Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het wondergeloof (Slot).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het wondergeloof (Slot).

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo vonden wij, dat soms het zaligmakend geloof is verbonden met het wondergeloof, maar dat het laatste vaak voorkomt zonder het eerste. Een zeer sterk voorbeeld daarvan vinden wij zeker wel in Judas Iscariot. Evenals aan de andere apostelen gaf Jezus hem de macht om duivelen uit te werpen en om alle ziekten en alle kwalen te genezen (Matth 10 : 1). Dit was nu het actieve wondergeloof. Degenen aan wie het wonder geschiedde, hadden het passieve wondergeloof. Dat wil zeggen: zij geloofden, dat aan hen een wonder kon geschieden door dengene, die het actieve wondergeloof bezat, en zoo werden zij ook genezen of geschiedden andere wonderen aan hen.
Het wondergeloof is volstrekt niet altijd met het zaligmakend geloof verbonden, zoo merkten wij op.
Wanneer de Heere zal komen om zijne heerlijkheid en richtende macht te openbaren in den jongsten dag, dan zullen er zijn, die zullen zeggen: Heere Heere, hebben wij niet in uwen naam geprofeteerd en in uwen naam vele krachten gedaan? Maar Hij zal hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend, gaat weg van mij, die de ongerechtigheid werkt (Matth. 7 : 22. 23).
Zoolang zij dus op aarde waren, hebben zij gemeend, dat hun wondergeloof hen wel recht gaf op de zaligheid; wel bewijs was, dat zij Jezus toebehoorden als Zaligmaker. Maai Hij kent hen niet, wijst hen af als niet van Zijne schapen.
Zij vleiden zichzelven en bedrogen tegelijk anderen door hun profeteeren in de Kerk. Zij hadden diep inzicht in de waarheid, legden haar uit en lieten zich erop voorstaan de diepten daarvan te peilen. Natuurlijk dankten zij dit niet aan hun natuurlijk verstand zonder eenige verlichting, maar aan de verlichtende werking des Geestes. Evenmin konden zij door eigen kracht wonderen doen, alleen door de kracht Gods. En toch blijkt klaar, dat zij niet van Jezus' kudde waren en worden openlijk te schande. Daarom gebiedt Hij hen van Hem weg te gaan, als dezulken, die door een valschen naam een tijdlang wederrechtelijk in zijn Huis eene plaats hebben ingenomen." (Calvijn.)
Paulus waarschuwt tegen den waan te meenen, dat wondergeloof, actief wondergeloof zonder meer, doet ingaan in den stal der schapen. Al ware het, dat ik al het geloof had, zoodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zoo ware ik niets (1 Cor. 13 : 2 ).
Niet anders is het met 't passieve wondergeloof, waardoor aan ons of anderen een wonder geschiedt. Niet alleen aan ons, maar ook anderen kunnen door ons wondergeloof voorwerp van het wonder zijn. Zeer sterk kwam dit uit in den hoofdman over honderd, een man uit de heidenen, te Kapernaüm. Zijn knecht was geraakt, verlamd, en hij zendt tot Jezus om hulp. Hij hield zich verzekerd, dat Jezus, ook zonder lichamelijk tegenwoordig te zijn, hem kon genezen. Als Hij het slechts wilde en gebood, zou het geschieden. Spreek alleenlijk een woord en mijn knecht zal gezond worden (Matth. 8 : 8 ).
De vraag is nu hier: was het bij dezen hoofdman alleen wondergeloof? Het komt ons voor, dat hier toch wel zaligmakend geloof inbegrepen is, wanneer wij op alles letten wat de hoofdman en wat Jezus zegt van het groot geloof van dezen man. Deze heiden bezat niets, had geen voorrecht of waardigheid; komt met geen enkele reden waarom hij verwachten kon, dat de Zaligmaker zich zijner zou ontfermen door zijn knecht, zijn slaaf, die hem zeer waard was, te genezen. Maar groot is zijn geloof, omdat hij Jezus' liefde en macht grooter acht dan zijn eigen ellende en onwaardigheid. Omdat hij gering denkt van zichzelven en onuitsprekelijk groot van den Zaligmaker, zoodat hij van Jezus alles verwacht en bij Hem alles mogelijk acht.
Bij het passieve wondergeloof nu moeten wij ook een inwerking des Geestes aannemen. V a n de kranken werd geloof gevraagd in Jezus' macht om te genezen. Gelooft gij, dat Ik dit doen kan? God legt dus blijkbaar verband tusschen de weldaad, die Hij bewijst en het hart van den kranke.
Toch is er ook van dit passieve — lijdelijk ontvangende — wondergeloof niet alleen sprake in den kranke, die genezen wordt. De Heilige Geest werkt het ook in degenen, die voor den kranke genezing komen vragen, of er de aanschouwers van zijn.
We hebben daarvan voorbeelden in den hoofdman over honderd, wiens geval wij reeds aanhaalden, in de vrienden, die den geraakte neerlaten door het dak aan Jezus' voeten. Ook dit lijdelijke wondergeloof nu moet van het zaligmakende worden onderscheiden, ook al is het er meermalen mee verbonden of vermengd.
Soms ook wordt het door God als middel gebruikt om tot het zaligmakend geloof te brengen en dat te stutten en te versterken.
Zoo viel een genezen blinde Jezus als den Christus te voet. Vaak echter is geen spoor van zaligmakend geloof te bespeuren, dat toch uit de vruchten wordt gekend. Denk maar aan hetgeen van de tien melaatschen wordt verhaald (Lucas 1 7 : 1 1 v.v.). Zij hadden wel allen het wondergeloof, slechts één had blijkbaar de liefde en openbaarde in zijn terugkeer tot Jezus zijn geloof, dat zich op den persoon van den Zaligmaker richtte. Hij keerde wederom tot Jezus en ging niet naar den priester: met groote stem God verheerlijkende. En hij viel op het aangezicht aan Jezus voeten. Hem dankende; en deze was een Samaritaan. Tot hem sprak Jezus: ga heen, uw geloof heeft u behouden. Dit was een ander geloof en eene andere behoudenis dan bij de negen. Voor hem was zijne genezing een symbool en een pand der vaderlijke liefde Gods.
Het is, zooals Calvijn opmerkt: Door zijn geloof is de Samaritaan behouden. Hoe? gewisselijk niet in zooverre alleen, dat hij van zijne melaatschheid is genezen (want dat had hij met de anderen gemeen) maar wijl hij in het getal der kinderen Gods is aangenomen, zoodat hij het merkteeken van de liefde des Vaders uit zijne hand ontving."
Nog op ééne Schriftuurplaats vestigen wij de aandacht ter onderwijzing.
Als Paulus in 1 Cor. 1 2 : 9 onder de gaven, die de Heilige Geest uitdeelt ook noemt het geloof, dan zullen wij daar wel niet aan het zaligmakend geloof moeten denken, dat immers in het hart van alle gekenden des Heeren wordt gewerkt, maar aan een bijzonder vertrouwen des harten, dat God ons tot dingen kracht zal geven, die met gewone vermogens niet kunnen uitgewerkt worden. Aan het wondergeloof moeten wij hier denken.
Wanneer toch het geloof aan enkelen wordt toegeschreven in onderscheiding van anderen, dan volgt daaruit, dat geloof moet worden verstaan in bijzonderen zin, en wel het wondergeloof.
In alle dingen komt het er dus op aan wel te onderscheiden om niet bedrogen uit te komen voor de eeuwigheid.
Zoo moge de beantwoording dezer vraag over het wondergeloof aandringen de les te betrachten: beproeft uzelven of gij in het geloof zijt. Het zaligmakend geloof, dat ons vereenigd met den Zaligmaker en alle zijne schatten en weldaden deelachtig maakt. Want wie in den Zone Gods gelooft, die heeft het eeuwige leven. Maar wie den Zone Gods ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 december 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het wondergeloof (Slot).

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 december 1940

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's