Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drs. J.C. Schaelfer (red.), Informatieboekje voor de Ned. Geref. Kerken 2000. Uitg. Buijten & Schipperheijn, 2000. 304 blz. f 17,60.

Bij kennisname van het Ned. Geref. ‘landelijk jaarboek’ vallen verschillende dingen op. Allereerst dat deze kerken - men zou bijna zeggen tegen de verdrukking in - een lichte groei vertonen. Analyse van de statistieken leert dat deze groei vooral zit in middelgrote en kleine gemeenten en dat de helft van de toegetredenen een buitenkerkelijke achtergrond heeft. Dat is voor óns wel iets om over na te denken … Het jaaroverzicht geeft een duidelijke uiteenzetting van de stand van zaken op allerlei gebied, waarbij vooral de samenwerking met de CGK en de GKV een voornaam punt is; deze blijkt ondanks landelijke stagnatie plaatselijk toe te nemen. Het zal zaak zijn met elkaar in gesprek te blijven! Interessant vond ik ook de analyse van een aantal inhoudelijke discussies rond enkele publicaties (Mudde, De Jong). Ned. Gereformeerden verstaan de kunst om open met elkaar te spreken en zo tot diepteboringen te komen. Dat is, bij alles wat er onzerzijds aan zorgpunten is uitgesproken, toch een zegen.

Meestal vind ik het flauw om drukfouten te vermelden: het Staat zo eigenwijs. Nu maak ik toch een uitzondering; al een aantal jaren staat er een foutief telefoonnummer van dr. W. Janse (blz. 17 en 108)). Tot mijn verbazing nu opnieuw. Op blz. 235 staat het telefoonnummer - bij vermelding van mevr. Janse in een commissie - wél goed. Tip voor preekvoorzieners!

Drs. R.W.J. Soeters e.a. (red.), Jaarboek 2000 van de Chr. Geref. Kerken in Nederland. Uitg. Buijten & Schipperheijn, 2000. 328 blz. f 17,60.

Een welgemeende felicitatie aan het adres van de redactie van het jaarboek is op z’n plaats: het is altijd weer een heel groot karwei om alles rond te krijgen. Een keur van plaatselijke en regionale gegevens geven blijk van grote betrokkenheid van velen bij het kerkelijk leven. Daar mag dankbaarheid voor worden uitgesproken. Toch is er tegelijk grote reden tot zorg en de kroniekschrijver van 1999, ds. H.J.Th. Velema, legt daar terecht de vingerbij. Bloeien onze kerken, generaal genomen? Opnieuw blijkt uit de statistiek een daling van leden, namelijk 241. Ik stel hier dat de werkelijkheid nog dramatischer is: vijf structurale ‘groeikemen’ bij onze gemeenten (Groningen, Urk-EH/Mar., Zwolle, Veenendaal-B) geven een vermeerdering van 259 leden te zien; de andere dalen dus samen met 500 … En te vrezen is dat onder deze objectieve gegevens nog veel meer geestelijke moeite schuilt dan in deze recensie te verwoorden is: een steeds groter wordende groep gemeenten heeft met ontbindende factoren van binnenuit te maken.

Enkele inhoudelijke artikelen achterin het jaarboek (de agenda van de kerk, diaconale hulpverlening) geven de nodige diepgang en informatie.

Nanne E. Haspels, Binding en verbond. Gewenste en veronderstelde betrokkenheid bij de kerkeijke gemeente. Uitg. Kok, Kampen 1999. 239 blz. f 47,50.

In het kader van Studies levensbeschouwing, wetenschap, samenleving, Redactie Bezinningscahier Vrije Universiteit.

De auteur promoveerde in april van dit jaar op deze situatie aan de V.U., bij prof. Heitink, dr. Hendriks en ds. Stoffels. Ik volsta met een verwijzing naar de zes vragen waarop de auteur een antwoord wil geven, zie blz. 172: 1-6.

Het antwoord wordt gegeven vanuit een onderzoek in drie gemeenten en met behulp van de bijbelse notie van het verbond voor het leven als een ecclesiologisch basismodel. Ik wil het antwoord op de vragen typeren als een dynamische verwerking van de praktisch-theologische inzichten van Heitink in combinatie met de gemeente-opbouw visie van Hendriks. Van beide theologen toont Haspels zich een dankbare leerling. Hun gedachten weet hij creatief en inventief uit te werken. Het dynamische van hun visie verwoordt hij in zijn concluderende Stelling dat de eenmalige openbare belijdenis des geloofs dient te vervallen. De tegenwoordige notie van trouw aan jezelf moet aangevuld worden met trouw aan het verbond. De open vereniging moet als stuurmodel dienen. Er is sprake van een gewenste betrokkenheid.

Er is onderzoek gedaan. Er Staat nog onderzoek open, zegt de auteur.

Mijn moeite met dit dynamische concept is dat de nadruk valt op antropologische noties waarmee bijbelse noties worden verbunden. Het komt mij voor dat dit model meer door de feitelijke situatie wordt bepaald dan door normatieve bijbelse gegevens. Raakt op deze manier niet alles op drift? De bepleite wisselwerking tussen theorie en empirie (waarbij aan de empirie voorrang wordt verleend) is een poging te redden wat er te redden valt. Het model lijkt voor mij typerend voor een kerk op drift.

Coby Vredenburg-Schouten, Je brengt me toch niet zo maar weg? Eenvoudig uitvaartboek. Uitg. Kok, Kampen, tweede druk, 1999. 223 blz. f 29,90.

Het boek bestaat uit drie delen: ‘Leven voor de dood’, met 22 paragrafen, Tussen overlijden en uitvaarf, met als onderdelen: A. De dag van overlijden, B. De uitvaart geregeld, C. De uitvoering van de plechtigheid en D. De dag van de uitvaart, met in totaal 34 paragrafen. Het derde deel heet: ‘Na een tot zes weken’, met 10 paragrafen.

Binnen korte tijd verscheen er een tweede druk. Kennelijk is er behoefte aan dit boek. Vrijwel alles wat met overlijden en begraven samenhangt, komt aan de orde. In dat opzicht is het echt een handboek. Toch heb ik er wat moeite mee. Zowel het pastorale als het technische gedeelte, de zorg voor het lichaam voor en na het overlijden, als de dankbetuigingen en gedenktekens worden naast elkaar behandeld.

Het boek biedt veel stof tot nadenken en geeft praktische tips.

Eigenlijk is er geen onderdeel vergeten. Daarmee overheerst het ‘technische’. Het spirituele gaat daarachter schuil. ‘Je brengt me toch niet zo maar weg’, ziet als een vraag op verzorging. Daaronder ook ‘technische regelingen’ een plaats geven doet mij wat koud aan.

Niettemin zullen velen van dit boek (kunnen) leren en er hun winst mee doen.

Gerrit Manenschijn, De mythe van de autonomie. Uitg. Kok, Kampen 1999. 176 blz. f 32,50.

Autonomie is een veel gebruikte term, niet het minst in het kader van medisch handelen. Autonomie Staat voor zelfbeschikkingsrecht.

Aan die term en zijn gebruik in onze moderne samenleving is dit boek gewijd. Het draagt een sterk filosofisch karakter.

Ons blad is er de plaats niet voor om het hele betoog, het uitvoerige historisch overzicht daarbij inbegrepen, hier weer te geven. Het zou ook te veel ruimte vragen.

De schrijver gebruikt het woord mythe in dubbele zin: Het is geen werkelijkheid, maar vertegenwoordigt wel een bepaalde waarde. Dat geldt ook van autonomie. De mens is niet volstrekt autonoom. Toch vertegenwoordigt autonomie een bepaalde waarde. Die Staat gelijk aan verantwoordelijkheid. Het merkwaardige is dat de auteur autonomie niet inwisselt voor verantwoordelijkheid. Hij laat de term dus niet vallen.

Hij fundeert het gebruik zelfs op de gedachte van de mens als het beeld van God. God is in absolute zin autonoom. De mens in afgeleide zin, als zijn beeld. Via de gedachte van de vleeswording van Christus wordt de autonomie van de mens gefundeerd. Dit is dus een christelijke argumentatie. Hiermee is niet alles gezegd. De maagdelijke geboorte is beeldspraak, symbool, mythe, maar vertegenwoordigt wel een waarde. Deze motivering van het gebruik van autonomie als mythe komt mij vreemd, ja onjuist voor.

Niettemin komt de auteur op voor het beleven van verantwoordelijkheid, ook in medisch-ethische kwesties. Daarmee kiest hij positie tegenover het moderne, subjectivistische liberalisme.

Het is een knap en tegelijk moeilijk boek, waarin de filosoof Kant meer als bron fungeert dan de bijbel. Voorzover de bijbel aan het slot ideeën voor het betoog levert, wordt zijn boodschap gestructureerd naar de ‘mythische’ opvatting van autonomie naar het model van Kant.

Bas de Gaay Fortman, De wapens van de Geest. Uitg. Kok, Kampen 1998. 47 blz. f 14,95.

Een zestal overdenkingen, uitgesproken voor het NCRV-radioprogramma ‘Woord op zondag’. Het uitgangspunt ligt bij Ef. 6:10-17; lijnen worden naar andere bijbelgedeelten getroffen. De geestelijke wapenrusting wordt door de schrijver vooral gezien in de strijd op déze aarde tegen de verkeerde structuren en situaties van onrecht die zich dáár voordoen. Van de diepe lading die in woorden als gerechtigheid, vrede, geloof en heil zit en die wijst op de verzoende verhouding tussen een heilig God en een zondig mens door het kruis van de Heiland en van de toekomst van het Rijk van God horen we in dit boekje weinig. Dat maakt de waarde ervan beperkt.

Ds. J.J. Poort, Het is volbracht. Gedachten over de kruiswoorden. Uitg. De Groot Goudriaan, Kampen 1999. 158 blz. f 24,90.

De ondertitel is te bescheiden voor de inhoud: het is een zevental complete preken over de zeven kruiswoorden van de Heiland. Men kan ze beschouwen als een stukje van het geestelijk testament van ds. Poort die in 1997 overleed, na een aantal jaren erg ziek te zijn geweest. De sporen van zijn geestelijke ervaring gedurende zijn leven - ook van die laatste jaren - treft men in deze preken aan. Hij komt de lezer erg nabij, maar - wat meer is - de Here komt in zijn Woord de lezer erg nabij. Een verrijkend boek.

Daniël van den Bos, De binding. Roman. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 2000. 213 blz. f 29,90. Het debuut van de auteur, als docent recht verbonden aan de Chr. Hogeschool Ede. Paul Keijser wordt in contact gebracht met Nico Davids (ehr. geref. opgevoed). Samen komen ze voor een tribunaal en in zes dagen gaan ze hun lagere schooltijd klas voor klas van achter naar voor door. Paul wordt door Nico aangeklaagd wegens pesten. Stapje bij beetje komt het uiteindelijk tot erkenning van deze daden, die op hun beurt weer worteis blijken te hebben in de band vader/moederzoon. De verbinding van Gen. 22 met de neiging van mensen om hun kinderen ‘op het altaar van hun ambities te ofteren’ (blz. 150) is niet het sterkste punt, maar overigens leest men dit boek in één ruk uit. In het boek keert het getal zes telkens terug, zowel in de opzet als in de inhoud. Is er een verbinding met de bijbelse duiding van het getal van de mens, die daar maar niet bovenuit komt en zich laat vangen in het kwaad?

Ds. C. den Boer, Filippensen. Uitg. Voorhoeve, Kampen, i.s.m. de EO, 1998. 240 blz. f 37,50. Er kan weer een deel toegevoegd worden aan de ondertussen zeer lang geworden reeks bijbelstudies van ds. Den Boer, die groeien naarmate hij verder komt in het radio-programma ‘De bijbel open’. Het recept is beproefd en vertrouwd: een heldere, stevige uitleg tekst voortekst. Goed studiemateriaal voor bijbelkringen, verenigingen enz. Uit de voetnoten blijkt de doorwrochtheid waarmee de auteur te werk is gegaan. Respect!

Dr. T. Brienen, Handboek voor de diaconiologie. Inleiding in de theologie van de ‘bediening van het Woord’ in al zijn dimensies. Uitg. Groen, Heerenveen 1999. 211 blz. f 49,95.

In Apeldoorn spreken we meestal over de ‘ambtelijke vakken’; dr. Brienen wil het liefst spreken over ‘diaconiologische’ vakken en beweegt zich daarmee (o.a.) in het spoor van A. Kuyper. Het woord ‘Handboek’ is niet overdreven: er is sprake van een inleidend deel waarin de plaats van dit vakgebied ter sprake komt, mede aan de hand van Schleiermacher en Kuyper. Vervolgens een historisch deel en tenslotte een principieel deel, waarin de auteur zijn eigen visie uiteenzet. Daar komen de verschillende NT-ische aspecten rond het thema aan de orde. Daar komt ook de kwestie aan de orde van de verhouding tussen ambt en dienst. Dr. Brienen gaat het liefst terug naar gebruik van dat laatste woord. Dat roept de vraag op (niet voor het eerst) of alle dienst wel ambt is, terwijl tegelijk duidelijk is dat het omgekeerde wél geldt. Die discussie is in het boek niet uitgekristalliseerd; dat is jammer, zeker in het licht van de voortgaande discussie op dit punt. Het is een boek dat zeker niet gemakkelijk leest, maar het is dan ook bedoeld als theologische lectuur. In dat kader zal het zeker gebruikt gaan worden.

Ds. J.H. Velema, Wie is gelijk de Heere? Micha, een veelzijdig profeet. Uitg. Groen, Heerenveen 1999. 150 blz. f 24,95.

Ds. Velema is nog niet uitgestudeerd: aan de lange reeks van boeken die op zijn naam staan, wordt er weer één aan toegevoegd. Een waardevolle aanvulling op wat u eventueel al van deze profeet hebt; terecht wordt opgemerkt in de inleiding (blz. 5)dat er groot verschil van mening is over de uitleg ervan. Hier vindt men een bijzondere ingang: niet vers voor vers, maar thematisch. Achtereenvolgens zien we Micha als profeet, theoloog, historicus, topograaf, oordeelsprediker, jurist, polemist, ethicus en adventsprofeet. Het levert soms verrassende doorkijkjes op. De stukjes zijn kort, men zou het boek daarom als dagboek kunnen gebruiken.

M.R. van den Berg, Wat Staat ons te wachten? Bijbelse toekomstverwachting. Uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 1999. 90 blz. f 19,90.

Een serie bijbelbesprekingen die gehouden werden in het kader van de wisseling van het millennium. Wie het koopt, zal niet teleurgesteld worden: in heldere taal gaat ds. Van den Berg de Schriftgegevens na die handelen over de zaken van dood en (weder)opstanding. Duidelijk waar dat kan, bijv. in het afwijzen van de visie van Telder/Vonk t.a.v. de tussentoestand (in hoofdstuk 1), tegelijk ingehouden als het gaat om de vraag hoe dat dan precies is: het ‘met Christus zijn’, in de hemel - omdat de gegevens in de bijbel daarover uiterst summier zijn. Duidelijk ook t.a.v. de vragen van de vermeende opname van de gemeente en het duizendjarig rijk, tegelijk ook voorzichtig als het gaat om de vraag hoe die dingen dan precies in elkaar zitten. De auteur schrijft niet meer op dan hij bijbels verantwoorden kan, maar in dat kader is hij dan ook duidelijk genoeg. Ook de klemmende vraag op de toekomst van hen die weigerden de Here als hun Heiland te aanvaarden, krijgt een bijbels eerlijk antwoord (hoofdstuk 3). Kortom: Een bemoedigend en een ernstig boek.

John Bowker, Groot handboek bij de bijbel. Uitg. Kok/Lannoo, Kampen 1999. 544 blz. f 99,–.

Een kloeke uitgave met een matige prijs, gezien al het gebodene: informatie via tekst, kleurenfoto’s, tekeningen enz. Het handboek bevat uitgebreide informatie over de (structuur van de) bijbeiboeken (deel 1 en 2), een naslagdeel (met overzicht van personen, plaatsen in de bijbel en een woordenlijst) en een register. Men vindt er een schat van informatie in over allerlei bijbelse onderwerpen. Met de gegeven informatie kan men in het algemeen gesproken goed uit de voeten. Als men i.v.m. studie in de bijbel een naslagwerk wil aanschaffen, heeft men hier een waardevol handboek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2000

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2000

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's