Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerkelijke ambten (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerkelijke ambten (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEER

door P. de Vries, Elspeet

De ambten en de Heilige Geest

Aan de kerk in haar nieuwtestamentische gestalte zijn door de Heere Jezus Christus een aantal ambten geschonken. In Efeze 4 vers 11 wordt gesproken over apostelen, evangelisten, profeten, herders en leraars. De herders en leraars mogen we gelijkstellen aan de ouderlingen of opzieners, die wij elders in het Nieuwe Testament tegenkomen. Naast ouderlingen waren er binnen de christelijke gemeente ook diakenen. Paulus richtte zich in zijn brief aan de gemeente van Filippi aan al de heiligen in deze plaats met de opzieners en diakenen. (Vgl. Filippenzen 1 vers 1). De ambten van apostel, evangelist (het gaat hier om een directe medewerker van een apostel) en profeet waren tijdelijk.

Kenmerkend voor een apostel was dat hij de opgestane Heere Jezus had gezien. In hun ambt konden de apostelen geen opvolgers hebben. Met de afsluiting van de nieuwtestamentische canon verloor ook de gave van profetie een groot deel van haar betekenis. Daarmee verdween het ambt van profeet. Wat overbleef waren de ambten van opziener of ouderling en van diaken. Wellicht mogen wij in het ambt van ouderling een tweedeling aanbrengen waarbij de ene ouderling slechts regeert en de andere zowel leert als regeert.

Het is niet mijn bedoeling een uitgebreide ambtsleer te ontvouwen. Het gaat mij om de relatie tussen de ambten en de Heilige Geest. In het Nieuwe Testament komen de ambten of ambtsdragers onder andere naar voren in passages die de gaven van de Heilige Geest binnen de christelijke gemeente belichten. Dan denk ik aan Romeinen 12 vers 5 t/m 8; I Korinthe 12 vers 28 t/m 31; Efeze 4 vers 7v; 1 Petrus 4 vers 10, 11. Zowel in Romeinen 12 vers 5 t/m 8 als in 1 Petrus 4 vers 10, II worden de ambtsdragers niet als zodanig uitdrukkelijk genoemd, maar worden de gaven opgesomd waarover in ieder geval een ambtsdrager moet beschikken.

Voor een ouderling of opziener is nodig dat hij spreekt in de wetenschap dat wat hij zegt de woorden van God zijn, en voor een diaken dat hij dient uit kracht die God verleent. De diakenen die in de christelijke gemeente van Jeruzalem werden gekozen, waren mannen vol van de Heilige Geest (Vgl. Handelingen 6 vers 3). Diakenen moeten mannen zijn die de verborgenheid van het geloof in een rein geweten bezitten (Vgl.

I Timotheüs 3 vers 9). Een ouderling moet vasthouden aan de leer van het evangelie. Hij moet bekwaam zijn om te onderwijzen en te vermanen en om tegensprekers te weerleggen (Vgl. 2Timotheüs 2 vers 24 t/m 26; Titus vers 9).

Wanneer in de Schrift de gaven van de Geest aan de orde worden gesteld, gebeurt dat in het kader van het ene lichaam van Christus. Elke gave is tot opbouw van dat Hchaam bedoeld. Dat betekent, dat wanneer de gaven van de Heilige Geest belicht worden niet de eigen plaats en de oorsprong van het ambt accent of het meeste accent ontvangen, maar het doel waartoe zij zijn ingesteld. De ambtsdragers zelf zijn gaven van de HeiHge Geest. Dat geldt ook voor de bekwaamheden die zij bezitten of in ieder geval behoren te bezitten, namelijk voor een ouderling de bekwaamheid om te leren en voor een diaken die om te dienen. Wanneer de gemeente het onderwijs van de Heilige Geest, in het Nieuwe Testament gegeven volgt, dan kiest zij mannen tot ambtsdragers die over de vereiste gaven en bekwaamheden van de Heilige Geest beschikken..

Ambt en gezag

Het Nieuwe Testament legt niet alleen een relatie tussen de Heilige Geest en de ambtsdragers. De ambten zijn ook verbonden met de Heere Jezus Christus .Volgens Efeze 4 vers II heeft Hij aan Zijn kerk apostelen, evangelisten, profeten en herders en leraars gegeven. Een ambtsdrager is er ten behoeve van Gods kerk. Apostelen en profeten werden zonder menselijke bemiddeling door de Heere Zelf geroepen. Dat ligt voor opzieners en diake­ nen anders. Echter, achter de menselijke bemiddeling staat de Heere Jezus Zelf als Koning van Zijn kerk. Al zijn opzieners en diakenen door de gemeente gekozen, zij ontlenen hun gezag aan Christus. Christus heeft de ambtsdragers de leiding en het toezicht over de gemeente toevertrouwd (Vgl. 1 Petrus 5 vers Iv). Hier vloeien het werk van de Heere Jezus Christus en van de Heilige Geest ineen. Paulus betuigde aan de ouderlingen van Efeze dat zij door de Heilige Geest tot opzieners over de gemeente waren aangesteld (Vgl. Handelingen 20 vers 28).

Zeker is dat ambtsdragers in naam van de Heere Jezus Christus tot de gemeente mogen en moeten spreken. Dat betekent niet dat hun gezag onbegrensd is. Dat wordt begrensd door het Woord. In gebondenheid aan het gezag van het Woord van God dient de gemeente het gezag van ambtsdragers te aanvaarden. Zo lezen wij in Hebreeën 13 vers 17: 'Zijt uw voorgangeren gehoorzaam, en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig.' De Heere Jezus Christus heeft een twaalftal mannen tot apostel gekozen.

Wanneer de christelijke gemeente van Jeruzalem besluit een aantal diakenen te kiezen om de apostelen te ontlasten van het regelen van de zorg met betrekking tot maatschappelijke noden in de gemeente, worden een zevental mannen gekozen. Uit de vereisten die in 1 Timotheüs 3 aan ouderlingen en diakenen worden gesteld, blijkt dat het om mannen gaat. Ik denk dan aan de bepaling van zij de man van één vrouw moeten zijn (Vgl. 1 Timotheüs 3 vers 2, 12). Een ouderling dient zijn eigen huis wel te kunnen regeren. Als man en vader heeft hij gezag over zijn vrouw en met name over zijn kinderen gekregen. Als ouderling krijgt hij dat gezag over de gemeente.

Het feit dat ambt en gezag met elkaar hebben te maken verklaart dat aUeen mannen in de kerk van Christus ouderling of diaken mogen zijn. Dat een vrouw heerst over haar man is in strijd met Gods scheppingsorde, want Adam is eerst gemaakt daarna Eva. Deze scheppingsorde is met de zondeval niet krachteloos gemaakt, want Eva heeft eerst gezondigd en daarna Adam. Zoals een vrouw in het huwelijk niet mag heersen over haar man, zo mogen vrouwen in de gemeente Gods niet leren of toezicht over de gemeente houden (Vgl. 1 Timotheüs 2 vers llv).

Vrouwelijke ambtsdragers?

Zowel de aanduidingen 'ouderling' als 'diaken' waren van oorsprong geen technische termen. Een ouderling is een oudste en een diaken een dienaar. De aanduiding 'ouderling' wordt dan ook gebruikt om degenen te omschrijven die van Christuswege de gemeente moeten onderwijzen en aan haar leiding geven. Zo v/evd het woord 'diaken' gebruikt ter omschrijving van hen aan wie van Christuswege het regelen van de zorg met betrekking tot maatschappelijke noden was toevertrouwd. De aanduiding 'diaken' of 'dienaar' komt in het Nieuwe Testament ook in een andere betekenis voor. Zo kan Paulus zich een diaken of dienaar van het Christus noemen (Vgl. Romeinen 15 vers 16; Efeze 3 vers 7).

Deze dingen hebben we te bedenken als in Romeinen 16 vers 1, Febe een dienares van de gemeente van Kenchreeën wordt genoemd. Waarschijnlijk gaat het om een vermogende vrouw die haar huis had opengesteld voor de samenkomsten van de christelijke gemeente. Zij mocht voor Paulus en anderen veel betekenen. Daarom noemt Paulus haar een voorstandster (Vgl. Romeinen 16 vers 2). In de eerste christelijke gemeenten waren vrouwen ook actief in allerlei vormen van sociaal en maatschappelijk werk. Zij ontvingen gasten in hun huizen, verpleegden zieken en boden armen hulp aan. Uit 1 Timotheüs 5 weten wij dat oudere vrouwen die zelf financieel armlastig waren en geen familie hadden die hun kon bijstaan, een aanstelling van de gemeente kregen om dit werk te doen waaraan dan ook een financiële tegemoetkoming was verbonden.

Het is een zegen als vrouwen voor jongere vrouwen een wegwijzer zijn en leraressen van het goede mogen zijn (Vgl. Titus 2 vers 3). Dan gaat het hier om onderwijs en raadgeving dat in huiselijke kring buiten de officiële samenkomsten van de gemeente wordt gegeven. Op deze wijze zijn er vrouwen geweest die voor mannen, die zelf al een vooraanstaande positie in de gemeente bekleedden, tot zegen zijn geweest. We denken aan Priscilla, die met haar man Aquila, ApoUos tot zich namen en hem de weg van God nauwkeuriger uitlegden (Vgl. Handelingen 9 vers 26).

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 2004

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

De kerkelijke ambten (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 2004

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's