Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HERVORMINGSDAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERVORMINGSDAG

31 oktober

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Salomo zegt: „Waar het woord des Konings is, daar is heerschappij en wie zal tot Hem zeggen: Wat doet Gij? " Pred. 8 : 4. Hoe heeft de Heere als de Heere der heren en Koning der koningen dit woord bevestigd in het leven van Dr. Maarten Luther en in zijn werk in de reformatie van Zijn kerk. Luther heeft zelf nooit kunnen denken, toen hij door de levendmakende ontdekkende genade Gods, als een diep ongelukkig mens in zichzelf, ronddoolde, zo min toen de Heere het licht Zijner Goddelijke beweldadlging over hem deed opgaan door de ontsluiting en toepassing van Christus en Zijn gerechtigheid aan hem tot zijn zaligheid, dat hij zó dienstbaar 'aan de kerk des Heeren zou worden gesteld, dat de vijand de wereldmachten zou oproepen en alle mogelijke middelen aangrijpen, om het Godswerk, waartoe de Heere Luther dienstbaar stelde, te vernietigen.

Hij zou het echter ondaniks al zijn geweld moeten verliezen, daar het Woord des Konings heerschappij had, en de glorieuze overwinning van de grote Koning van Zijn kerk voor ieders oog zou uitstralen. Het werk der hervorming was immers Gods werk, en „zo Hij werkt, wie zal het keren? " Toen het licht der genade Gods in Christus in Luthers ziel opging, kon hij niet langer zwijgen, ook niet op zijn kolleges, van de vrije genade Gods, waarin de Heere Zich in Christus verheerlijkt in het hart van gans verlorenen, met uitsluiting van alles wat in de mens is met al zijn werken. Luther dacht daarbij in het geheel niet aan breken met de roomse kerk. Hij zocht met al wat in hem was de kerk te reformeren. Doch Gods tijd was gekomen om nu temidden van de duisternls van Rome's bijgeloof het licht op de kandelaar weer helder te doen schijnen. Tot dat werk, om de kerk des Heeren uit Rome's beeldendienst te leiden, wilde de Heere Maarten Luther gebruiken als een middel in Zijn hand. Rome zelf was met zijn gruwelijke aflaathandel daartoe ook nog dienstbaar om dit uur der reformatie te doen aanbreken. Wanneer men in die tijd iets belangrijks aan de orde wilde stellen publiceerde men zulks op een opvallende plaats in een aantal stellingen, en nodigde men daarmede deskundigen uit daarover schriftelijk of mondeling van gedachten te wisselen. Welnu, op 31 oktober 1517 sloeg Luther, heilig vertoornd over de gruwelijke aflaathandel, zijn 95 stellingen in het Latijn over deze aflaat enz. aan de deur van de slotkapel te Wittenberg aan. De Heere bestuurde dit echter op wonderlijke wijze in de weg van Zijn voorzienigheid tot heil van Zijn kerk. Door de boekdrukkunst, welke sinds kort was uitgevonden, geholpen, werden deze stellingen in korte tijd door geheel Duitsland verspreid. De gevolgen waren verbazingwekkend. Zeer spoedig kreeg Luther vele medestanders, doch ook ontzaglijk veel tegenstanders. Heel de hel kwam immers aanstonds op de meest listige wijze op de been om door middel van zijn gewillige instrumenten dit werk Gods te verijdelen. Ondanks alle middelen, die Luther aanwendde om de kerk van haar dwalingen en ketterijen te overtuigen, bande men hem uit, door het uitspreken van de banvloek over hem en zijn leer. Toen is de Heere opgestaan, en Hij heeft Zijn knecht niet alleen beschermd, maar ook Zijn kerk van onder het roomse juk uitgeleid, en Rome is als valse kerk achter gebleven. Terecht spreken onze vaderen dan ook in de voorrede van de vijf artikelen tegen de remonstranten van de tyrannie van de roomse antichrist. Tegenwoordig wil men van sommige zijden dit spreken als zodanig meer als uit de omstandigheden zien gesteld en dus meer tijdgebonden doen voorkomen. Men spreekt nu gaarne van onze rooms-katholieke medechristenen, en er worden al meer klanken gehoord om met de roomse kerk kerkelijke gesprekken te voeren, daar er, zo beweert men, toch veel stukken van overeenkomst zijn betreffende de leer der kerk, al geeft men daarbij nog wel toe dat er andere zijn, waarin wij met hen verschillen. Veel positiever en eerlijker was aartsbisschop Alfrink, die volgens de Rotterdammer van 30 november 1959 op een samenkomst van de vereniging „Vrouwen van Bethanië" zijn verheuging uitsprak over het feit, dat hij bemerkte dat Rome en de Reformatie al meer naar elkaar toegroeien. Hij wilde echter daarbij met nadruk vaststellen, dat men niet mag vergeten, dat als zij alles van elkaar overgenomen hebben wat zij over kunnen nemen, de eigenlijke kloof tussen hen nog dezelfde is gebleven. De kerk, aldus deze aartsbisschop, verkeert altijd in de ongunstige positie, dat zij op een bepaald ogenblik niet verder zal kunnen gaan, op straffe ontrouw te worden aan haar zending. Dit zal waarschijnlijk op de andere gesprekspartner altijd een onprettige Indruk moeten maken.... Maar het lijkt beter en eerlijker dit van meet af aan te verstaan te geven, dan eerst de indruk te vestigen, dat de kerk ooit bereid zou kunnen zijn om prijs te geven, wat zij beschouwt te behoren tot de geloofsschat van de Openbaring. Duidelijk komt ook hierin uit dat met Rome in de handhaving van de zuivere grondslagen van Gods Woord immers geen enkel gesprek mogelijk is. Is al dit streven om met Rome samen te gaan niet een verkrachten van de ware beginselen der Reformatie en een versmading van onze reformatorische vaderen, die juist voor die beginselen goed en bloed geofferd hebben? Voor Rome is „als kerk" geen enkele hoop meer over tot herstel. Onze vaderen spreken zeer duidelijk in artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis van de kenmerken der valse kerk, en daaraan is de roomse kerk duidelijk te kennen. Lees dit artikel met aandacht maar eens na.

Alle samenspreking moet daarom op een totale mislukking uitlopen, terwijl het gevaar daarbij niet uitgesloten blijft zelf al meer te verroomsen. Want al spreekt Rome tegenwoordig niet meer van ketters, als zij het over de protestanten heeft, doch van dwalende broeders, in het wezen der zaak is zij, gelijk zij trouwens zelf getuigt, niets veranderd. Zie dit maar uitkomen in landen waar zij haar schepter zwaait, als Spanje, Columbia, enz. Hoe droevig is het in onze dagen in de kerk over het algemeen genomen helaas gesteld. Een geest des diepen slaaps is over de kerk gekomen. Waar vinden wij nog dat pal staan en strijden voor de naam en zaak van de kerk des Heeren, met verloochening van zichzelf, ondanks alle vrome of goddeloze tegenstand?

Het komt hierbij zo uit, dat hoe slapper men zich aanstelt ten opzichte van de wacht bij de onwrikbare grondslagen der zaligheid, als het goede pand ons toebetrouwd, men al meer verdraagzamer en toegeeflijker wordt aan de vijanden van het ware Sion Gods. Dat de geest der Reformatie ons dan wakker schudde en ons in ware verootmoediging doe wederkeren tot de God onzer vaderen, waarvan wij zo ver zijn afgeweken. Dat het woord van de apyostel ons diep in het hart doordringe: „Wat ik u te zeggen heb, dat zeg Ik u allen, waakt"

Rotterdam-W

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1961

De Saambinder | 4 Pagina's

HERVORMINGSDAG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1961

De Saambinder | 4 Pagina's