Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze eeredienst.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag hoe de eeredienst moet worden ingericht, staat niet bij den predikant ter beslissing, maar* bij den kerkeraad. Zelfs is voor een belangrijk deel van den eeredienst ook de kerkeraad niet vrij, maar gebonden aan hetgeen onze Generale Synodes hebben vastgesteld. Met name geldt dit van de bediening der sacramenten, de oefening van de tucht, de indienststelling der ambtsdragers en de kerkelijke bevestiging van het huwelijk. Want voor al deze kerkelijke plechtigheden heeft de Generale Synode het gebruik van bepaalde formulieren voorgeschreven, En het spreekt wel van zelf, dat elke Kerkeraad hieraan gebonden is en dus ook elk predikant. Geen predikant en geen kerkeraad heeft het recht om deze liturgische formulieren te veranderen of andere daarvoor in de plaats te stellen. Alleen de Generale Synode is hiertoe bevoegd.

Waar dit vaststaat, doet zich toch in de practijk tweeërlei vraag voor, waarop het wel goed is een publiek antwoord te geven.

De eerste vraag is deze, of de gebondenheid van den predikant aan deze formulieren zoover gaat, dat hij in geen geval van de letter dezer formulieren mag afwijken en dus verplicht is ze letterlijk voor te lezen.

Het antwoord wezen. hierop kan niet moeilijk

Natuurlijk is elke wijziging in deze formulieren, die op willekeur berust of omdat de predikant met den dogmatischen inhoud van het formulier het niet eens is, ongeoorloofd. Vooral bij de bediening van het Sacrament treedt de predikant op niet om zijn particuliere gevoelens tot uiting te brengen, maar om uit te spreken, wat de Kerk aangaande dit Sacrament belijdt. Hij mist dus elk recht en elke .bevoegdheid om eigenmachtig in dit kerkelijk vastgestelde formulier wijzigingen aan te brengen, teneinde daardoor zijn private opvattingen in plaats van de belijdenis der Kerk te stellen. Toen dan ook in de 17e eeuw enkele predikanten in de provincie Utrecht, die bezwaar hadden tegen de uitdrukking in ons doopsformulier, dat »uwe kinderen in Christus geheiligd zijne, daarin wijziging aanbrachten, hebben deProvinciale|Synoden, volkomen terecht, dit verboden en gelast, dat deze predikanten zich stipt aan het Formulier hadden te houden, op straüfe van anders gesuspendeerd te worden in hun ambt. Wanneer dan ook nu sommige predikanten, naar ons gemeld wordt, het dankgebed na den Doop weglaten, omdat zij het met den inhoud van dit gebed niet eens zijn, dan doen zij een kerkelijk ongeoorloofde daad. Hebben zij tegen dit dankgebed na den Doop bezwaar, dan behooren zij dit bezwaar langs kerkelijken weg ter kennis van de Generale Synode te brengen en haar beslissing af te wachten. Maar eigenmachtig een gebed weg te laten, dat in de Liturgie is voorgeschreven, komt hun niet toe. En de kerkeraden hebben wel toe te zien, dat de predikanten zich zulke eigenmachtige veranderingen in de liturgie niet veroorloven. Anders krijgen we een domineeheerschappij evenals in de Hervormde Kerk, waar de willekeur van den predikant beslist.

Maar geheel anders staat de zaak, wanneer de omstandigheden zelf tot een wijziging van het liturgische formulier noodzaken. Wanneer het huwelijk bevestigd nioet worden van echtelieden, die verre boven de jaren zijn gekomen om nog kinderen te krijgen, zou het een dwaasheid wezen het formulier letterlijk voor te lezen en in het gebed voor deze echtelieden nog te spreken van > de kinderen, die het God believen zal hun te geven". Het spreekt wel van zelf, dat in zulk een geval deze woorden moeten weggelaten worden, omdat men in het gebed toch geen dwaasheden zeggen mag. En evenzoo is het duidelijk, dat wanneer bij den doop de moeder aanwezig is, het niet aangaat in het doopsformulier letterlijk te vragen of > de vader of getuige belooft het kind in de Gereformeerde religie te zullen opvoeden", maar niet de moeder te noemen. Ons formulier is gemaakt in een tijd, toen de kinderen zoo spoedig mogelijk na de geboorte gedoopt werden en de moeders er dus niet bij waren. Maar nu men thans meestal met den Doop wacht, totdat de 'moeder hersteld is, spreekt het van zelf, dat de moeder dan ook met name genoemd moet worden. Er kan verschil bestaan over de vraag, of het wenschelijk is den Doop zoolang uit te stellen, dat de moeder er bij kan zijn. De Heraut heeft in dit opzicht steeds het pleit gevoerd voor den vroegdoop, die ook bij onze Gereformeerde vaderen in gebruik was. Niet omdat de moeder niet bij den Doop mag zijn, maar omdat, gelijk onze Kerkenorde zegt, het verbond Gods zoo spoedig mogelijk aan de kinderen behoort verzegeld te worden. Maar voorzooverre nog een belangrijk deel van de gemeenteleden dit niet inzien en meenen, dat een uitstel van enkele weken, teneinde de moeder bij den Doop tegenwoordig te laten zijn, geen bezwaar oplevert, mag men wel trachten door onderwijzing deze leden van gedachte te doen veranderen, maar niet de moeder bij den Doop van haar kind als quantité négligeable beschouwen. De taak der opvoeding berust op beide ouders, en wanneer beide aanwezig zijn, moet van beiden de doopsbelofte worden afgevraagd. De Generale Synode van Arnhem I 1902 art. 192 heeft dan ook terecht uitgesproken, dat »wanneer de moeder bij de bediening van den doop aanwezig is, er geen reden is, haar in, de derde doopvraag niet te noemen." Trouwens, wanneer de vader afwezig is of geen lid van de gemeente, zoodat de moeder het kind ten doop presenteert, zal toch ieder predikant wel verplicht wezen de moeder te noemen, al komt haar naam in het Doopsformulier niet voor. En evenzoo zal, om een derde voorbeeld te noemen, wanreer een lid van een andere Kerk bij ons inwoont, omdat op die plaats geen Kerk van zijn kerkformatie aanwezig is, de tweede doopvraag gewijzigd moeten worden, wanneer zulk een persoon den doop voor zijn kind aanvraagt, want men zou van hem de belofte niet kunnen eischen, dat hij dit kind zal opvoeden in de »Gereformeerde leer" of de leer, die in de Kerk alhier geleerd wordt. In al deze genoemde gevallen is van een dogmatische wijziging in het Formulier geen sprake, maar alleen van een verandering door toeyallige omstandigheden geëischt en waardoor aan den inhoud van het Formulier zelf geen schade wordt toegebracht. En letterknechten zijn de Gereformeerden nooit geweest.

De tweede vraag kan korter beantwoord worden, omdat zij niet de vastgestelde formulieren geldt, maar de regeling die op een bepaalde plaats hetzij door den Kerkeraad is vastgesteld of door gewoonte recht verkreeg. Zoo heeft men op onderscheidene plaatsen de gewoonte, dat de predikant zelf heel den dienst leidt van het eerste psalmgezang af, terwijl op andere plaatsen de voorlezer het eerste gezang opgeeft en de predikant pas onder het zingen optreedt en daarna het votum uitspreekt en opgeeft wat er zal gelezen worden. Zoo zijn er enkele Kerken, waar men na 't voorlezen van de Wet het slotvers zingt van de Berijming der tien geboden en na de Geloofsartikelen het laatste vers van den Avondzang. En zoo zijn er meer verschillen in dit deel van den eeredienst. Ook bij dit alles nu behoort als regel te gelden, dat de beslissing bij den Kerkeraad staat. Natuurlijk zal de predikant hierin leiding hebben te geven en de Kerkeraad zal tegenover zijn eigen predikant niet" straf hebben op te treden, maar zooveel mogelijk met zijn gevoelen hebben rekening te houden. Maar wanneer een predikant op een vreemde plaats optreedt, behoort hij, waar het hier toch middelmatige zaken geldt, zich te schikken naar de gewoonte van die Kerk en niet zijn eigen gewoonte hebben door te zetten. Dat zou niet stichten, maar ontstichten. De hoorders zijn aan zulke afwijkingen niet gewend en zouden daardoor in de war raken. De aandacht zou er door worden afgeleid van het geestelijke, wat de hoofdzaak moet wezen. En er is geen enkele reden denkbaar, waarom een predikant in zulke toch zeer ondergeschikte quaesties zich niet schikken zou naar de gewoonten der plaatselijke Kerk. Ook wie als gast in een vreemd huis vertoeft, schikt zich uit beleefdheid naar de usantiën van dit gezin, maar dringt zijn eigen gewoonten niet op.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Onze eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1919

De Heraut | 4 Pagina's