Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hervormde denken ontwikkelde zich van theocratie naar democratie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hervormde denken ontwikkelde zich van theocratie naar democratie

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Theocratie als Gods regering over het aardse leven gecombineerd met de profetische roeping van de kerk. Beide aspecten waren op unieke wijze verbonden in de Hervormde Kerkorde van 1951. In de uitwerking van deze kerkorde kwam ook de spanning tussen theocratie en de opkomende democratie steeds meer aan het licht.

Het proefschrift over de hervormde kerkorde, waarop dr. R. van Kooten 26 juni jl. in Amsterdam promoveerde, gaat uitvoerig in op de apostolaire bewogenheid van de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK). Hij concludeert echter dat weinig inhoudelijk over het apostolaat is nagedacht waardoor theocratische idealen sinds de jaren zestig eenzijdige maatschappelijke accenten kregen. Met alle verwarring rond de theocratie van dien.

De Hervormde Kerkorde van 1951 was het sluitstuk van een lang proces van reorganisatie van de Hervormde Kerk. Deze kerk was sinds het begin van de negentiende eeuw gebonden aan de staat als gevolg van het Algemeen Reglement van 1816. Van Kooten beschrijft in zijn proefschrift uitvoerig de vele reorganisatievoorstellen die de kerk weer in presbyteriale zin wilden laten functioneren, vrij van de staat en zelfstandig in de inrichting van haar eigen zaken. Uiteindelijk lukte dat in 1951, het startpunt van een nieuwe, zelfbewuste kerk.

De predikanten K.H.E. Gravemeyer, W. Banning en H. Kraemer, van uiteenlopende theologische ligging, troffen elkaar tijdens de Tweede Wereldoorlog in het interneringskamp te Sint-Michielsgestel en vonden elkaar in hun streven naar een vernieuwing van de NHK, waarin de richtingenstrijd overwonnen zou moeten worden. Zij wensten een kerk die duidelijk belijdend, apostolair gericht en politiek- maatschappelijk geëngageerd, de opbouw van de naoorlogse samenleving zou dienen. Ze legden de basis voor een kerkorde die een kerk voor ogen had die de nood van de wereld ter harte nam en zich keerde tegen de na-oorlogse ontkerstening. Vooral de jurist Paul Scholten, onder wiens voorzitterschap het Ontwerp 1938 tot stand kwam, was de godfather van het apostolaat: de kerk zou zich als volkskerk bewust moeten worden van de geestelijke nood van het volk. Apostolaat is met het Evangelie van Jezus Christus tot het geseculariseerde volk gaan.

Publiek spreken

De NHK heeft krachtig gesproken in getuigenissen, kanselboodschappen en herderlijke brieven. Wie kennis neemt van Documenten van de Nederlandse Hervormde Kerk, een uitermate boeiende bundeling van documenten uit de periode van 1945 tot 1955, is onder de indruk van het brede, getuigende spreken van de kerk ten opzichte van overheid en samenleving. Men kan dan wel –achteraf – zeggen dat het een romantisch dan wel overmoedig spreken van de kerk in de na-oorlogse periode is geweest, het getuigde evenwel van besef van verantwoordelijkheid voor de wereld, een ontkerstende samenleving, die gebaat is bij de waarheid van het Evangelie.

De herlevende verantwoordelijkheid van de Hervormde Kerk voor de samenleving begon al met een kanselboodschap op 18 februari 1945 in het bevrijde gebied, waarin gesteld wordt dat Jezus Christus “een radicale vernieuwing wil van heel het politieke, sociale en economische leven”. Na de verschrikkingen van de oorlog en de verwoestende gevolgen van het nationaal-socialisme besefte de Hervormde Kerk haar roeping om in het midden van het volksleven de heilsboodschap van het Evangelie te verkondigen. Zij wilde er voor het hele volk zijn. Zij beschouwde zich niet meer als een ‘richtingenkerk’, maar als de Christusbelijdende volkskerk, die apostolair verantwoordelijk was voor wereld en samenleving.

Globaal kan men inzake de verhouding tussen kerk en samenleving drie hoofdvisies binnen de Hervormde Kerk onderscheiden: (1) een christelijk-socialistische visie, (2) een richting die beïnvloed was door de dialectische theologie van Karl Barth (en daarmee kritisch stond ten opzichte van christelijke politiek en christelijke organisaties) en (3) een richting die een mengeling inhield van barthiaanse, hoedemakeriaanse en kohlbruggiaanse noties. Tot de eerste richting behoorde vooral W. Banning (1888-1971), tot de tweede groep K.H. Miskotte (1894-1976) en C.J. Dippel (1902- 1971), tot de derde A.A. van Ruler (1908-1972) en Th.L. Haitjema (1888-1972).

De Hervormde Kerk heeft in haar na-oorlogse documenten herhaaldelijk de overheid erop aangesproken haar taak, ook in godsdienstig opzicht, ten overstaan van het Nederlandse volk te verstaan. In het rapport Kerk en Samenleving (1946) is een paragraaf opgenomen over de roeping van de overheid. De overheid heet daar een instrument van God en dankt haar gezag aan God en niet aan het volk. Onaanvaardbaar is daarom de gedachte van de “volkssoevereiniteit”. Van het ogenblik af dat het overheidsgezag afhankelijk werd geacht van de wil van mensen, boette de overheid aan gezag in zedelijke zin in. Aan de andere kant is het overheidsgezag naar bijbels inzicht geen bezit of voorrecht dat uitgeoefend wordt ten koste van het volk. De staat die ophoudt rechtsstaat te zijn, beantwoordt niet meer aan zijn bijbelse roeping. Het genoemde geschrift bindt de overheid ook aan de Wet der tien geboden, ook aan de eerste tafel, omdat die de oorsprong is van de tweede tafel. De overheid moet de kerk niet alleen vrijlaten, maar ook het hele publieke leven voor de kerk openstellen. Soms wordt artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) geciteerd, als blijk van een reformatorische overtuiging inzake de roeping van de overheid.

Als de Hervormde Kerk na de oorlog ontwaakt als een ‘Christusbelijdende volkskerk’, is daarmee niet het corpus christianum van Constantijn de Grote beleden, aldus een geschrift over de kinderdoop, maar wel de reformatorische volkskerk volgens artikel 36 NGB. In Fundamenten en perspectieven van belijden (1949), door de generale synode van de Hervormde Kerk aangeboden als een proeve van hernieuwd reformatorisch belijden, komt in artikel 16 de overheid ter sprake. De overheden hebben volgens dit artikel hun laatste grond in “de genadige bedoeling Gods”, gedragen door het besef dat wereld en mens bewaard moeten worden voor het koninkrijk van God. Omdat de mens uit zichzelf de gerechtigheid niet kent en de rechte zin van “gezag, orde en vrijheid” niet verstaat, moeten de regeringen voortdurend naar het gebod van God over de samenleving zoeken. De overheid en de kerk dienen beide in het koninklij plan van God, maar niet op dezelfde wije.

De kerk predikt Gods heil, de overheid ordent het uiterlij leven naar dit heil. Zijluistert daarbijnaar de prediking van de kerk, maar handelt in zelfstandige verantwoordelijheid jegens God.

Nieuwe Kerkorde

In 1951 kreeg de Hervormde Kerk officieel haar nieuwe Kerkorde. In artikel VIII (Van het apostolaat der Kerk) komt de kerstening van het volk aan de orde. Als Christusbelijdende geloofsgemeenschap heeft de kerk zich onder meer in te zetten voor de “kerstening van het volksleven in de zin der Reformatie”. Deze terminologie drukt duidelijk de invloed van Hoedemaker uit. H. Berkhof heeft op de intermediaire rol van de kerk gewezen inzake de het werk van de kerstening. Kerstening is niet mogelijk zonder de profetie, zonder het levende getuigenis van de gemeente. Kerstening noemt hij de enige wettige vorm van secularisatie. Het gaat daar ten diepste om het gevangen nemen van de machten vanuit Gods werkelijkheid in Christus.

Op 1 mei 1951 trad de kerkorde in werking. Op die dag kwam de generale synode in nieuwe samenstelling bijeen in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Bij de verschillende sprekers voerde H. Mulderije, minister van justitie, het woord en bracht de profetische taak van de kerk ter sprake. “Het getuigenis tegenover de overheid en volk is door de kerk herontdekt”, zo stelt dr. Van Kooten. Kenmerkend voor de kerkorde is dat gekozen wordt voor een missionerende kerk en het apostolaat geplaatst wordt vóór het belijden. Dat heeft tot felle discussies geleid en was voor de Gereformeerde Bond mede aanleiding om tegen de kerkorde te stemmen. Men vreesde voor uitholling van de belijdenis, vooral omdat slechts in vage termen over het belijden werd gesproken, overigens een typisch hervormd probleem sinds de negentiende eeuw en alles te maken hebbend met de veelkleurigheid van de volkskerk.

Van Kooten stelt dat het niet gekomen is tot het samen doordenken en bespreken van prealabele vragen. Er wordt gesproken over de verhouding belijden en belijdenis, maar onduidelijk blijft wat de leer van de NHK is. De kern van de kerkorde van 1951 was een apostolaire, belijdende kerk. Tegelijk geeft de verhouding aan dat niet het apostolaat, maar juist het belijden de meeste discussie heeft opgeroepen. Als gesproken wordt over de kerk, hoe definieert men dan de kerk: een unieke, eschatologische entiteit die mensen bij Christus wil houden of die door boodschappen en activiteiten de wereld en de structuren te veranderen?

Men wilde volgens Van Kooten na de oorlog zo snel mogelijk tot resultaten komen om na de oorlog leiding te kunnen geven aan de wederopbouw van de maatschappij. De kerkorde bleef een praktische vormgeving van het kerkelijk leven met nieuwe concepten, die echter niet goed gedefinieerd zijn. Iedereen vulde het begrip apostolaat in vanuit zijn eigen conceptie, alsmede bij een uitdrukking “de Schrift aan het woord”. Men zegt te willen belijden, maar wat zal die belijdenis inhouden?

Brede blik

Dat neemt niet weg dat de kerkorde een brede blik heeft op de wereld. De herkerstening van de samenleving neemt een belangrijke plaats in. De hervormde theoloog Th.L. Haitjema zag in het apostolisch motief uitzichten op de theocratie. Het gaat niet alleen om het winnen van zielen voor het Evangelie, maar ook om het beslag van het Woord Gods over heel de wereld. Ook A.A. van Ruler benaderde het apostolaat vanuit de theocratie, het profetisch getuigenis tegenover de overheid. Het gaat niet om de bekering van de enkeling, maar om de theocratie en het Koninkrijk. Het gaat om een kerk die zich richt op de hele maatschappij. Voor Van Ruler is het apostolaat vooral kerstening.

Maar wat houdt die kerstening in en door welke beginselen wordt die theocratische gerichtheid gedragen? Op dit punt blijkt een toenemende spanning tussen een reformatorische en barthiaanse lijn. Dat is te constateren in de ontwikkeling van de teneur van enkele cruciale geschriften van de Hervormde Kerk. Belangrijk is in dit verband het herderlijk schrijven Christen-zijn in de Nederlandse samenleving (1955). De kerk ziet daarin de overheid als een instelling van God, die aan zijn heerschappij onderworpen is en zo dienstbaar is aan de leefbaarheid van het bestaan. Het schrijven verwerpt zowel de kerkstaat als de staatskerk.

Heel belangrijk is de vaststelling dat de kerk zich niet wil binden aan een politieke partij noch de gehoorzaamheid aan Christus wil vereenzelvigen met een bepaalde politieke houding. De kerk voert een pleidooi voor het aanvaarden van democratie en rechtsstaat, niet omdat deze de hoogste waarden zijn, maar om op de bres te staan voor een staatsinrichting waarin het recht dat ook voor de staat van volstrekte geldigheid is, een garantie vormt voor de gelijkberechtiging van de burgers en voor hun geestelijke vrijheid. Het beleid van de overheid mag niet het stempel dragen van een nietszeggende en allesverdragende neutraliteit, maar heeft de goddelijke roeping om de wanorde en machteloosheid tegen te houden en te strijden voor recht en orde op aarde, en zo de mogelijkheid te creëren om in vrede God te loven en te dienen.

Het was Van Ruler die zich echter tegen het gebrek aan theocratisch inzicht in dit schrijven heeft verzet. Hij kritiseerde de grote betekenis die gehecht wordt aan de individuele christen ten koste van de profetische taak van de kerk. Het hele vraagstuk van kerk en staat laat men volgens hem schieten. Hij hekelt het accent op de zakelijkheid van de politieke en sociale taken. Op den duur moet dit volgens hem uitkomen bij natuurlijke theologie. De sociale gerechtigheid is een theocratische aangelegenheid van de eerste orde. Van Ruler benadrukte de directe relevantie van Gods Woord voor de staat. Typerend voor Van Ruler is dat hij wijst op de aardse vormgeving van het heil, de “gestalten” waarin het heil vorm krijgt.

Van Ruler heeft hier kennelijk toch iets van een wending in het theocratisch denken aangevoeld. De gezamenlijke inzet van kerk en staat voor de kerstening van het volk werd steeds meer ingeruild voor een socialiserende tendens, waarbij de nadruk gelegd werd op de mens als persoon. De gedachte van de kerstening van instituten en instellingen werd gewantrouwd. Het theocratisch beginsel moest het afleggen tegen het accent op solidariteit. Typerend voor de ontwikkeling is dat de Raad voor Kerk en Overheid plaatsmaakt voor de Raad voor Overheid en Samenleving.

Tien jaar na dit herderlijk schrijven sprak de Hervormde Kerk zich opnieuw uit in een belangwekkend document De politieke verantwoordelijkheid van de kerk (1964). In een tijd van totalitaire staten met religieus toegespitste ideologieën benadrukt dit schrijven de geestelijke achtergrond en wortels van de staat. De bezinning op de geestelijke achtergronden van de staat betekent afwijzing zowel van de in ideologisch opzicht neutrale staat als van een religieus geladen uniforme staatsideologie. Het schrijven benadrukt het belang van de tolerantie, die niet pragmatisch of relativistisch wordt gefundeerd, maar in de exclusieve zelfopenbaring van God. Het wordt betreurd dat de christelijke kerk in het verleden juridisch-politieke consequenties getrokken heeft uit de intolerantie der openbaring en dat de afwijkingen van de leer der kerk met dwangmiddelen van de staat zijn bestreden. Deze politieke vertaling van de religieuze exclusiviteit der openbaring wordt steeds meer een onmogelijke zaak.

Maatschappijkritiek

De gevolgen van een meer horizontale invulling van het apostolaat zijn merkbaar wanneer na 1960 het apostolaat steeds meer gevoed wordt vanuit een kritische christelijke maatschappijvisie op mondiaal niveau. Dan is het volgens Van Kooten aangrijpend dat onder de Open Brief van 1967, een protest tegen de horizontale ontwikkelingen in het apostolaat, de naam van K.H.E. Gravemeyer en van mevr. J.A. van Ruler-Hamelink (weduwe van Van Ruler) staan. Van Ruler heeft de latere ontwikkeling gezien als een vreselijke uitwas van het apostolaat. Hij duidde haar als “hypertheocratie”, omdat ze langs revolutionaire weg een heilsstaat in deze bedeling wil realiseren. Het apostolaat ontwikkelde zich tot de idee dat de kerk niet zielen moet redden maar God presenteren in een wereld waarin God op een verborgen wijze al reddend aan de gang is, los van de kerk en los van het Woord. De theoloog A. van de Beek heeft erop gewezen dat het stellen van het primaat zelf een vorm van belijden is. Er vindt volgens hem in wezen een verschuiving plaats van een belijden van Gods daden naar de oproep tot menselijk handelen en samenleven. “De ethiek schuift in de plek van de verkondiging van Gods daden.”

J. van der Graaf stelde over deze ontwikkelingen dat het apostolaat het belijden sterk naar achter heeft gedrongen, omdat het vooral om maatschappelijke en politieke vragen ging, terwijl er sprake was van verlegenheid in geloofskwesties. De barthiaanse maatschappijkritische lijn heeft het zijns inziens gewonnen van de theocratische lijn van Van Ruler, die meer dacht vanuit het corpus christianum. Het ging in het latere hervormde denken om een betere wereld waarbij mensen niet meer bij Jezus Christus gebracht werden. Is het visioen niet tot een nachtmerrie geworden, vraagt Van Kooten zich af. In 1946 gaf de synode Kerk en Wereld de opdracht Nederland te kerstenen, het tegendeel was het resultaat.

Verdwenen

In latere ontwikkelingen is de term “arbeid der kerstening” verdwenen, zoals blijkt uit de Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). De kerk roept in haar belijden van Jezus Christus als de Heer van de wereld echter wel op tot “vernieuwing van het leven in cultuur, staat en maatschappij”. “e kerk getuigt voor mensen, machten en overheden van Gods beloften en geboden” Op die manier komt de overheid toch in het vizier. Maar we hebben dan wel met een kerkorde te doen waarin de theocratische kenmerken zij uitgezuiverd.

De doorbraak die de neutraliteit van de staat beoogde, mislukte en het theocratisch elan zwichtte voor de feiten. In de lijn van Barth benadrukte men de heerschappij van Jezus Christus over kerk en staat (waarbij de kerk het geheim van de staat doorgrondde en haar in dienst nam van het koninkrijk van God), maar in de praktijk liet men de overheid in zijn blindheid en kwam het niet tot een doorbreking van de neutraliteit van de staat. Termen als apostolaat en herkerstening zijn verdwenen, dit vanwege de te hoge pretenties van de kerk die ermee gesuggereerd worden. De PKN koos in 2009 zonder voorbehoud voor de democratische rechtsstaat, zo blijkt uit de nota De kerk en de democratische rechtsstaat - een positiebepaling. Interessant is dat de nota terug gaat op het gravamen dat dr. C. van de Vate in 2006 indiende inzake artikel 36 NGB. De synode gaf in 2006 de opdracht om „te bezien of een brede discussie over de verhouding van kerk en overheid mogelijk en wenselijk is.”

De positiebepaling van de kerk in deze nota houdt onder andere in dat de kerk zich sterk wil maken om haar bijdrage aan deze democratische rechtsstaat te leveren. Ook wil de kerk zich inzetten voor de waarden die daarmee gegeven zijn: recht en gerechtigheid, mensenrechten, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Vrijheid, gelijkheid, duurzaamheid, participatie, veiligheid en solidariteit zijn belangrijke waarden en uitdagingen voor de kerk zelf en voor politiek en samenleving. De PKN aanvaardt de democratische rechtsstaat principieel, gebaseerd op Bijbelse beginselen, en is niet uit op politieke macht. Ze is dankbaar dat ze in vrijheid haar eigen kerkelijk leven mag inrichten en dat dit grondrecht ook voor andere religieuze groeperingen geldt. Voor de wet is iedereen gelijk en er is scheiding tussen kerk en staat.1

Ontwikkeling We zouden het hervormde denken over de overheid in de periode na de oorlog kunnen typeren als de ontwikkeling van theocratie naar democratie. De NHK heeft aanvankelijk aan de overheid een nadrukkelijke rol toegekend ten aanzien van het geestelijk welzijn van het volk. Dat is het grote kenmerk van de Hervormde Kerkorde van 1951 geweest. Ze formuleerde deze overtuiging in het kader van de beoogde herkerstening van de Nederlandse samenleving. De overheid mocht niet neutraal opereren en werd zelfs gebonden aan de eerste tafel van de Wet van God. Omgekeerd diende de kerk de overheid op haar geestelijke verantwoordelijkheid aan te spreken.

Er kwam na verloop van tijd een grotere terughoudendheid om de overheid een directe taak ten opzichte van kerk en godsdienst toe te kennen. Het theocratisch accent op de rol van de kerk in de samenleving en haar profetische voorlichting naar de overheid raakte op de achtergrond en verschoof ten gunste van de democratie en de rechtsstaat. Ook achtte de kerk de tolerantie steeds meer een groot goed. Van Kooten heeft laten zien dat een kerkorde zich niet slechts uitspreekt over de kerk, maar ook brede lijnen trekt naar overheid en samenleving. Daarmee toont hij aan dat de kerk nooit een eiland op zichzelf kan zijn, maar een publieke taak heeft in deze wereld. In die zin heeft de Kerkorde van 1951 een blijvend actueel beginsel. Apostolaire bewogenheid voor overheid en samenleving blijft een wezenlijke opdracht voor de kerk. Opdat het ook de overheid wel ga.

Mede n.a.v. dr. R. van Kooten, Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt. Onderzoek naar de oorsprong en bedoelingen van hoofdthema’s van de kerkorde van 1951; uitgeverij De Banier, Apeldoorn, 2013; 685 blz.; € 39,95.

dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter


Noten

1 Zie ook J.A. Schippers, ‘De Protestantse Kerk en de democratische rechtsstaat’ in: Zicht 2009 nr 4, pp. 18-21.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2013

Zicht | 88 Pagina's

Hervormde denken ontwikkelde zich van theocratie naar democratie

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2013

Zicht | 88 Pagina's