Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DOMME VOS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DOMME VOS

VERVOLGVERHAAL DEEL 1

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over een hoge rug van ijs danst een poolvos. Zijn prachtige staart walst met hem mee en zijn dunne poten raken amper het ijs aan. Hij is, net als alle andere poolvossen hoog de lucht in gesprongen door de oorverdovende schok waarmee het losgebroken ijs van de Nortonsont op de vaste ijsvelden van de Beringzee botste. De logge walrussen en de zeehonden die op de ijsvelden een zonnebad namen, voelden de schok tot in hun botten. De ijsberen rolden er door op hun zij. Maar de kleine poolvossen sprongen hoog de lucht in. Zij leken op dat moment zelf wel versplinterde stukken ijs aan de rand van de schotsen. Lenig en watervlug onderzoekt de vos de nieuw gevormde spleten en ijsruggen. Zijn zwarte klauwen, scherp als dorens vinden altijd een houvast, zijn dikbehaarde voetzolen behoeden hem voor uitglijden, zelfs op de gladste hellingen. Hij is niet bang, hij verkeert immers zo zelden in gevaar dat hij soms bijna roekeloos wordt. Voor de mens moet hij oppassen, hij vreest hem, dat is waar, maar in de winter ziet hij nooit een mens. De wolf kan hij 's zomers gemakkelijk voorblijven en 's winters leeft hij op het pakijs waar geen wolven komen. Triomfantelijk staat hij nu op het hoogste punt van de kartelrug uit te kijken over de wirwar van ijsblokken beneden hem. Twee tellen later danst hij weer verder. De scherpe geur van het pas gebroken ijs maakt hem zo opgewonden .dat hij wel dronken lijkt. Plotseling staat hij stil. Daar, een twintig meter voor hem hijst een geweldige ijsbeer zijn schouders over een ijsrug heen. De vos kent hem goed. Vier maanden heeft hij geleefd van de restjes van de buit van de beer. Vier maanden heeft die beer zich geërgerd aan de vlugge vos die zijn buik dik at aan wat hij overliet. Nooit at de beer de hele zeehond op die hij gevangen had, maar hij gunde de vos geen brokje en sloeg iedere keer weer naar hem als hij hem zag. Maar de vos was altijd rapper dan zijn „gastheer" en deze haatte hem daarom des t, e meer. Het is een enorm dier zoals het daar op de top van de ijsrug staat. Zes mannen wegen samen nog niet zoveel als hij. Toch is er niets logs aan dat grote lichaam, eerder iets sluws. Zijn gang is golvend als hij over het gebroken ijs gaat lopen. Beneden hem op het ijs van de Nortonsont probeert een jonge zeehond zenuwachtig open water te bereiken. Toen de beer zijn schouders en schoften over de ijsrug hees, werd de zeehond gealarmeerd-Als een razende klapt, hij nu met zijn kleine vinnen over de ijzige oppervlakte in de hoop het dooiijs te bereiken voor de beer hem bespringt. De beer ziet het angstig voortploeterend dier niet, maar ruikt hem. des te beeter. De vos, die de : zeehond al lang heeft opgemerkt, trilt van spanning. Nu móét de beer hem toch zien! Ja!! Met een sprong duikt de

ijsbeer op zijn. prooi af. Mis!! Het dooiijs sluit zich net op tijd boven de kleine zeehond en de beer heeft het nakijken. Hij graait nog met zijn scherpe klauw omlaag, maar tevergeefs. Teleurgesteld trekt de vos zich terug.

In twee dagen hebben de beer en hij niet gegeten. Terneergeslagen zwerft hij langs de ijsrug, maar als hij een paar meter voorbij de plaats is waar hij de beer bespiedde, ruikt hij plotseling de geur van de zeehond weer. Daar onbereikbaar voor hem ligt de zeehond op een schots. Hij heeft een vette kabeljauw gevangen en niet ver van hem vandaan is een zeezwaluw uit het water opgedoken.

De vos wordt wild van opwinding. Drie heerlijke geuren — een zeehond, een vis en een vogel — doen hem het speeksel uit de bek lopen!

Hij schat de afstand tussen hem en de zeehond. Het is. wel een erg lange sprong die hij moet maken. Zijn dikke pels zal zijn lichaam wel beschermen als hij op de 'schots terecht komt, maar zijn poten! Die zijn zo dun en breekbaar.

Hij trekt zijn kop terug en ziet dat de beer geduldig bij het dooiijs zit te wachten, in de hoop dat de zeehond zijn neus erdoor zal steken om adem; te halen. De sluwe vos jankt zacht en krabt aan de rand van het gat waardoor hij de zeehond kan zien.

De beer hoort hem en sjouwt de ijsrug op. Als hij bij de opening tussen de ijsblokken komt, wordt hij wild van ongeduld. Hij steekt zijn logge poten om de beurt in het gat en probeert de blokken los te wrikken.

Er is echter geen enkele beweging in te krijgen. En onder hem, nog geen drie meter van hem vandaan, staat de vos uitdagend te blaffen. De beer wordt woedend en rolt met een vaart de ijsmuur af. Hij holt de vos achterna, maar deze plaagt het logge roofdier door een klein eindje voor te blijven en telkens als de beer een uitval doet, weg te springen.

Na veel vergeefse pogingen geeft de achtervolger het op en sjokt met boze ogen terug naar de ijsrug.

De burgemeestermeeuw

Op de noordwaarts gerichte stroming beweegt het ijs van de Beringzee langzaam naar de engte tussen Kaap Prins van Wales en Siberië.

Die nauwe doorgang is de ingang naar de Noordelijke IJszee. Al het ijs moet daar doorheen en ieder jaar opnieuw laat de vos zich meenemen om in Siberië aan land te gaan. Daar kan hij zelf jagen en samen met de duizenden trekvogels de lente en de korte zomer doorbrengen.

Op de toendra zal hij zijn vrouwtje weer ontmoeten. Elke lente zoekt hij haar op. Nooit blijven ze. 's winters bij elkaar.

Waar zijn vrouwtje dan blijft, weet hij niet en het interesseert hem ook niet.

Maar altijd wacht ze op hem en samen brengen ze dan een nest jongen: groot.

Als deze hun eigen weg gaan, houden ze met z'n tweetjes een lange, luie vakantiemaand. Dan smullen ze van de rijpe bessen die in dikke trossen aan de struiken hangen. Terwijl de vos wacht op het bewegen van het ijsveld, en de beer al vergeten is, zweeft er ineens een jonge burgemeestermeeuw boven hem.

Ineengedoken, gereed om te springen, volgt de vos hemi met zijn ogen. Hij weet wat er komen gaat. In zijn snelle vlucht draait de meeuw zich plotseling om en duikt op de vos met. een uitdagende schreeuw. Deze springt op en mist op een veerdikte na.

Weer duikt de meeuw en opnieuw neemt de vos de uitdaging aan. De prachtige zuiver-witte vogel buitelt weg en de vos heeft het nakijken.

Onverschillig draait hij zich om en doet alsof hij een ademwak van een zeehond gevonden heeft.

De meeuw wordt hoe langer hoe brutaler, hij valt keer op keer aan.

De vos verliest zijn goede humeur niet en speelt het opwindend 'spel sportief mee. Als de vogel eindelijk wegvliegt, kijkt hij hem peinzend na.

Het is de eerste vogel die hij ziet na de lange, lange winter.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1982

Daniel | 28 Pagina's

DE DOMME VOS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1982

Daniel | 28 Pagina's