Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

jeugdfontein

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

jeugdfontein

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit maal beginnen we met de tweede helft van het gedicht

HET SCHOT VOOR STEENWIJK

(1580)

De lucht was dik, geen ster kwam door; Geen schemer in 't verschiet; Doch, hielp het loerend ocg hem niet, Te beter hielp hem 't luisterend oor. Daar klonk de kreet weer langs de muur En op 't gerucht af geeft hij vuur.

Het schot brandt los; er volgt een plof, En met de plof een gil En eensklaps-eensklaps is het stil. De welgemikte kogel trof. De snorker lag, zo lang hij was,

Te gijpen in een modderplas. En door de knal van 't schot gewekt, Schiet wacht en voorpost aan; De wolken dreven van de maan. Men vond de huurling uitgestrekt En sleurde 't lijk door dras en nat Tot op het marktveld in de stad.

Maar als men toorts en pekkrans brengt En 't lichaam wendt en keert Is 't ongekwetst en onbezeerd.

Niet eens de kolder was gezengd; Er was geen blijk van lood of kruit En niemand lei zich 't raadsel uit.

Doch zie, doch zie, is daar geen wond? Het bloed vloeit langs de kin. Men zag de blauwe lippen in Er was geen tong meer in de mond! In 't epen keelgat viel het schot En 't lood bleef steken in de strot.

De menigt' zag elkander aan En stond ontzet en dacht, Of niet misschien een hoger Macht, Dat snaphaanschot had af doen gaan; Of mocg'lijk geen onzichtb're hand, Die vurige tong had uitgebrand.

Nog jaren werd in Steenwijks wal Van 't wond're schot verteld Het staat in 's lands kroniek vermeld, 't Verdiende 't wel, het vreemd geval! 't Zegt ons: Daar is een God, Die leeft En op deez' aarde vonnis geeft!

De vorige keren hebben we stil gestaan bij de onsterfelijke getuigen Gaspar Olevianus en Zacharias Ursinus. Nu zullen we het hebben over de man, die deze twee godgeleerden samen brengt. Dat was

FREDERIK DE VROME

In de dagen, waarin Olevianus en Ursinus leefden, regeerde in Wittenberg keurvorst Frederik III. Zijn vader heette Johan II. Dit was een streng katholiek vorst, dus werd Frederik rooms opgevoed. Als hij eens terugkomt uit de strijd tegen de Turken, waarin hij zich dapper gedragen had, komen ze aan het hof van de Brandenburger keurvorst. Daar stenden geen beelden en er werd geen mis gelezen, want de keurvorst daar was niet rooms meer, maar „ketters", een volgeling van Luther. Daar ontmoette hij de jonge prinses Maria van Brandenburg, waarmee hij in 1537 in het huwelijk trad. Zo begon God Frederik tot Zich te trekken. Maar Frederik wilde, als ieder mens, niet. Dan zendt God beproevingen. Eén er van was het verdrinken van hun geliefde zoon Herman. Maria was wel bedroefd, maar niet ontroostbaar. Zij had een troost in leven en sterven. Frederik niet, maar hij verlangde wel naar die troost.

Daardoor kwam hij tot de besliste keuze. Het kwam weldra tot uiting; ook in zijn wezen als vorst. Toen hij dan ook de gehele regering had overgenomen voerde hij de calvinistische godsdienst in. Hevig is het verzet daar tegen, want heel Duitsland was öf rooms èf luthers. Ook de keizer was boos. Hij stuurde hem meteen de boodschap deze godsdienst uit de Paltz te verwijderen. Maar Frederik deed het niet, hoe zijn vrienden er ook op aan drongen.

„God is machtiger dan de keizer", zei hij. In 1560 is er een belangrijke rijksdag. De keizer heeft Frederik III voor zijn gericht gedaagd. Geen van alle vorsten weet of hij komen zal. Het is 14 mei, rijksdag. De rijkskanselier leest de dagvaardiging van Frederik voor, maar deze is niet aanwezig. Maar plotseling hoort men paardengetrappel en even later treedt de ongewapende Frederik binnen met zijn zoon Johan Casimir achter hem. Deze draagt een Bijbel. Frederik groet de keizer en wacht. De kanselier vraagt hem, namens de keizer, of hij wil gehoorzamen in het stuk der godsdienst.

Frederik antwoord: „Ik wil alleen één Koning erkennen en ik laat me inzake de godsdienst alleen door het Woord Gods leiden. Ik, Frederik, keurvorst van de Paltz, heb gesproken."

Keizer Ferdinand I kijkt hem met vlammende ogen aan, evenals de rijksgroten, maar dan staat de machtige keurvorst van Saksen op en ontroerd zegt hij: „Frits, gij zijt vromer dan wij allen". Hiermee is het pleit beslecht. De keizer moet ervaren dat God de machtigste is.

Van nu af aan staat Frederik III bekend als Frederik de Vrome.

Als in de gehele Paltz het calvinisme is ingevoerd komt bij Frederik een mooi plan cp. Met niemand dan met God heeft hij er over gesproken. Hij schrijft twee gelijkluidende brieven. Eén aan dominee Olivianus en één aan professor Ursinus. Een bode brengt de brieven weg. Er staat in dat zij beiden die middag op het slot moeten komen.

Samen komen ze naar het slot, waar de vorst hen wacht. Die geeft hun een uiteenzetting wat ze moeten doen. Er moet een catechismus komen. Een eenvoudig vraag en antwoordenbeek, waarin de leer der kerik zuiver en naar de Schrift behandeld wordt en dat later voor ieder te begrijpen is. Ursinus en Olevianus stellen vragen. Ze zijn blij met hun opdracht, maar ze moeten weten wat hun te doen staat.

Frederik antwoordt slechts: „Laat Melanchton u ten voorbeeld zijn". Dadelijk gaan ze aan het werk.

Ursinus stelde twee catechismussen op; een grote en een kleine. Olevianus maakte een opstel waarin hij cle bijbelse gedachten over de leerstukken der kerk uiteenzette. Het woord catechismus is afkomstig van een grieks woord, dat onderwijs met levende stem betekent. Het was een groot werk. Pas aan het eind van 1562 waren ze klaar.

Met alles wat ze dan hebben gaan ze naar cle keurvorst en deze laat dan enige afschriften zenden aan geleerde theologen. Al degenen, die deze afschriften beoordeelden vonden het een goed en schoon werk. Doch één onderwerp was naar de zin van de keurvorst niet genoeg behandeld, n.1. dat van het Heilig Avondmaal. Wat nu vraag 80 is stond er eerst helemaal niet in, maar is later ingevoegd.

Van de eerste druk is er nog één exemplaar bewaard gebleven. Dit ligt in de bibliotheek van de rijksuniversiteit van Utrecht. Ursinus heeft na die tijd nog een boek geschreven: „Het Schatboek", waarin hij de catechismus verklaart en bewijst dat deze op de Bijbel is gebaseerd.

In 1576 stierf Frederik de Vrome en zijn zoon Lodewijk werd zijn opvolger. Deze was luthers en hij zette alle calvinistische predikanten, hoogleraren, e.d. af en verjoeg hen uit zijn land. Doch God zorgde voor hen.

Ursinus kreeg een beroep naar Neustad; daar stierf hij in 1583, nog maar 49 jaar oud.

Olevianus werd eerst onderwijzer-predikant bij de graaf van Witgenstein en later predikant-hoogleraar te Herborn. In 1587 sterft hij aan een ernstige ziekte.

Zo zijn alle „onsterfelijke getuigen" thuisgehaald.

Dat heb je keurig gedaan Henk. Het is goed om steeds weer stil te staan bij die belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis der kerk. Opdat we niet vergeten, wat de Heere in vroeger tijden gedaan heeft.

Allen een hartelijke groet vanuit Tholen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1971

Daniel | 16 Pagina's

jeugdfontein

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1971

Daniel | 16 Pagina's