Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Eeredienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Eeredienst.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVI.

Laat men den Dienst der Sacramenten aanvankelijk ter zijde, en let men uitsluitend op den Dienst des Woords, der Gebeden en der Lofverheffing, dan springt het in 't oog, dat de vergaderplaats der geloovigen zóó moet zijn ingericht, dat de vergaderde geloovigen elkander zien, en saam zonder te groote inspanning den Dienaar des Woords zien en hooren kunnen.

Een kerk met slechte acoustiek, d. i. die slecht hoort deugt niet. Slechts versta men acoustiek niet in dien eenzijdigen zin, als sloeg ze alleen op het hooren.

Hooren en spreken hangen saam. Een kerk die slecht hoort, spreekt ook slecht, en het is ongelooflijk wat kwaad in menige gemeente gesticht is, alleen door het feit, dat de acoustiek in het kerkgebouw niet in orde was.

Wie zelf niet aan spreken in het publiek voor een uur en meer gewend is, maakt zich geen voorstelling van het verschil dat het maakt, of men optreedt in een gebouw, dat aan den eisch beantwoordt, en zulk eqn dat tegen den eisch van het goede spreken en hooren zondigt.

Een slecht sprekend gebouw vermoeit en spant derwij s in bij het spreken, dat men er geheel noodeloos de beste levenskracht van den spreker door verslijt, zijn spreekorgaan bederft, en hem een volgenden dag voor ander werk ongeschikt maakt.

Bovendien leidt dat moeielijk spreken af, het verstoort de gedachten, en belet den stroom van het vrije woord ongehinderd te vloeien. Zulk spreken zoekt dan vruchteloos naar mild contact met de opgekomenen. De klank gaat dwars over hen heen, pakt hen niet, en kan ze niet tot luisteren dwingen. Gevolg hiervan is, dat er o, zoo groot deel van het effect der prediking teloor gaat, en dat de kerkmeesters door hun slechte inrichting van het gebouw oorzaak worden van een geestelijke schade, die niet ernstig genoeg kan berekend worden.

Wie het geluk had, herhaaldelijk in een gebouw met goede acoustiek te mogen spreken, en ondervond, hoe vanzelf, geleidelijk en gemakkelijk het spreken dan ging, hoe ongedwongen het dan was, hoe men dan de volle beschikking over alle tonen in zijn stem behield, zijn ge­ hoor pakte, boeide en meenam, en dan van achteren zelf van alle vermoeienis vrij bleef, en hoorde hoe de opgekomenen zonder eenige inspanning luisteren konden, weet met ons hoe hoog goede acoustiek is aan te slaan.

Een gebouw met goede acoustiek is daarom voor de vergaderplaats der geloovigen, een hoofdvereischte. Goede acoustiek is bijna het hoofdvereischte, waaraan elk kergebouw voor den Diensten voldoen moet.

En een gebouw, dat ten deze mislukt is, moet zoo lang onder handen worden genomen, tot het in orde komt, of als het dat niet kan, desnoods afgebroken en overgebouwd worden.

Dit is niet bij manier van spreken, maar in den meest eigenlijken zin van het woord bedoeld. Immers een kerkgebouw duurt eeuwen, en het is ongeoorloofd, geslacht na geslacht én de Dienaren des V/oords én de gemeente steeds aan de verkeerke inrichting van een kerkgebouw op te offeren.

Slechts weinige architecten verstaan de kunst, om in zalen of gebouwen die ze optrekken, een goede acoustiek te verzekeren. Ook onder de publieke gehoorzalen zijn er, die in dit opzicht uitnemend geslaagd zijn, zoo b.v. de groote zaal van Tivoli te Utrecht, maar ook andere die eigenlijk voor publieke spreekbeurten geheel onbruikbaar zijn.

Doch in elk geval zal men goed doen, door ook waar men op klein terrein een klein gebouw zet, over de acoustiek een deskundige te raadplegen. Er zijn toch zelfs zeer kleine gebouwen, die op dit punt zóó ondoeltreffend zijn ingericht, dat ze in vatbaarheid voor het goede gehoor bij veel groote gebouwen verre ten achter staan. P^n het is wezenlijk een fout, dat hierop zoo weinig wordt gelet.

Doch, gelijk vanzelf spreekt, bij de eigenlijk gezegde acoustiek komt nog iets anders bij.

Zoodra het getal der vergaderde geloovigen zeker aantal overschrijdt, rijst toch de vraag hoe ge deze zetten moet, om aan het grootst mogelijk aantal een goede plaats, en een plaats waar men goed verstaan kan te verzekeren.

Een 20 meter in de lengte en een 15 meter in de breedte geeft een localiteit, die men in den regel met een gewone stem zeer wel bespreken kan, zonder te groote inspanning, en zoo dat het geluid tot in de verste hoeken duidelijk aankomt.

Maar in zulk een localiteit plaatst ge platvloers niet meer dan een 500 personen.

Klimt alzoo het aantal van hen die ge plaatsen moet boven de 1000, ja zelfs tot 1500 en 2000, dan ontstaat de vraag, hoe in zulk een localiteit, desnoods nog iets langer en breeder genomen, voor zooveel hoorders meer plaats is te schaffen.

Men heeft dan zijn afmetingen wel uitgestrekt tot 25 bij 20 meter, doch natuurlijk ook dit redde niet. De koepelvorm gaf iets meer, omdat de straal dan naar alle punten van den omtrek even lang bleef. Ook heeft men wel een driehoek genomen, zoodat de spreker een deel der gemeente voor zich uit, een ander deel links, en een ander deel rechts had, doch meest met bet gevolg, dat de spreker zich dan gedurig nu eens naar den eenen, dan naar den anderen kant moest wenden, en dat onder dat wenden het gehoor geheele brokstukken miste, die uitgesproken werden in den tegenovergestelde richting van waar men zat. Een kleine verbreeding naar rechts en naar hnks hindert niet, maar dieper dan 8 meter kan deze in den regel niet gaan, of ze wordt hinderlijk.

Meer heil daarentegen is gevonden in den vorm van-het amphitheater, d. w. z. in den vorm van een halven cirkel met oploopend zitvlak. Wie in de voorste rijen zat, zat dan gelijkvloers, de volgende rijen liepen iets op, en de achterste rijen waren geheel op de hoogte van den spreker gebracht.

Deze wijze van het doen glooien van het vlak voor zitplaatsen heeft zeggelijk veel voor zich. Het sluit het geheel meer op. Het maakt dat zelfs wie op de achterste rijen zit, het geheel overziet, en de stem behoeft achterin het gebouw niet zoo diep te dalen. Men ziet dan niet vooraan gezichten, en verder op niets dan hoeden, maar heel het gehoor komt met zijn aangezicht voor. Ook is het schuin oploopende vlak altoos iets langer dan het platte vlak, zoodat men meer menschen plaatsen kan. Spurgeons Tabernakel, die 5000 menschen kan bevatten, is op dit systeem gebouwd.

Toch zijn galerijen op den duur het eenige middel om op een klein stuk grond groote getallen van menschen onder het bereik van den spreker te brengen en v/aar deze galerijen zich dan kunnen aansluiten aan het oploopend vlak, en niet vierkantig, maar rondloopend kunnen gebouwd worden, is schier het hoogste en het beste effect bereikt.

We aarzelen dan ook niet als onze meening uit te spreken, dat men, waar een goed terrein beschikbaar is, en om het nu zoo uit te drukken, „veel gehoor moet geborgen worden, " goed zal doen, met het denkbeeld van de kruiskerk of den langen vierhoek op te geven, en zijn lokaal in te richten naar de grondtype van den halven cirkel, met een dwarsstuk op de middellijn. Maakt men dan bovendien het vlak eenigszins oploopend, en brengt men in den ronden cirkel één a twee galerijen aan, , dan bereikt men het dubbel effect, dat de stem behoorlijk wordt opgesloten, dat de straal van den .spreker tot den buitensten omtrek overal gelijk blijft, en dat men een eindweegs in twee of drie verdiepingen de hoorders boven elkaar kan plaatsen.

Men vergete niet, dat men vooral in de oudheid telkens localiteiten in de open lucht heeft ingericht die 10.000 en meer personen konden bevatten, en dat deze bijna op die wijze waren aangelegd. Er is hier

geen twijfel of dit stelsel heeft de vuurroef doorgestaan. En waar onze localieiten met ruimte voor 2000 personen voltaan kunnen, is er geen gegronde twijfel anwezig, waarom men op die wijs geen ehoorlijk overdekte localiteiten zou verkrijgen, die beknopt ineen zitten, voor goede acoustiek vatbaar zijn, en op gezellige, aangename wijze het geheele gehoor bergen kunnen.

Zulk een gebouw zou dan met de middellijn naar den straatkant zijn te plaatsen, en met den halven cirkel achterwaarts, terwijl achter den gevel die dan dwars op de middellijn kwam te staan, zonder veel moeite de noodige bijlokalen waren aan te brengen voor kerkeraad, catechisatie, doophuis, kosterswoning enz.

Het dusgenaamde doophek zou dan vanzelf wijziging ondergaan. Het zou niet langer een afgesloten plek vormen, alsof zij die daar binnen zaten zorgvuldig van het overige gehoor waren af te sluiten, maar men zou datgene verkrijgen wat in elke goede vergadering hoort, dat, als we zoo zeggen mogen, het bestuur der vergadering zóó geplaatst werd, dat het én zelf de vergadering kon overzien, én door heel de vergadering kon gezien worden.

Vóór den halven cirkel zou derhalve een verhevenheid zijn aan te brengen, waarop de opzieners der gemeente voor li£t front der gemeente konden plaats nemen. Niet in zijbanken, zoodat gemeente en opzieners elkander niet zagen, maar vlak in het front, zoodat de opzieners heel de gemeente konden overzien, en de gemeente hen zag. En iets vooruit, op deze verhevenheid, zou dan een iets hooger plaats zijn aan te brengen voor den Dienaar des Woords, die in de Bediening zou voorgaan, opdat hij van daar uit, maar steeds omringd door zijn medeopzieners, het woord tot de gemeente richten kon.

De eigenlijke dusgenaamde kansel was op zijn plaats in Roomsche kerken, en ten deele in de Luthersche kerken, die geen opzieners als zoodanig kennen, en een geestelijke op laten treden, om uit de hoogte en als uit den hemel de gemeente toe te spreken. Maar deze afgesloten, hooge, holle, sombere bloemkelk, waar halverwege een mensch uitkomt, is niet in overeenstemming met de grondgedachte van het Gereformeerde leven, dat er een „vergadering der geloovigen" wordt gehouden, dat de opzieners voorzitten, en dat één van deze het woord tot de gemeente spreekt.

Dat tusschen kansel en voorlezer, en zoo ook tusschen de twee ouderlingenbanken allerlei zitplaatsen voor vrouwen worden ingeruimd, zou dan tevens wegvallen.

Dat kwam zoo als vulsel achter het doophek, om geen plaatsen teloor te doen gaan, maar is in strijd met elke gezonde gedachte omtrent de verhouding, waarin de opzieners in de vergadering der geloovigen behooren op te treden

\lx is op deze afgebakende plaats naar recht en naar regel gelegenheid voor de opzieners der gemeente om voor het front der gemeente op te treden, maar dan ook voor hen alleen.

Vrouwen hebben hier niets te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Eeredienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1898

De Heraut | 4 Pagina's