Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Na honderd jaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Na honderd jaren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Het jaar 1992 is het jaar waarin herdacht mag worden het 100-jarige voortbestaan van de Christelijke Gereformeerde kerken.

We willen de komende tijd in ons blad “Bewaar het Pand” aan dit feit enige aandacht besteden. Het jaar 1992 is het jaar van de vereniging der Chr. Geref. Kerk met de Ned. Geref. Kerk. Het jaar 1992 is tevens het jaar van het voortbestaan van de Chr. Geref. Kerk. Want niet een ieder is meegegaan met de vereniging van 1892.

Om enigszins te kunnen verstaan hoe de vereniging van 1892 tot stand is gekomen en hoe het te verklaren is dat een deel van de Chr. Geref. Kerk niet met die vereniging is meegegaan, is het nuttig eerst een blik in het verleden te werpen. Slechts enkele hoofdzaken zullen we kort aanstippen.

Dan wordt allereerst onze aandacht gevraagd voor de Afscheiding van 1834. Ds. H. de Cock had in 1829 intrede gedaan te Ulrum. Hij was in vele opzichten vreemd van de zuivere Gereformeerde leer. Maar dit werd weldra anders. In Ulrum woonden oprechte kinderen Gods. Onder hen was een zekere Klaas Pieters Kuipenga. Deze heeft tot Ds. de Cock op de catechisatie gezegd: “Indien ik ook maar een zucht tot mijn zaligheid moet toebrengen, dan is het voor eeuwig verloren.” Deze taal was voor Ds. de Cock onbekend. Hij werd gebracht tot het onderzoek van Gods Woord, en later ook van Calvijn’s Institutie. Het behaagde den Heere Ds. de Cock te ontdekken aan zijn onmacht en rampzalige toestand. Hij mocht leren verstaan dat de mens dood is in de zonden en de misdaden. Hij leerde ook dat zalig worden alleen uit genade geschiedt, zonder enige verdienste van de zijde van de mens. Hij mocht de dierbaarheid en de algenoegzaamheid van de Zaligmaker zien voor een gans verloren zondaar. Hij leerde Christus omhelzen door het geloof en begeerde nu geheel voor Hem te leven. Ds. de Cock erkende dat het de verkiezende liefde des Vaders was, die naar hem had omgezien. De ervaring van vrije sou- vereine genade bracht Ds. de Cock weldra tot het prediken ervan. Hij sprak over de noodzakelijkheid van de wedergeboorte. De rechtvaardiging van de zondaar door het geloof zonder de werken der wet, werd beluisterd in de prediking van Ds. de Cock. Hij predikte de doodstaat van de mens, Gods vrijmachtig welbehagen en het offer van Christus aan het kruis volbracht. Een heerlijk licht was door genade opgegaan in de gemeente van Ulrum. De reformatie van het hart van Ds. de Cock leidde tot reformatie van de kerk van Ulrum. Dit alles heeft uiteindelijk in 1834 tot de Afscheiding geleid.

Cock, met zijn kerkeraad en een groot deel van de gemeente, de “Acte van Afscheiding of wederkering” ondertekend. Onder deze Acte plaatsten 67 lidmaten hun handtekening. De Cock beschouwde de Afscheiding als een wederkeer tot de leer, de tucht en de dienst der Gereformeerde Vaderen. Het ging er bij de Cock dus om de Gereformeerde leer te behouden.

Hoe kon het zover komen? Wat is de diepste oorzaak van de Afscheiding geweest? Ten diepste is het zover gekomen vanwege vijandschap tegen de gereformeerde leer die Ds. de Cock bracht. In 1832 is Ds. de Cock begonnen de gereformeerde leer te prediken en in geschrifte te verdedigen. Dit had geleid tot de schorsing van Ds. de Cock in 1833. Nadat Ds. de Cock al het mogelijke gedaan had, om met behoud van de waarheid, in zijn ambt hersteld te worden, is hij in 1834 door het kerkbestuur uit zijn ambt ontzet.

De “Acte van Afscheiding of wederkeer” werd ingediend bij de kerkelijke en burgerlijke besturen. Hierop is een vervolging tegen de Afgescheidenen uitgebroken. Ds. de Cock werd tot een boete van ƒ 150,- veroordeeld omdat hij de volgende zondag op een bank in de kerk had gepredikt en tevens werd hij veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf.

Anderen sloten zich bij de Afscheiding aan. Ds. Scholte, predikant te Doeveren en Genderen, scheidde zich op 1 november 1834 met zijn kerkeraad en bijna de gehele gemeente af van de Ned. Herv. Kerk.

Het jaar daarop werden Ds. van Rhee, Ds. Gezelle Meerburg, Ds. van Velzen en Ds. Brummelkamp uit hun bediening ontzet.

Ondanks de smaad en de vijandschap kwamen de Afgescheidenen geregeld samen in huizen of schuren, waar de afgezette leraars voorgingen in de prediking des Woords. De vijandschap tegen de Afgescheidenen was niet zomaar verdwenen. Met een beroep op sommige artikelen van het Wetboek van Strafrecht, werd elke vergadering van meer dan 20 personen gerechtelijk uiteengedreven en de voorgangers kregen boetes opgelegd of werden veroordeeld tot gevangenisstraf. Zo moest er door de gemeente van Amsterdam aan boetes in totaal ruim ƒ 2.000,- worden betaald. Een aanzienlijk bedrag, zeker in die tijd. Indien de boete niet betaald kon worden, dan werd de inboedel verkocht of er volgde gevangenisstraf. Ook vond inkwartiering plaats. Dit duurde in Bunschoten bijvoorbeeld tot november 1840.

In het jaar 1837 was de vervolging al aanmerkelijk minder geworden. In 1839 werd bij koninklijk besluit het bestaan van de eerste “Christelijke Afgescheidene gemeente” erkend. Het werd in die tijd door Mr. van Hall geschreven dat de bijeenkomsten van de Afgescheidenen helemaal niet gevaarlijk waren: “Gevaarlijk zijn deze bijeenkomsten niet, of het moest zijn voor ongeloof en afgodisterij.”

Er kwam ook weer enig kerkelijk verband tussen de Afgescheidenen. In 1835 werd de eerste prov. Synode gehouden te Groningen en in 1837 kwam de eerste Generale Synode te Amsterdam bijeen. Niet alle aanhangers en predikers van de gereformeerde leer gingen mee met de Afgescheidenen. Er bleven rechtzinnige predikanten in de Ned. Herv. Kerk. Zij noemden de Afscheiding onbezonnen, voorbarig en lichtvaardig.

De eenheid onder de Afgescheidenen bleef niet bewaard. Er ontstond een scheuring door het aannemen van een nieuwe kerkorde op de synode van Utrecht in 1837. Deze nieuwe kerkorde is slechts van kracht gebleven tot de volgende synode die gehouden werd in 1840. Het opzij zetten van de Dordtse Kerkorde was een onberaden stap. Toch keerde de eenheid niet terug toen in 1840 de Dordtse Kerkorde weer in ere werd hersteld. Hoe kwam dit? Dit werd veroorzaakt door het vragen van erkenning en toelating aan de koning. In 1839 verzocht de gemeente van Utrecht om als “Christelijke Afgescheidene gemeente” te worden erkend en toegelaten. Dit voorbeeld werd door vele gemeenten gevolgd. De gemeenten die hier bezwaar tegen hadden, noemden zich “Gereformeerde Gemeenten onder het kruis.”

In het jaar 1869, op de synode van

Middelburg, is er een vereniging tot stand gebracht tussen de Gereformeerde gemeenten onder het kruis en de Afgescheidenen.

Men heeft toen de naam “Christelijke Gereformeerde Kerk” aangenomen. Die naam is door de regering ook hetzelfde jaar erkend.

Vermeldenswaard uit boven beschreven periode is nog dat in 1854 op de synode te Zwolle werd besloten tot oprichting van een Theologische School. De predikanten de Haan, van Velzen, Brummelkamp en de Cock werden tot leraren aan de Theologische School benoemd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Na honderd jaren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's