaat er om dat we een goed getuigenis geven in deze wereld en bovendien: we moeten erkennen dat ons kennen zeer gering is. Intussen is daar dat ondertekeningsformulier nog steeds. Gaan we 't afschaffen? Iets anders opzetten? Ja, maar dan loop je het gevaar dat je weer een nieuwe uitspraak krijgt (kijk naar de manier waarop de leeruitspraak van Assen-1926 is opgeheven!) en dat velen toch weer in een eng keurslijf komen. Is er nu zoveel bezwaar tegen, zo vroeg prof. Augustijn ten slotte, om zo te leven als een r.k. collega van mij, die al negen keer de modernisteneed heeft afgelegd, die hem niets zegt... maar och... „dat doen we nu eenmaal zo bij ons in de kerk". Er is gevraagd naar duidelijkheid (o.m. ds. H. J. Spier uit het Zuidhollandse Rijswijk deed dit), maar wat doe je met duidelijkheid in een tijd waarin de zaken niet duidelijk liggen? Dan is duidelijkheid niet duidelijk en niet eerlijk. Aldus prof. Augustijn. Hij kreeg applaus." —<

Het is een klein beetje onbegrijpelijk dat prof. Augustijn applaus kreeg met bovengenoemde uitspraken. Hoe kan prof. Augustijn nu belijden in gemeenschap met Trente? Hoe wil hij de naam gereformeerd behouden als hij een weg opgaat als hij hierboven tekent? Wat zegt dat „gereformeerd ' dan nog? Het is eigenlijk begrijpelijk dat er stemmen opgaan om deze naam maar los te laten en te veranderen in „evangelisch", een naam immers die in het huidige spraakgebruik vaag is en waarmee men allerlei kanten op kan. Ik zou nog verschillende andere vragen aan deze professor willen stellen. Maar het tekent ook wel duidelijk hoezeer de Gereformeerde Kerken de weg van de Hervormde Kerk opgaan met een belijden „in geest en hoofdzaak" en met de formule „in gemeenschap met de belijdenis der vaderen", waarbij alles meegenomen wordt, tot uiterst vrijzinnig toe. Als gereformeerde belijders in de Hervormde Kerk zouden we alle gereformeerden in andere kerken toe willen roepen: Laat u het Woord Gods toch niet ontnemen en ook de gereformeerde belijdenis der kerk niet. Want dat wordt een onherstelbaar verlies. De Gereformeerde Kerken zijn op een uiterst gevaarlijke weg. Ik wil de broederhand reiken aan al die gereformeerden die verontrust zijn over de gang van zaken in hun kerk en hen toeroepen: blijf getrouw!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 april 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 april 1969

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's