Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat als het waar is? (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat als het waar is? (12)

(VERVOLG VAN KERKBLAD NR. 25)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Even verder schrijft hij: “In een voor buitenstaanders ingewikkeld soort hersengymnastiek worden zowel evolutionaire theorieën als Bijbelteksten op een heel specifieke manier geïnterpreteerd, die voor deskundigen aan beide zijden lang niet altijd overtuigend is maar eerder nogal willekeurig overkomt”. Door toch nog een historische duiding te willen geven worden we volgens Dekker veroordeeld tot “hetzelfde ijsschotsspringen dat Van den Brink bij sommige creationisten waarneemt”. Deze kritiek is mijns inziens geheel terecht, maar ze komt wel voort uit het feit dat Dekker nog weer verder gaat dan Van den Brink. Hij ontkent onomwonden de staat der rechtheid en een historische zondeval, evenals een wereldwijde zondvloed en een werkelijke ark (die is mythologisch, p. 125). Voor hem is Genesis 1-8 eenvoudigweg een mythe (p. 80). Er is wel sprake van een zondeval maar die is niet historisch, maar behoort bij het wezen van de mens. Die is zondig vanaf het begin. Adam staat daarbij als mythologisch figuur voor ieder mens. Hij is Elckerlyc (p. 82). Want “een historische zondeval is evolutiebiologisch en historisch gezien ondenkbaar” (p. 80) en die optie vervalt ook voor hem, want het is “onredelijk om de evolutietheorie bij de huidige wetenschappelijke consensus af te wijzen” (p. 81). Dat is in elk geval duidelijk. En verder hoort de dood er vanaf het begin bij. Maar juist dat doodsbesef onderscheidt hem van de dieren en dat heeft ook religie geschapen. “Wellicht is de mensheid zo begonnen: als een “aap” die begon te beseffen wat dood is en van daaruit naar “God” vluchtte.” En zo kun je de mens ook definiëren als “het religieuze dier” (p. 99).

Wie echter de historische staat der rechtheid en de zondeval ontkent (zoals Dekker) of anders duidt (zoals Van den Brink), komt ook tot een ander beeld van de verzoening. Bij Dekker is dit wel het meest duidelijk omdat zijn boek ook veel meer theologisch is dan De aarde bracht voort. Bij Dekker is het verbond van God ook niet beperkt tot de mens, maar tot al wat leeft. God “houdt van regenwormen en kakkerlakken net zoveel als van mensen” (p. 117), want dat is “het rottigste schepsel dat er is” (p. 109). Hoewel hij een kleine kritische kanttekening maakt, sluit hij dan ook aan op de theologie van Van de Beek, waarbij het verlossingswerk door Christus ten diepste een herstel is van alle kwaad dat door de schepping (middels evolutie) door alle schepselen in de wereld is gekomen. De schepping moet dan gezien worden in het licht van de verlossing en de volgorde is dan ook verlossing-schepping, zoals je dat ook vindt bij Karl Barth. In die visie heeft het wegdragen van de schuld weinig betekenis meer, want er is geen erfschuld. Ook de noodzaak van de wedergeboorte en van de vernieuwing door en inwoning van de Heilige Geest heeft geen heldere betekenis, want ook de geestelijke dood is op zijn best een magere duiding van datgene wat de Bijbel ons erover leert en de verlossing lijkt sowieso voor allen te zijn. Bovendien is de notie van de eeuwige rampzaligheid bij hen die evolutie in zijn geheel aanvaarden vrijwel altijd buiten beeld. Dat is ook logisch wanneer er geen sprake is van erfschuld maar uitsluitend van erfsmet, voor zover dat al wordt geleerd.

Men wil nog wel vasthouden aan de belofte dat er in het eeuwige leven “geen pijn en moeite meer is”. Maar als dierenleed geen gevolg is van de zondeval (door Van den Brink de theorie van de kosmische val genoemd) welke garantie is er dan dat in de hemel de dieren elkaar niet zullen verscheuren en nog steeds een gevaar kunnen betekenen voor de mens? Terecht zegt de Amerikaan dr. Terry Mortensen in dit kader: “als we God niet kunnen vertrouwen in de dingen die aan het begin van de Bijbel geschreven staan, waarom dan wel als het gaat om de toekomst?”

Aanvaarding van evolutie tast de christelijke ethiek met betrekking tot de verhouding van man en vrouw aan

Een evolutionistische visie op het ontstaan van de mens blijft op de langere duur ook op ethisch gebied niet zonder gevolgen. Wie problemen heeft met de historische, geschapen Adam en Eva komt op termijn onherroepelijk tot relativering van de uniciteit van het huwelijk en de visie op de verhouding tussen man en vrouw. Illustratief is de huidige ontwikkeling in de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (en niet alleen daar). De verschuiving in opvattingen ten aanzien van het ontstaan van de schepping gaat samen met een pleidooi voor acceptatie van homoseksualiteit en de vrouw in het ambt. Dat is niet toevallig. Het een is het logisch gevolg van het ander. Wie de historiciteit van Adam en Eva ontkent, kan ook niets meer met de argumentatie van Paulus tegen de vrouw in het ambt, zoals in 1 Timotheüs 2 vers 13 en 14: “Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En Adam is niet verleid geworden; maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest”. Want wij weten nu meer dan Paulus.

Wie de situatie van de Gereformeerde Kerken beziet vanaf ca. 1950, toen professor Jan Lever zijn intrede deed aan de VU, constateert een herhaling van de historie. Hoewel het in deze kring in alle toonaarden ontkend wordt, schreef een vrijgemaakte dominee, die zelf uit de Gereformeerde Kerken afkomstig is, enkele jaren geleden in het RD dat de analogie volkomen evident is. Het was voor hem een “deja vu”. Hij had het allemaal al eens eerder gezien. Met een uitkomst die ons bekend is.

Samengevat tast de (theïstische) evolutieleer Gods Woord wezenlijk aan, want het:

* suggereert dat het Nieuwe Testament onbetrouwbaar is, omdat daarin vele keren naar Genesis 1-3 en zeker ook Genesis 1-11 wordt verwezen, waaronder het geslachtsregister van Christus tot Adam, en dat zelfs Christus woorden onbetrouwbaar zijn.

* tast Gods goedheid aan, want het suggereert dat God iets goed noemt wat gepaard gaat met miljarden jaren van lijden, pijn en dood in het dierenrijk, gevolgd door hetzelfde lijden bij de mens.

* ontkent de staat der rechtheid en verduistert dat de mens naar Gods beeld is geschapen, want hij is geëvolueerd vanuit een aap.

* maakt Adam tot een mythisch figuur, de zondeval tot een mythe en ondermijnt wat de Bijbel leert over de dood die als gevolg van de zonde in de wereld is gekomen, want de dood is er volgens de evolutieleer altijd geweest.

* verduistert het verlossingswerk door Christus, want de erfschuld heeft geen plaats en dat geldt evenzeer voor de vernieuwing door en inwoning van de Heilige Geest.

* tast de garantie aan op het eeuwige gelukzalige leven, waar geen zonde of dood meer is en verduistert ook de werkelijkheid van de eeuwige rampzaligheid.

* tast de scheppingsorde aan van man en vrouw en daarmee de uniciteit van het huwelijk, wat veelal tot uiting komt in het schuiven van opvattingen rond de vrouw in ambt en aanvaarding van homoseksualiteit.

(wordt vervolgd)

Wageningen, prof. dr. ir. Wim de Vries


Naar aanleiding van Gijsbert van den Brink, En de aarde bracht voort. Christelijk geloof en evolutie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 2018

Kerkblad | 24 Pagina's

Wat als het waar is? (12)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 2018

Kerkblad | 24 Pagina's