Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vraagstuk van de geboorteleden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vraagstuk van de geboorteleden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In haar vergadering van juni 1970 be$loot de Generale Synode een commissie in te stellen, die zich bezig zou gaan houden met de vragen die er gerezen waren met betrekking tot het al dan niet bij de kerk behoren. Deze commissie is aanvankelijk gesplitst in 2 kleine commissies, die elk een aspect van de problemen hebben bestudeerd. De ene commissie hield zich bezig met de vragen van administratieve aard en de andere met de theologische achtergronden.

Op de synodevergadering van 20 november jl. bood de laatstgenoemde commissie, die zich inmiddels had uitgebreid met twee theologen uit de Geref. Kerken, een stuk aan, waarin zij aan de hand van haar studie de synode een voorstel tot wijziging van Artikel II van de kerkorde voorlegde.

Achtergrond

Het registreren van de leden der kerk is mede door de vele verhuizingen, die er plaatsvinden een omvangrijk stuk werk geworden. Veel gemeenten, waaronder alle grote, hebben dit werk uitbesteed aan de S.M.R.A. (Stichting voor Mechanische Registratie en Administratie). De kosten hieraan verbonden, zijn niet gering en geven voor de grote en meestal financieel zwakke gemeenten grote zorgen. Begrijpelijk dat men zich ging afvragen of het nog wel zin heeft om alle nietmeelevenden steeds maar te blijven registreren. Volgens het bestaande Kerkorde art. II zou men hier niet onderuit kunnen, dus wordt de hele problematiek bij de synode op tafel gelegd. Er zit voor de synode niet anders op, dan van de hele materie een diepgaande studie te laten maken, wat dan ook is geschied door bovengenoemde commissie. m D h a l p m D

Het bestaande Art. II van de Kerkorde t k

In art. II van de Kerkorde wordt gezegd:1. Krachtens het genadeverbond behoren tot een hervormde gemeente, die rondom Woord en sacramenten wordt vergaderd, en mitsdien tot de Nederlandse Hervormde Kerk, gesteld onder haar opzicht en gehouden tot dienstbetoon aan elkander en de wereld, i d a h rg L d w

zij, die door openbare belijdenis des geloofs belijdende leden (lidmaten) der kerk zijn geworden; zij, wier inlijving in de gemeenschap der kerk is bekrachtigd door de Heilige Doop; en zij, die uit hervormde ouders zijn geboren. s s w D v

2. Tot een hervormde gemeente behoren ook zij, die krachtens hun belijdenis, doop of geboorte tot een andere kerk behoorden en naar de Hervormde Kerk zijn overgekomen. D v v gd

Voorstel nieuw Art. II b d

Het nieuwe voorstel luidde nu: d t

1. Leden van een hervormde gemeente, die rondom Woord en sacramenten wordt vergaderd en geroepen wordt tot getuigenis en dienstbetoon — en uit dien hoofde ook leden van de Nederlandse Hervormde Kerk — zijn zij die in een hervormde v Hk s re p gemeente de Heilige Doop hebben ontvangen, maar nog niet gekomen zijn tot openbare belijdenis des geloofs (doopleden),

zij, die door belijdenis des geloofs in een hervormde gemeente belijdende leden (of lidmaten) zijn geworden, en zij, die belijdende leden of dooplden waren van een andere kerk, maar naar de Hervormde Kerk zijn overgekomen. 2. Met hen die in een hervormd gezin zijn geboren of opgenomen, maar (nog) niet gedoopt zijn, onderhoudt een hervormde gemeente — gedachtig aan de trouw en barmhartigheid van de God van het Verbond — een bijzondere band, wanneer en zolang dit mogelijk is. Zulk een band onderhoudt zij ook met de anderen, die blijk hebben gegeven van verbondenheid met de gemeente.

Toelichting van de commissie

De commissie kon zich niet losmaken van de gedachte dat de ruimte binnen de grenzen van de kerk zo groot mogelijk moet zijn.

De Kerk van het Verbond van God valt echter niet te begrenzen en valt helaas ook niet samen met de empirische of institutionele kerk.

Het is dan ook niet mogelijk om deze twee afzonderlijke grootheden onder één noemer te brengen. De koppeling van de kerk aan het genadeverbond lijkt de commissie niet mogelijk en komt daarom in het nieuwe voorstel niet meer voor. De driedeling in de soorten leden is gehandhaafd, met dit verschil dat er een andere volgorde is aangebracht. De doopleden worden nu het eerst genoemd in plaats van de lidmaten en de overgekomen leden uit andere kerken nemen nu de derde plaats in.

De derde categorie uit het bestaande artikel wordt niet langer tot de leden gerekend, maar wordt in het nieuwe voorstel in een apart lid 2 omschreven. Als men deze zg. geboorteleden uit het bestaande artikel II zou handhaven, dan doet zich et merkwaardige voor dat alle nietrooms-katholieken in Nederland tot deze groep gerekend kunnen worden.

aat dit eertijds zo geweest zijn, thans is e situatie toch wel anders. In het nieue voorstel wordt deze groep dan met de chare aangeduid. Het was immers de chare waar Jezus mee bezig was en aarover Hij bewogen was.

e commissie werd inmiddels ook nog oor een ander probleem geplaatst.

e Gereformeerde Kerken blijken bij het oortgaande gesprek met de Ned. Herormde Kerk zich niet te kunnen verenien met de zogenaamde volkskerk-geachte, en aangezien dit een breekpunt lijkt te zijn, kreeg de commissie opgeragen ook dit oecumenische aspect oner ogen te zien. De commissie heeft wee gereformeerde theologen bereid geonden om met hen mede te werken. et feit dat het nieuw voorgestelde artiel II door de gehele commissie onderchreven wordt, mag de veronderstelling echtvaardigen, dat dit oecumenische asect hiermede uit de weg is geruimd. v m b k et h m d

De synode

Zonder alle sprekers met name te noemen volgt hieronder een kort overzicht van de meningen die in de synodevergadering naar voren kwamen.

De probleemstelling als zodanig blijkt niet nieuw te zijn.

In 1568 is men op het Convent van Wezel diepgaand bezig geweest met de vraag: wie en wanneer er gedoopt mochten worden. Men besloot toen dat alle kinderen gedoopt mochten worden overmits zij binnen het verbond staan.

In 1849 bleek bij een onderzoek, dat er in Nederland geen ongedoopte kinderen waren.

Dat dit echter niet lang meer zo zou voortduren mogen we aannemen uit het feit dat er bij het opstellen van de Reglementenbundel in 1852 een bepaling opgenomen werd, die handelde over hen, die door geboorte tot de kerk behoren en daardoor in een bijzondere betrekking tot de gemeente geplaatst worden. Deze regels zijn zo gebleven tot in 1950 de Nieuwe Kerkorde werd aanvaard.

In 1849 was Nederland dus een gedoopte natie. Thans ziet de situatie er wel anders uit. Het blijkt dat alleen al één derde van het. ledenbestand van de Herv. Kerk ongedoopt ig. Vraag is of er nog een christelijke kerk op de wereld is, die een zo groot deel ongedoopten tot haar leden rekent.

Er zijn in het algemeen drie kerktypen te onderscheiden.

a. De kerken die alleen de belijdende leden tot hun gemeenten rekenen. Hierbij vindt een zeer duidelijke begrenzing plaats maar dit leidt dikwijls tot sektarisme.

b. De kerken die hun grens stellen aan het gedoopt zijn (doopkerken). c. De kerken die hun ledenbestand willen laten samenvallen met het genadeverbond.

De Ned. Herv. Kerk behoort tot het laatstgenoemde type en meent hierin Calvijn mee te hebben wanneer deze schrijft dat de kinderen tot de kerk behoren op grond van Gods genadeverbond. Van gereformeerde zijde wordt hiertegenover gesteld, dat Calvijn ook gezegd heeft dat men lid wordt van de institutionele kerk door de doop. Dit is dus de poort die toegang geqft.

Naast deze leden van de kerk heeft men dan de schare, die men niet meer tot de leden van de kerk mag rekenen. Van hervormde zijde wordt er gezegd dat het genadeverbond geen grenzen heeft en de vrees komt dan naar voren dat de kerk met haar nieuwe artikel II te eng wordt.

Een vooraanstaand man uit de Pinksterbeweging heeft eens gezegd dat God wel kinderen, maar geen kleinkinderen heeft en men is bang dat deze gedachte ook terrein zou winnen binnen onze kerk met het nieuwe art. II. Iemand voelde er meer voor om ook 'de kinderen van gedoopte hervormde ouders tot de leden der

kerk te rekenen. Hij zou graag zien dat de grootouders een beroep mogen doen op de Verbondstrouw voor hun kleinkinderen.

Een ander vestigde het oog op een heel andere groep, en wel op al die ongedoopten, die toch wel bij de kerk gerekend willen worden, maar op hun eigen wijze buiten de gemeente bezig zijn. Weer een ander stelde dat het onmogelijk is om in een artikel te omschrijven wie er tot de kerk behoren, ervan uitgaande dat de kerk stoelt op het genadeverbond.

Artikel II zou dan moeten luiden: 'Allen die tot de kerk behoren zijn zij die Boven beschreven staan'.

Men was over het algemeen niet gelukkig met de uitdrukking schare. Het was immers ook de schare geweest, die uiteindelijk Jezus liet kruisigen.

Iemand wilde de geboorteleden zelfs als de ere-leden van de kerk aanduiden. Gelukkig werd ook benadrukt dat niet alleen de secularisatie de oorzaak is van het verschijnsel geboorteleden, maar dat dit zeker voor een groot deel te wijten is aan postorale verwaarlozing. Het zou te ver voeren om alle sprekers volledig tot hun recht te laten komen, daarom heb ik getracht een aantal meningen zó weer te geven, dat het verslag een enigszins aansluitend geheel vormt. Doordat de meningen dikwijls lijnrecht tegen elkaar ingingen, zag de synode er geen heil in de discussie op een beslissing uit te laten lopen.

De commissie kreeg daarom het verzoek zich opnieuw te buigen over deze problemen, waarbij dan rekening gehouden zou moeten worden met de gemaakte opmerkingen van de synode. Geen eenvoudige opgave voor een commissie die unaniem achter het ter tafel gebrachte stuk stond. Wij bidden hen dan ook Gods onmisbare zegen toe bij voortgang van Kun studie.

Vragen

Al schrijvend valt het je op, dat er eigenlijk maar één. van de twee aspecten uit artikel II aan de orde is geweest. Genoemd artikel zegt in de eerste plaats wie er tot de kerk.behoren en in de tweede plaats over wie de kerk het opzicht heeft.

Het is juist dit punt van het opzicht dat niet aan de orde is geweest en je vraagt je af, zou hier niet een mogelijkheid inzitten voor een wat breder voorstel ? Ligt het niet voor de hand, dat wanneer deze beide aspecten van elkaar losgekoppeld worden, er een veel duidelijker en beter omlijnd beeld gegeven kan worden van deze beide wezenlijk verschillende punten ? Het is toch niet noodzakelijk dat het opzicht gelijkvalt met het ledenbestand ?

Is het opzicht als zodanig niet wat breder te omschrijven, hierbij denkend aan de pastorale en apostolaire merites, vooral ten aanzien van een groep die men dan niet meer tot het ledenbestand van de kerk kan rekenen ?

Het is., met schroom dat ik bovenstaande vragen stel, en veronderstel dat ook de commissie hiermee bezig is geweest. Nochtans blijven het voor mij vragen en ik hoop hier nog' eens antwoord op te krijgen.

Slot

Het doet je goed wanneer de synode zich bezighoudt met onderwerpen als deze, waarbij belijdenis en wandel een rol spelen en waarbij de modaliteiten buiten het geding blijven. Het gaat dan op zulke momenten niet om het gelijk of ongelijk hebben, maar je ontdekt dan een zekere schroom om mensen te oordelen. Want daar ben je dan toch mee bezig als je stelt dat de ene er wel en de ander er niet meer bij hoort. Het siert de synode dat zij in zaken als deze niet lichtvaardig handelt, maar bewogen is over mensen die zichzelf buiten het heil van Jezus Christus plaatsen.

Maarssen

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Het vraagstuk van de geboorteleden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's