Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAAR KOMEN WE GOD NOG TEGEN? Het uiteengroeien van geloof en werkelijkheidservaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAR KOMEN WE GOD NOG TEGEN? Het uiteengroeien van geloof en werkelijkheidservaring

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd beschrijft Geert Mak in enkele droge zinnen, hoe in dit Friese dorp de bid- en dankdagen werden afgeschaft. Het was niet, dat men er ineens grote bezwaren tegen had, maar de mensen kwamen gewoon niet meer. De behoefte eraan droogde op, zonder dat iemand kon zeggen, waar het begonnen was. Het eigenlijke punt was, dat het er niet meer toe deed of God nu wel of niet bestond. Men kwam Hem niet meer tegen in het dagelijks leven…

Loot en gras…

Wat is er precies gebeurd in de tweede helft van de 20ste eeuw? Waarom komen mensen vandaag God niet meer tegen, waar vroegere geslachten zijn hand wèl herkenden in loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, en ook in hun dagelijks leven…?

Men heeft er wel een verklaring voor. Vroeger kon de wetenschap veel minder. We wisten bijvoorbeeld niet hoe een bliksemflits ontstond, en hoe je je erlegen kon wapenen. Er bleven kortom een heleboel verschijnselen onverklaard. Inmiddels weten we van heel wat dingen, hoe ze ‘werken’, en zo is er steeds minder waarvoor we nog ter verklaring naar God kijken…

Het hoeft geen betoog dat dit een proces van vele eeuwen is geweest. Een proces met een veelheid aan aspecten. Het is ontegenzeggelijk zo, dat we vandaag anders de wereld inkijken. Ik herinner me nog helder hoe ik als jongen Willem Wijcherts van W.G. van der Hulst las, en niets snapte van de angst van ‘schele Ebben’ voor bos- en water-geesten. Later ontdekte ik, dat Luther Gods hand zag in allerlei dingen, waarvoor wij vandaag een rationele verklaring zoeken. Ik denk bijvoorbeeld aan de vreugde toen hij bij het binnenbrengen van een takkenbos voor het vuur ineens een geweidig geritsel hoorde, maar - hoe goed hij ook keek - geen muis of rat of egel zag weglopen. Op dat moment knielde Luther, en dankte - het was voor hem een duidelijk teken dat God echt met hem bezig was, want dat geluid moest wel van de duivel geweest zijn, die zich uit de voeten maakte… Ik denk niet, dat iemand van ons in een dergelijke situatie die kant uit zou denken!

Zonder enige twijfel zijn er de afgelopen eeuwen ingrijpende wijzigingen opgetreden in ons zicht op de dingen om ons heen, en daarmee ook van ons ervaren van de wereld. Het is een langdurig proces geweest, waarin we allerlei dingen hebben ontdekt, met als gevolg dat spoken en geesten langzaam maar zeker uit het bewustzijn van de mensen verdwenen, en men de wereld durfde te gaan onderzoeken en exploiteren. Dat ging echter bepaald niet zonder slag of stoot, en men moest heel wat overwinnen, voordat men voor het eerst in een lijk durfde snijden, en ook voordat men - in Engeland - een mijnschacht durfde te graven. Het lichaam van een overledene en ook de aarde zag men niet als materie, als ‘dingen’, waar je mee kunt omgaan als een smid met een stuk ijzer. Toch heeft die ontwikkeling zich doorgezet, en is de mens zichzelf gaan beschouwen als degene, die alles kon en mocht onderzoeken en gebruiken.

In dat onderzoeken werden geweidige ontdekkingen gedaan, en de wetenschap is met sprangen vooruitgegaan. Dat alles heeft ertoe bijgedragen, dat de mens zó vervuld raakte van zichzelf, van eigen kennen en kunnen, dat hij ook niets anders meer zag dan wat hijzelf kon verklaren. In zijn onderzoeken, denken en toepassen van wetenschap kwam hij alleen zichzelf tegen.

Was er dan nergens een spoor van Gods grootheid, dat die mens tot bescheidenheid maande? Zeker, zoals een wetenschapper in het midden van de 20ste eeuw zei: ‘Achter iedere deur, die we opendoen, en waardoor we nieuwe gebieden betreden, zitten tien andere deuren, die nog gesloten zijn.’ Hij bedoelde: de voortschrijdende wetenschappelijke kennis leidt er - als je eerlijk bent - niet toe, dat we binnenkort alles weten en kunnen, maar dat het geheim en de majesteit van God en zijn schepping alleen maar groter en dieper worden. Maar dat moet je ook willen zien…

God zoeken

Je moet het willen zien. Daarom is de kwestie van de veranderingen in het wereldbeeld niet het hele verhaal. Want ook Luther kwam God niet zomaar tegen, maar hij duidde het geritsel in het sprokkelhout op een bepaalde manier, omdat hij met God rekening hield in zijn leven. Daarom stond hij ervoor open bepaalde ervaringen zo te duiden, als ik net aangaf. Nu is onze tijd anders, maar het is nog altijd zó, dat het van wezenlijk belang is God te kennen, en met Hem te leven. Waar de omgang met de HERE verslapt, daar verwelkt ook het uitzien naar Hem, het Hem ‘de ganse dag verwachten’ (Psalm 25, 5). De teloorgang van kerkelijke betrokkenheid, voortvloeiend uit afnemende geloofsomgang is geen autonoom natuurproces, maar heeft ailes te maken met een niet meer zoeken van Hem. ‘Gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer ge naar Mij vraagt met uw ganse hart.’ (Jeremia 29, 13)

Prof. Berkhof heeft een vijftien jaar geleden de geestelijke situatie van onze cultuur getypeerd als godsverduistering. We hebben door ons vertrouwen op de wetenschap en de techniek en - niet te vergeten - het kompas van onze ethische normen een soort geluidswal tussen God en ons geplaatst. We hebben onszelf het zicht op Hem benomen, en onszelf opgesloten binnen de wanden van ons moderne zelfbewustzijn. In die typering van de cultuur zit veel om over na te denken. Ontegenzeggelijk is er iets met ons gebeurd in heel die ontwikkeling van wetenschap en techniek. Een hele cultuur ziet alleen maar wat de mens onderzoekt en uitvindt. Zo’n proces blijft niet zonder gevolgen. We hebben onszelf een collectieve ‘blinde vlek’ bezorgd.

Ik denk, dat dat zo is. Alleen - nu moeten we niet doen alsof de fout in het moderne denken van na de Verlichting gelegen is, zodat we eerst een andere wetenschappelijke houding nodig hebben. Hoezeer die ‘blinde vlek’ een probleem is van onze westerse cultuur, toch is het ook in de wereld van vandaag mogelijk om de de HERE te zoeken met ons hele hart - en laat Hij Zich vinden. Daarvoor behoeven we niet eerst een complete herijking van onze wetenschappelijke ideeën te voltrekken, in de vorm van een culturele omslag die decennia beslaat. Het Woord is zeer dichtbij ons, in onze mond en in ons hart, om het te doen (Deuteronomium 30, 14). Dat laatste is wezenlijk, en wordt maar al te zeer uit het oog verloren: dat God kennen een omkeer in ons leven veronderstelt. Een omkeer van ons denken en leven, die alleen Gods Geest in ons kan bewerken. Maar het gaat geenszins buiten ons om! We worden door het Woord geroepen onze heilloze weg te verlaten, en de HERE te horen en te volgen, metterdaad. Alleen op die weg krijgen we oog voor de HERE, en treedt Hij ook uit de verborgenheid. ‘Here, open zijn ogen opdat hij zie.’ (2 Koningen 6, 17) Ik denk aan dat bekende zinnetje uit de Institutie van Calvijn: ‘Alle rechte kennis van God wordt geboren uit gehoorzaamheid. (I, 6, 2) Dáár - in het niet zoeken van de Here - zit het lek, en het kost geen tientallen jaren en culturele omslagen om daar verandering in te brengen. Nee: ‘Gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer ge naar Mij vraagt met uw ganse hart.’

Nu houdt dit niet in, dat we ons over de cultuur waarin we leven niet zo druk behoeven te maken. Wat ik in de regels onmiddellijk hierboven heb willen aangeven is, dat we in iedere tijd slechts in de bekering tot God ‘een levend hart en nieuwe ogen’ ontvangen, die ons anders in de wereld doen staan. Anders gezegd: dat we niet helemaal ondersteboven hoeven te zijn van alle verhalen, dat een mens van vandaag niet meer kan geloven. Nuchter gezegd: dat heeft de mens nooit gekund. Sterker nog: het overal om zich heen goden, duivels en geesten zien is eerder een belemmering om zicht te krijgen op Wie de HERE is dan dat het een noodzakelijke voorwaarde is om Hem te zien. Intussen is het wel belangrijk om te weten hoe de ontwikkelingen van vandaag zijn, en waar de mens van vandaag zich bevindt. We zijn geroepen die mens op te zoeken, en bovendien: we zijn zelt al veel meer die (post)moderne mens dan we vaak waar willen hebben. Daarom kijk ik nu naar de huidige situatie, die de laatste decennia grondig gewijzigd is, en vraag of en hoe er mogelijkheden zijn om oog te krijgen voor God.

De huidige situatie

De situatie is de laatste tien, twintig jaar ingrijpend gewijzigd. De tijd, dat de mens met zijn kennen en kunnen het terrein beheerste, lijkt voorbij. Men heeft er iets van ervaren, dat je wel de hele wereld kunt winnen, maar als je schade lijdt aan je ziel, wat heb je dan nog? Wat we zien is dat de wetenschap zich nog stormachtig ontwikkelt, maar dat in de samenleving andere accenten gelegd worden. De hele wetenschappelijke vooruitgang heeft niet gebracht wat men in de 19e eeuw er vast van verwachtte, waar ze zelfs hartstochtelijk in geloofde: de hemel op aarde. Het leven is kil geworden. De gedachte, dat we met ons eigen verstand wel de juiste weg in allerlei ethische problematieken zouden kunnen vinden, begint de nodige slijtage te vertonen. Ooit is het geloof in de - haast verlossende - kracht van de menselijke rede ontstaan uit de teleurstelling over de onmacht van het christelijk geloof als samenbindende en verzoenende kracht in een tijdperk van godsdienstoorlogen. Inmiddels is men om dezelfde reden teleurgesteld over wat de menselijke rede tot stand heeft gebracht. De producten van de Verlichting, de grote levens- en wereldbeschouwingen zoals liberalisme, socialisme en communisme, hebben niet kunnen voorkomen, dat de 20ste eeuw de bloedigste aller eeuwen is geworden: twee wereldoorlogen, vele beperktere conflicten en tientallen miljoenen doden.

Aangeslagen keert de mens van vandaag zich naar binnen. Wie de NOS-joumaals van vandaag vergelijkt met die van een twintig jaar geleden, gelooft zijn/haar ogen niet. Maatschappijkritisch bevlogen thema’s hebben plaatsgemaakt voor AEX-index, de sensatie van reality-TV en berusting, waar het gaat om de grote wereldproblemen. Innerlijk en uiterlijk leven langs elkaar heen. En in dat innerlijk melden zich verlangen naar geluk, vervulling, heelheid. Verwaarloosde terreinen, met name het menselijk innerlijk: gevoel, intuïtie, de vraag naar ‘zin’ en ook religieuze interesse, maken aanspraak op gehoor.

Mogelijkheden en gevaren

Is deze nieuwe situatie een mogelijkheid voor de kerk? Die vraag valt m.i. niet met een simpel ja of nee te beantwoorden. Stellig zijn er openingen. Wie bijvoorbeeld de houding van niet-kerkelijke hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg een twintig jaar geleden vergelijkt met die van vandaag, ontdekt een omslag. Waar enkele decennia terug geloof en kerk werden afgedaan als alleen maar hinderlijk en negatief, heeft men vandaag weer oog voor de eigen dimensie van religieuze beleving.

De mensen van vandaag zijn ook weer openlijk religieus, in velerlei vormen. De ‘paranormaalbeurzen’ floreren, en rond de sterfdag van Elvis Presley steken fans kaarsen aan en betuigen met betraande ogen dat hij ‘altijd bij hen is’. Allerlei christelijke motieven en rituelen zien we opeens in een heel andere setting weer opduiken, al steekt ook het voor-christelijke heidendom weer de kop op. Hoe onschuldig het lijkt, we weten uit de geschiedenis van de 20ste eeuw dat religie ineens uiterst gevaarlijke vormen kan aannemen.

Dat neemt niet weg dat er mogelijkheden zijn voor gesprek. De menselijke basisproblemen, zoals lijden en dood, roepen vragen op, houden mensen echt bezig - en het is van groot belang, dat zij in ons mensen ontmoeten, die de vragen kennen en rekenschap afleggen van de hoop, die in hen is.

Intussen is er geen reden tot optimistische gedachten over de uitkomst van zulke gesprekken. Want de mens van vandaag wil meer dan ooit zelf bepalen wat hij of zij wil, ook op het gebied van religie en geloof. In de wereld van begrafenissen en crematies worden allerlei nieuwe rituelen gevormd, die uitdrukking geven aan de hoop op een leven over de dood heen. Alleen, waag het niet te spreken over zonde en oordeel, en over het geloof in Jezus Christus als de enige weg tot behoud. Je bent dan spelbreker, want we willen alleen een god, die niet moeilijk doet en nergens over praat.

De belangrijkste positieve conclusie voor ons kan m.i. zijn, dat we niet meer hoeven te denken, dat de hele vraag naar God straks verdwenen zal zijn. De mens is ‘ongeneeslijk religieus’ en de vraag naar God zal steeds weer opkomen vanuit de diepste levensvragen.

Het houdt evenwel niet in, dat we ons nu rijk kunnen rekenen. Paulus sprak in Handelingen 17 zijn toehoorders aan op de diepe onzekerheid van hun zelfontworpen godsdienstigheid, en riep hen op om zich tot de God te bekeren die ons geschapen heeft, in Wie wij bewegen en zijn, en die in Christus verzoening heeft gesticht voor verloren mensen. Het kan ook vandaag niet anders. We draaien mensen een rad voor de ogen, als we doen alsof je zomaar het christelijk geloof binnenwandelt. We zullen door de ‘draaideur’ van de bekering heen moeten om uit de sfeer van de - vrijblijvende - vermoedens over te gaan tot de echte en levende kennis van de HERE, de ‘gans Andere’.

Onze tijd vraagt intussen om mensen, die daar op een echte, niet geforceerde manier iets van laten zien. Laten zien, dat de Here de levende God is, en dat wij worden ‘wedergeboren door te geloven’ (Calvijn). Daarmee bedoelt de reformator: dat Gods Geest ons leven in dienst neemt en heiligt, waar we ons in geloof aan de God en Vader van Jezus Christus toevertrouwen. Er is geen betere ‘reclame’ voor het Evangelie dan zulke mensen. Onze tijd wacht niet op sluitende antwoorden, maar op levende getuigen van Christus. We doen er goed aan de openingen te benutten die onze tijd biedt, in het gebed en in de verwachting dat de HERE langs die weg Zelf mensen zoekt en tot de kennis van Christus brengt. Want alleen wie in Christus God heeft gevonden, is overgegaan uit de wereld van vermoedens in die van echte zekerheid. Die weet ook, dat we God, de Vader van onze Here Jezus Christus niet aantreffen tussen de ‘dingen’, maar altijd weer zijn aangezicht hebben te zoeken, waarvan het aanschouwen zoeter is dan het leven, zoals omgekeerd de verberging ervan bitterder is dan de dood.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2000

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

WAAR KOMEN WE GOD NOG TEGEN? Het uiteengroeien van geloof en werkelijkheidservaring

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2000

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's