Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christinnereis is voor jong en oud

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

51.

Het was ons aangenaam Standvastig te ontmoeten in gezelschap van de pelgrims. En daar had niemand op gerekend een worstelaar te zullen horen worstelen aan de troon der genade, in deze bedwelmende streek. Als vanzelf zijn wij benieuwd meer over hem te mogen horen.

„Als gij u in mij niet vergist hebt,” hernam Standvastig, „zal het mij recht gelukkig maken,” want hij werd, zoals wij reeds gehoord hebben, als een uitnemende pelgrim begroet. Doch zo hoog sloeg hij zichzelf niet aan. „Maar in het tegenover gestelde geval moet ik zelf er de schade en de schande van dragen,” voegde hij er aan toe. „Dat is waar,” hernam nu de ander, „maar uw vrees zelf bevestigt mij, dat het goed staat tussen de Vorst der pelgrims en uw ziel, want Hij zegt: „Welgelukzahg is de man, die gedurig vreest.” Verdediger: „Maar mijn broeder, zeg ons eens, om welke reden gij daar straks op uw knieën laagt. Was het om één of ander bijzonder gunstbewijs of om enige andere oorzaak?”

Standvastig: „Wel, gij weet, wij zijn hier op de Betoverde Grond, en toen ik hier zo over liep, peinsde ik er over, hoe vol gevaren deze weg is. Hoevelen, die als pelgrims uitgingen, zijn hier verward geraakt in de doornen en distelen, en zo omgekomen. Ook dacht ik na over de soort van gevaar, die hier dreigt de mens ten onder te brengen. Zij, die hier omkomen, sterven niet aan één of andere vreselijke ziekte, was hij, die door de dood in slaap wordt weggenomen, begint de reis met begeerte en genot en daarom geven zij zich gewillig over.„

Zie het leven bij een godsdienstig genot eindigt in een vleselijk genot, dat de mens ten verderve voert. Het gaat in de eerste plaats om de grond der zaak, het huis van onze verwachting voor de eeuwigheid moet in het geloof gebouwd worden op de Steenrots Jezus Christus. En zo is de vrucht uit Hem die God welbehagelijk is, en waardoor de gelovige van zijn geloot uit de vrucht verzekerd wordt. Nu viel Eerlijk hem in de rede, en zei: „Hebt gij die twee mannen in het prieel zien slapen?„

Standvastig: „O ja zeker, ik zag Zorgeloos en Overmoedig daar liggen, en ik weet niet beter of zij blijven daar tot hun lijken tot stof zijn wedergekeerd. Maar laat mij voortgaan met mijn verhaal. terwijl ik, gelijk ik zeide, zo peinzend voortging, ontdekte ik opeens een vrouw, niet jong meer, maar zwierig uitgedost. Ze kwam naar mij toe en bood mij drie dingen aan: zichzelf, haar geld en het wonen in haar huis. Nu, om u de waarheid te zeggen, ik was op dat ogenblik vermoeid en uitgeput, daarbij zo arm als een kerk-uil, en dat wist de heks misschien. Nu, ik sloeg haar aanbod enige malen af, maar zij bleef aandringen en zag mij vriendelijk glimlachend aan. Nu werd ik boos, maar dat trok ze zich volstrekt met aan. En alweer begon zij mij voorstellen te doen, zeggende, dat als ik mij door haar wilde laten beheersen, zij mij groot en gelukkig zou maken, want, zeide zij, ik. beheers de wereld en het is door mij dat de mensen gelukkig worden! Toen vroeg ik naar haar naam en zij zeide mij dat zij mevrouw Zeepbel heette. Naar ik gehoord heb, was zij uit het geslacht van lzebel, „die als vrouw van hoererijen en toverijen„, tot op de dag van heden bij de nageslachten voortleeft. In de gemeente van Thyatira noemde zij zichzelf profetes, waarover de Heere Zijn ongenoegen te kennen gaf.

De naam schrikte mij nog meer af, doch zij hield niet op het mij lastig te maken. Toen heb ik mij op de knieën geworpen, zoals gij gezien hebt en mijn handen opgeheven en Hem gesmeekt, die gezegd heeft: „Roep Mij aan in de dag der benauwheid en Ik zal u uithelpen.” En juist toen gij aankwaamt, had die vrouw zich uit de voeten gemaakt. Toen heb ik de Heere gedankt voor Zijn grote uitredding, want ik ben zeker, dat die vrouw niets goeds bedoelde, maar mij alleen mijn reis wilde vertragen.”

Eerlijk: „Voorzeker had zij slechte bedoelingen. Maar wacht eens, als ik mij goed bedenk, heb ik haar dunkt mij gezien of van haar horen spreken.” Standvastig: „Wellicht beide! En dat kan ons wellicht tot verheldering zijn.”

Eerlijk: „Mevrouw Zeepbel is dat niet een lange, knappe vrouw en donker van uitzicht?”

Standvastig: „Juist, zoals gij zegt.”

Eerlijk: „Spreekt zij niet op vleiende toon, en dan met een glimlach aan ’t eind van elke volzin?”

Standvastig: „Precies, gij schetst haar juist zoals zij is!”

Eerlijk: „Heeft zij een grote beurs op zij, en heeft zij niet dikwijls haar hand daarin om met het geld te spelen, als lag daarin haar grootst genot?” Standvastig: „Nu, ’t is alsof gij bij onze ontmoeting tegenwoordig geweest zijt, zo nauwkeurig beschrijft gij haar.”

Met de vrouw die ons ten voeten uit werd getekend in deze korte bespreking, hebben wij te maken. Letterlijk en figuurlijk zoekt zij de reizigers naar Sion af te trekken van de wegen des Heeren. Haar verschijning was reeds voor velen aantrekkelijk en haar eigenwillige godsdienst begeerlijk, zodat zij haar ten prooi werden. Maar voor die haar beziet in het licht van de Schrift, is haar verschijning weerzinwekkend. En dat wil Stoutmoedig ons op het hart binden om het aan de vergetelheid te ontrukken.

Stoutmoedig: „Die vrouw is een heks, door haar toverijen is deze grond betoverd. Wie zijn hoofd in haar schoot neerlegt, kan het evengoed op het blok van de scherprechter neerleggen, want wie haar aanziet om haar te begeren, wordt tot de vijanden des Heeren gerekend. Door haar worden in ere gehouden alle vijanden van de pelgrims, ja zij heeft reeds menigeen van het pelgrimsleven afgetrokken. Zij weet altijd wat te bepraten en zij en haar dochters zijn er altijd op uit om de een of andere pelgrim te bekoren en hem het goed van deze wereld te doen najagen. Zij is vermetel en onbeschaamd, en wil met elke man praten. Arme pelgrims tracht zij verlegen te maken en rijken in te palmen. Altijd zwaait zij diegene lol toe, die voor geld alles over hebben. Zij is verzot op feesten en drinkgelagen, en men vindt haar altijd op de een of andere partij. Er zijn plaatsen waar zij als een godin wordt gevierd, en nergens vindt zij er, die haar overtreden. Zij zegt haar gunsten toe tot in het derde geslacht, als zij haai slechts trouw blijven, en sommige van haar volgelingen overlaadt zij als het ware niet goud. Zij is er op gesteld dat men haar zoekt, wel van haar spreekt, en dat zij een plaats verovert in het hart van de mannen. Onvermoeid is zij in het aanprijzen van het aangename leven dat zij leidt, en zij bemint het meest degene, die wel van haar denken. Aan sommige zegt zij kronen en koninkrijken toe als men haar raad slechts opvolgt, en toch heelt zij menigeen tot de strop gebracht en tienduizenden naar de hel gevoerd.”

„O,” riep Standvastig uit, „welk een genade dat ik haar weerstand mocht bieden, want waartoe zou zij mij gebracht hebben?”

Stoutmoedig: „Waartoe? Dat weet God alleen! Maar zonder twijfel zou zij u gevoerd hebben m vele dwaze en schandelijke begeerlijkheden, die de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. Zij was het, die Absalom opzette tegen zijn vader en Jerobeam tegen zijn heer. Zij deed Judas zijn Heer verraden en bewoog Demas het leven der godzaligheid vaarwel te zeggen. Wie zal al het kwaad optellen, door haar aangericht! Zij zaait tweedracht tussen vorst en onderdanen, tus sen ouders en kinderen, tussen man en vrouw, ja, tussen de mens en zichzelf, tussen het vlees en de Geest. Daarom, goede Standvastig, blijf ge trouw aan uw naam, opdat gij, alles verricht heb bende, moogt staande blijven!”

Mij dunkt dat dit aan duidelijkheid mets te wensen overlaat. En tot bevestiging van dat alles, zegt de Schrift: „Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht; zij dreef hem aan door de vleiing van haar lippen. Hij ging haar straks achterna gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien; totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar de strik en niet weet dat die tegen zijn leven is. Laat uw hart tot haar wegen niet wezen, dwaalt niet op haar paden. Haar huis zijn wegen des grafs, dolende naar de binnenkameren des doods.”

Nijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's