Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET ZIT 'EM TOCH NIET IN HET UITERLIJK?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET ZIT 'EM TOCH NIET IN HET UITERLIJK?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

<br />

Deze en soortgelijke opmerkingen worden vaak gehoord. Vooral als we het er met elkaar over hebben of bepaalde vormen van kleding wel gepast zijn. Of wanneer de vrouwen en meisjes gevraagd wordt, in de kerk wat op het hoofd te zetten.

Er zit natuurlijk een ware kant aan deze opmerking. De Heere Jezus waarschuwt ernstig tegen de uiterlijke vormendienst van Farizeeërs en Schriftgeleerden. Hij vergelijkt ze met witgepleisterde graven, van buiten mooi, van binnen vol doodsbeenderen. En onze godsdienst is leeg en doodarm, als we ons meer druk maken over het uiterlijk, dan over het innerlijk. Helaas gebeurt dat veel.

Toch is het uiterlijk niet onbelangrijk. Ons uiterlijk weerspiegelt in de regel iets van ons innerlijk. Als bijv. een bruidegom op zijn trouwdag zijn bruid gaat halen, zou hij toch wel erg teleurgesteld zijn, als ze in een vieze oude jurk klaar stond om met hem mee te gaan naar stadhuis en kerk. Die trouwjurk is wel het belangrijkste niet, maar hoort er toch bij en geeft iets weer, van wat er in het hart van de bruid leeft. Ze versiert zich voor haar bruidegom, ook uiterlijk.

Nu is de bruid van Christus veel meer om haar inwendig schoon te roemen. Maar dat betekent juist ook, dat de liefde en achting, die ze haar hemelse Bruidegom toedraagt, ook in haar uiterlijk te zien zal zijn. Als het onze innerlijke begeerte is voor de Heere te leven - en daartoe worden we vermaand en verplicht- dan zal dat ook naar buiten komen in uiterlijk en kleding, in en buiten de kerk. Dan wensen we ook daarin te gehoorzamen uit liefde, aan het Woord van de Heere. En de Heere vindt het uiterlijk toch belangrijk genoeg, om daarvoor in Zijn Woord diverse richtlijnen te geven.

Geen monniken
Het is overduidelijk uit de Heilige Schrift, dat onze kleding en versiering eerbaar en matig moet zijn. Lees aandachtig 1 Timotheus 2 en 1 Petrus 3. Dat wil in ieder geval zeggen, dat we ook bij warm weer, kleding dragen, waarbij ons lichaam (ook onze ledematen) behoorlijk bedekt is.

We behoeven echt niet als monniken en nonnen door het leven te gaan. Maar wel staan we mede schuldig voor de Heere, als we door schaamteloze kleding, onkuise gevoelens bij anderen wakker roepen. Ook hierin dient het tot uitdrukking te komen, waar bij onze doop „ja" op gezegd is: „in Christus geheiligd", d.w.z. afgezonderd van de wereld.

Kleding en haar
Het is uit de Heilige Schrift overduidelijk, dat het dragen van manskleren door vrouwen en andersom, de Heere een gruwel is. De Heere wil, dat blijkt zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament, dat er een duidelijk onderscheid is in kleding en haardracht tussen man en vrouw. Ik verwijs u naar Deut. 22:5 en 1 Kor. 11:14,15.
„Het kleed eens mans zal niet zijn aan een vrouw, en een man zal geen vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet is de HEERE een gruwel." „Of leert ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is? Maar zo een vrouw lang haar draagt, dat het haar een eer is; omdat het lange haar voor een deksel haar gegeven is?"

In onze tijd staat het emancipatiestreven, dat is gelijkschakeling van man en vrouw, hoog in het vaandel. Dat komt helaas ook zo naar voren in kleding en uiterlijk. De geest van de tijd infecteert ook onze kringen steeds meer, in dit opzicht. Gelukkig dragen mannen nog geen rokken, maar wel veel vrouwen lange broeken. Laten we er niet aan mee doen, maar ons houden aan de Bijbelse normen.

Gedekt hoofd
De vrouw heeft haar eigen gewaardeerde maar aan de man ondergeschikte plaats.
„Doch ik wil dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus." (1 Kor. 11:3.)
Daarmee hangt ook samen, hoe man en vrouw er behoren uit te zien in de kerkdienst. Behalve wat reeds tevoren is opgemerkt, dient er volgens Gods Woord een duidelijk onderscheid te zijn in het dragen van het hoofddeksel. We lezen in 1 Kor. 11:4,5:
„Een iegelijke man, die bidt of profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen hoofd. Maar een iegelijke vrouw, die bidt of profeteert met ongedekten hoofd, onteert haar eigen hoofd; want het is één en hetzelfde, alsof haar het haar afgesneden ware."

Wat is de bedoeling hiervan? We willen luisteren naar wat de grote hervormer Calvijn hierbij aantekent: „Paulus wil niet anders, dan dat de heerschappij van de man en de onderworpenheid van de vrouw gezien worde. Dit geschiedt, als de man zijn hoofd ontdekt in het gezicht der gemeente, maar het betaamt de vrouwen niet met ongedekt hoofd te zijn.

Indien nu iemand tegenwerpt, dat toch het lange haar genoeg is, omdat het een natuuriijk deksel is, dan zegt Paulus: Neen, want het is zulk een deksel, dat het een ander deksel eist om gedekt te worden. Want (vers 5), een vrouw met ongedekt hoofd, is één en hetzelfde alsof haar het haar afgesneden ware. Daarom moet een vrouw een macht op haar hoofd hebben dat wil zeggen, een hoofdbedekking, als een teken dat zij onder de macht van de man staat.

Maar men vraagt, waarom wil Paulus dat de vrouwen gedekt zijn „om der engelen wil?" Want wat gaat dat de engelen aan? Wel, als de vrouwen tot zulke ongebondenheid uitbreken, dat zij het deksel als teken van 's mans heerschappij afwerpen, zo geven zij hun schande te aanschouwen aan de engelen, die Christus dienen en daar tegenwoordig zijn, waar de gelovigen bidden. De apostel zegt, dat de vrouwen zo, door hoger op te klimmen dan betaamt, maken, dat zij hun onbeschaamdheid aan de hemelse engelen openbaren." Laat het ons verlangen zijn, om innerlijk en uiterlijk, in overeenstemming met het Woord Gods te leven. De dichter zong:
„Ik heb het lief, en zal met hart en zin
Al 't geen Gij ooit hebt ingezet, betrachten."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1983

Terdege | 48 Pagina's

HET ZIT 'EM TOCH NIET IN HET UITERLIJK?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1983

Terdege | 48 Pagina's