Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET WEZEN DER ZONDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET WEZEN DER ZONDE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Vijanden Gods (9)

Het wezen der zonde bestaat in het ongeloof, dat Gods Woord verwerpt; als noodwendig gevolg komt de zelftucht, die het eigen Ik in cle plaats van God stelt, en cle zinnelijkheid, waarmede de mens zich hecht aan het aardse, het stoffelijke, met voorbijzien en minachting van cle geestelijke dingen.

Nu zijn er wel mensen van wetenschap en naam geweest, en ze zijn er nu nog, die eigenlijk de zinnelijkheid als het wezen der zonde hebben aangemerkt. Uit de zinnelijkheid, zo zeggen zij, is alle andere kwaad voortgekomen. Volgens hen was cle begeerlijkheid van Eva, waarmede zij naar de verboden vrucht keek, de eerste opwelling van zonde. Maar cle Schrift leert het ons anders. Zeker, cle mens is verlaagd door cle zonde, zodat cle zondige, zinnelijke lusten vaak de overhand hebben; maar daarin ligt niet het wezen en de oorzaak der zonde. De zonde is, in haar diepste wezen niet vleselijk, doch geestelijk van aard. Uit het hart komen voort boze bedenkingen, enz., zegt de Heere Jezus in Matth. 15 : 19. De oorsprong der zonde is te zoeken in cle geest des mensen. Het was niet in cle eerste plaats de zinnelijke prikkel om cle bekoorlijke vrucht van cle verboden boom te smaken, die Eva ten val bracht, maar de door de voorspiegeling des satans in haar opgewekte begeerte naar hoger verstand en gelijkheid met God. Niet het aanlokkelijke van de vrucht op zichzelf, maar de droeve moed om eigen zin tegenover Gods wil te zetten, dat, dat is cle moederzonde en het wezen der zonde.

Wie dan ook cle zonde in haar kwaadaardig karakter wil tekenen, spreekt bij voorkeur over de zonde als ongehoor-

zaamheid, of sterker nog, als overtreding van Gods gebod.

De Heere had, met eerbied gezegd, een scheidslijn getrokken door middel van de ingeschapen Wet, tussen goed en kwaad. Er was door Hem een grenslijn aangebracht, waarover de mens niet heen mocht stappen. En zie, dat is nu de zonde in haar diepste wezen, dat die lijn toch óver-treden, toch óver-gestapt is.

Het recht des Heeren had in de Wet de scheidslijn gesteld; en nu treedt de mens met beide voeten die rechten des Heeren, en vervalt daardoor aan de wraak van het recht.

Op dat recht des Heeren moet hier alle nadruk vallen. Wat is eigenlijk recht? Het recht regelt de verhouding tussen twee partijen. Als er slechts één mens is, denk bijv. aan een onbewoond eiland, waar een schipbreukeling landt, dan is er van recht, d.w.z. burgerlijk recht geen sprake; er is dan geen verhouding tussen twee partijen, en er valt dus niets te regelen.

Maar nu is er niet slechts een recht tussen mensen onderling, een recht van de ene mens op de andere, maar er bestaat ook een recht, dat God heeft op de mens. Hij is de volstrekte Souverein, die over de mens te gebieden heeft; die Adam en Eva verbood van die éne boom te eten, en die dus in zijn majesteit als souverein Gebieder en Wetgever beledigd is geworden, toen de mens zijn wil dwars tegen Gods wil inzette. En omdat dat recht des Heeren vertreden werd, staat de mens tegenover God in de schuld.

Neen, het gaat er niet in de eerste plaats over, hoe de mens innerlijk verdorven is — al schatten wij dit ook niet licht, en hopen er ook een artikel aan te wijden — maar het gaat voornamelijk over de vraag, of de mens recht dan wel schuldig staat. De verhouding van de mens tegenover God, dat is de eerste en voornaamste zaak, die in het geding komt. Zolang wij het recht er buiten laten, o ja, dan kunnen wij in de zondaar een ellendige, een deerniswaardige, een kranke zien, die geholpen, opgeknapt en genezen moet worden. Maar dat gaat •_> o buiten het recht om. Dat betreft de verdorvenheid des mensen, doch niet zijn staat voor God. Maar als wij in die zondaar een mens zien, die niets over zichzelf te zeggen en te beslissen heeft, maar over wie een Ander heeft te gebieden, dan komt het recht aan het woord. Als het er ons alleen maar om te doen is om de mens beter te maken en uit zijn ellende te redden, dan is God de Heere niets meer dan de Geneesmeester, die te hulp schiet, en redt en geneest. Maar is de verhouding tot God ons het hoogste, dan zien we in God niet allereerst de Medicijnmeester, die ons beter kan maken, doch de Rechter, tegenover Wie we schuldig staan, en komt het vóór alles aan op een herstelling van de rechtsverhouding tot Hem. Daarover, zo de Heere wil, de volgende maal meer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1959

Daniel | 8 Pagina's

HET WEZEN DER ZONDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1959

Daniel | 8 Pagina's