Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GOD IS GETROUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GOD IS GETROUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is alweer enkele weken geleden, dat ik een artikel schreef over: , , De nood der oppervlakkigen". Het is iedere Bijbellezer bekend hoezeer de Heere Jezus hierover gesproken heeft in Mattheüs 25, waar Hij waarschuwt voor het lot van de dwaze bouwer en het dwaze meisje. Naar aanleiding hiervan schreef een man uit de provincie Utrecht mij, dat hij deze prediking , , bijna" wekelijks hoorde. Daarbij moest hij erkennen, dat hij niet alleen een prediking pleegt te horen, die weinig ingaat op de nood van de mens en op de noodzakelijkheid der bekering, maar dat hij ook zelf de nood niet kent. , .Ik vraag mij wel eens af, of niet dit mijn grootste nood is, dat ik mijn eigenlijke nood niet ken."

Zijn vraag is nu of ik ook middelen kan aanwijzen, die kunnen helpen. , , Hoe leer ik werkelijk mijn nood kennen? Deze vraag klemt des te meer, omdat deze materie in de prediking veelal wordt overgeslagen."

In antwoord op deze vraag zou ik eerst dit moeten zeggen, dat wij mensen in deze zaak steil afhankelijk zijn. Het is de Heilige Geest, die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. Maar dit neemt niet weg, dat wij de middelen mogen en moeten gebruiken. Wij moeten dus ook ons verstand gebruiken. God handelt met ons als met redelijke schepselen. Laat ieder dus overwegen, wat de Schrift zegt over het onbekeerde sterven. De Heere Jezus spreekt van een brede weg, die naar het verderf leidt en van een huis, dat op zand gebouwd is en dan instort. Voorts bevat het Woord Gods veel uitspraken over verderf dat ons wacht. Maar die Schrift is niet alleen gegeven om te lezen, doch ook om door de predikers uitgelegd te worden. Het is dus van groot belang, dat wij een prediking zoeken te horen, waarin op alle delen van de Schrift wordt ingegaan. Daar komt dan het gebed bij om ontdekkend licht. Voorts zijn er heel wat boeken te lezen, waarin de mens nog eerlijk behandeld wordt.

Ja maar, zegt mogelijk iemand, wij moeten toch eigenlijk van God zelf geleerd zijn en zou Hij dat mij willen doen! Wat voor antwoord geeft de Bijbel hierop, vraag ik? Het antwoord ligt voor de hand: „Hij zal leiden 't zacht gemoed in het effen recht des Heeren, Wie Hem need'rig valt te voel, zal van Hem Zijn wegen leren".

Voorts is er het sacrament van de Doop. Dat is een verzegeling van Gods beloften. , , De Sacramenten zijn heilige zichtbare waartekenen en zegelen van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte des Evangelies des te beter te verstaan geve en verzegele". De belofte van het Evangelie omvat alles wat er nodig is om een zondaar tot God terug te brengen. Daarom mag geen gedoopte aan Gods genade vertwijfelen, noch in de zonde blijven ligen. In zoverre is het juist, dat wij tot God of tot Christus mogen gaan, wie we ook zijn en alles van Hem verwachten. Het is niet juist, dat God begint met ons het geloof in Christus te schenken om ons daarna te leren, dat wij waarempel ook nog zondaren zijn. Het is dus kort gezegd niet zo, dat de doopbeloften gebruikt mogen worden om te zeggen, dat wij alles reeds bezitten vóór of door de doop. Het is wel zo, dat God ons alles toegezegd heeft. Het voornaamste werk, dat de Heere dan nog doen moet is ons overreden om het aan te nemen. Maar dat is dan ook een geweldig werk. Niemand, die het niet ondervonden heeft, kan zich voorstellen hoezeer de mens van nature gekant is tegen God en Zijn dienst. Hij kan zich niet bekeren, hij wil zich niet bekeren en hij wil zich niet laten bekeren.

Een andere vraag is die naar de verhouding van Doop en Avondmaal. De schrijver meent, dat in het Oude Testament alle besnedenen aan het Paasfeest moesten deelnemen. Ik verschil hierin met hem van mening. Het verschil loopt niet hierover in hoeverre het in de bedoeling van God heeft gelegen dat alle besnedenen, naar Gods geboden en inzettingen zouden leven en dus ook het Pascha vieren. Maar in de praktijk bleek, dat daar veel aan mankeerde.

Van dat uitroeien, als iemand niet besneden was, lezen we dan ook weinig, ook niet toen er bij Israël in de woestijn weinig of niets van de besnijdenis terecht kwam. Ik geloof, dat het, wat het Paasfeest betreft, zo was, dat alleen die de Heere vreesden opgingen en dat de anderen thuis bleven. Maar onder de eersten waren er zeker ook, bij wie de vreze des Heeren maar namaak was. Deze werden niet zomaar toegelaten. In Psalm 15 en in Psalm 24 kan men lezen aan welke voorwaarden de feestvierders moesten voldoen. En als Israël tot de feesten en tot de offerdienst kwam, zonder de vreze Gods, zei de Heere niet: Wat is dat fijn, dat je zo trouw voorwerpelijk blijft komen, maar dan riep de Heere hen toe, dat heel hun tempeldienst een stank was in Zijn neusgaten. Ik meen, dat men veel te makkelijk praat over deze dingen en te weinig b.v. de genoemde Psalmen en het hele Oude Testament in zijn onderzoek betrekt om na te gaan hoe het werkelijk was.

En nu de Kerk van het Nieuwe Testament. Daar is het precies zo. Er was in Israël geen zelfonderzoek nodig eer men aan een kind in oprechtheid de besnijdenis liet voltrekken, doch er was wel zelfonderzoek nodig eer men toegelaten werd tot de voorhoven des Heeren om daar Pasen te vieren. Zo wordt er ook in ons Doopformulier niet van zelfonderzoek gesproken, doch in het Avondmaalformulier zoveel te meer. De vriendelijke briefschrijver zegt, dat hij deze knoop niet kan ontwarren, maar ik kan niet anders zien, dan dat hij zelf deze knoop zo vast ineen heeft getrokken. Naar zijn mening wordt de Doop geheel voorwerpelijk en het Heilig Avondmaal geheel onderwerpelijk gesteld. Wat de doop betreft heeft hij zeker gelijk. Naar de mening of naar het geloof van die jonge Israëliet werd niet gevraagd en evenmin naar de mening of het geloof van de jonge dopeling. Dat klopt dus precies. Maar de Israëliet moest zelf komen, evenals de Avondmaalganger. En van een werkelijk gedood worden, als iemand in Israël geen Paasfeest vierde, heb ik nergens gelezen. Eer het tegendeel, zie maar Jesaja 1.

Waaruit ontstaat hier de moeilijkheid? Uit het feit, dat men een of twee teksten kiest uit het Oude Testament en daar alles aan ophangt. Misschien kan ik later nog wel eens op de verhouding van de sacramenten in beide Testamenten terugkomen, maar dit zijn hoofdlijnen, die m.i. voor onze mening bepalend moeten zijn.

Ik grijp en andere brief, want ieder mens wil toch ook wel eens antwoord zien, al is het dan kort. Iemand schreef: Ik heb een oude godzalige vriend, die worstelt met het probleem van de kinderdoop. Hij wilde, dat ik u de volgende vragen voorlegde:

..In het Nieuwe Testament lees ik, dat alleen diegenen gedoopt werden, die Zijn Woord door het geloof hadden aangenomen ( Hand. 2 : 41). Ik lees nergens, dat de discipelen onbekeerde mensen hebben gedoopt."

Dit laatste begrijp ik niet best, want ik mag toch aannemen, dat onze oude godzalige de Bijbel enkele keren heeft doorgelezen. Dan zal hij ook gelezen hebben van Simon de tovenaar, die volgens Handelingen 8:13 toch ook gedoopt is. Was dat een bekeerde man? Was Demas, die de tegenwoordige wereld heeft liefgekregen, een bekeerde man? En voeg daar nog de vele mannen en vrouwen bij, die in het Nieuwe Testament al of niet met name genoemd zijn als afvalligen. Men vindt ze in de brieven aan de zeven gemeenten in Azië in groten getale. Waren dat allemaal bekeerde mensen? De discipelen waren geen hartekenners. Zij doopten geen bekeerde mensen, maar belijdende mensen. Daar waren ook mannen en vrouwen onder die het zaligmakend geloof en de ware bekering bleken te missen. Ik ga er nu maar niet weer over schrijven hoe de apostelen huisgezinnen doopten, want dat kan men allemaal nalezen in vorige artikelen. Allleen wil ik nog de vraag stellen, hoe het komt dat men bezwaar heeft tegen de kinderdoop. Ik denk wel eens, dat men daar te vroom voor kan wezen. Ik hoop, dat niemand hier boos om wordt, want dit gevaar is echt niet denkbeeldig. Ik kwam tot die gedachte door de toelichting op de bovengenoemde vraag. , , Uit zijn eigen leven vertelt hij dan hoe hij in zijn bekering met de doop van zijn kinderen voor God is komen te staan. De Heere kwam hem neer te zetten bij de tekst: , Het is beter niet te beloven, dan te beloven en niet te betalen". En daarom kwam ik met de schuldbrokken bij God terecht, omdat ik

er niets van terecht gebracht had en ze opgevoed had voor de wereld, maar niet voor God."

Ik lees hier uitnemend goede dingen. Het is waar, dat een onbekeerde alles te kort komt in zijn opvoeding, als men de puntjes op de i gaat zetten. Maar komt een bekeerde niet alles tekort? En als we zeggen, dat alleen een minder of meer volwassen gelovige zich moet laten dopen, kan hij zijn belofte wel houden? Het hele leven van een bekeerde perst toch bij elk waarlijk wedergeboren man de kreet uit het hart: , .Ik ben vleselijk verkocht onder de zonde."

Heeft deze godzalige oude er iets van terechtgebracht na zijn bekering of maakt hij elke dag de schuld meerder? Als men met zijn bezwaren ernst maakt moet men helemaal niet dopen, en dat zal hij toch ook niet willen. Maar ik ben verder van mening, dat het verkeerd is om het zo voor te stellen, dat de voornaamste zaak van de doop is. dat wij God iets beloven. Het zijn niet onze beloften die verzegeld worden, het zijn Gods beloften. Doet onze ontrouw Gods trouw te niet? Zolang wij bij de doop de hoofdzaak weten in wat wij beloofd hebben en al of niet gedaan hebben, zijn we te vroom. Dan hebben we het nog niet geleerd, dat we alleen als goddelozen gerechtvaardigd kunnen worden. Maar als we dat verstaan hebben, zijn we blij met het verbond en met de kinderdoop. Het gaat niet om onze gehoorzaamheid, om die van onze kinderen, maar ons wordt betuigd en verzegeld in de Doop, dat de Zoon van God gehoorzaam is geweest tot de dood des kruises. Daarom kan ook een vader, die zijn belofte niet hield, zalig worden, omdat God Zijn belofte wel houdt, die hem in zijn jeugd verzegeld is.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 januari 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

GOD IS GETROUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 januari 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's