Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkregering (XV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkregering (XV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naaste familieleden in de kerkeraad?

Van verschillende zijden ontving ik de vraag of het geoorloofd is dat naaste familieleden gelijktijdig zitting hebben in de kerkeraad, bijv. vader en zoon

(schoonzoon), broers, zwagers en zelfs ooms en neven. Het blijkt dat deze vraag de gemoederen nog al eens bezig houdt. Nu is dat geen nieuws. Ook in vroegere eeuwen kwam deze zaak meermalen aan de orde.

Niet altijd was men eenstemmig in zijn oordeel: in sommige streken van ons vaderland mochten naaste familieleden wel in andere niet gelijktijdig deel uit maken van de kerkeraad. Zo bepaalde bijv. de classis Gorinchem dat twee broers en ook een vader en een zoon niet samen in de kerkeraad mochten zitten. De classis Neder-Veluwe ging nog een stap verder en verbood dit ook ten aanzien van zwagers en zelfs van ooms en neven. In Friesland daarentegen, om nu maar één voorbeeld te noemen, mocht het wel.

De Ned. Herv. Kerk is in de lijn van het verbod verder gegaan. In de Kerkorde der Ned. Herv. Kerk zegt Ordinantie I, art. 16,8: Zonder, uitsluitend in het belang der gemeente te verlenen, toestemming van het breed moderamen der classicale vergadering kunnen elkander tot in de eerste of de tweede graad van bloed- en aanverwantschap bestaanden niet tegelijkertijd deel uitmaken van een kerkeraad, de centrale kerkeraad uitgezonderd.

Hoe moet nu ons standpunt zijn?

Ons antwoord kan kort wezen: omdat de Heilige Schrift een dergelijk verbod niet kent wil ook het gereformeerde kerkerecht er niet van weten. In de kring der Apostelen treffen we twee broederparen aan, nl. Simon Petrus en Andreas, en dan nog Jacobus en Johannes, de zonen van Zebedeus. En als Paulus in zijn pastorale brieven de vereisten voor de ambtsdragers in Christus” kerk noemt maakt hij met geen woord gewag van een verbod als bovenbedoeld. Wij kunnen dus zeggen, dat er geen enkel Schriftuurlijk verbod is. Dat niettemin onze vaderen soms toch dergelijke verboden uitvaardigden moet m.i. verklaard worden uit de toenmalige tijdsomstandigheden. Wat toch was het geval? Het was de tijd van de zgn. regenten-heerschappij. De regenten, of wil men, de stedelijke magistraatspersonen verbonden zich dikwijls door zgn. contracten van correspondentie ( = goede verstandhouding) om alle macht en alle ambten onder zich te houden en de vrijkomende plaatsen bij beurten te vergeven aan daarvoor in aanmerking komende familieleden, zulks waarschijnlijk in navolging van wat in de klassieke oudheid in Athene en in Rome gebeurde. Op verschillende plaatsen werden de ouderlingen en diakenen zelfs door de regenten aangewezen! Welnu, het komt mij voor dat wij tegen deze achtergrond van schandelijke praktijken ook het verbod moeten zien om in de kerkeraden naaste familieleden te benoemen, hetzij om de regentenmacht over de kerk enigszins tegen te gaan, hetzij om toestanden als in het burgelijk leven geverden werden te voorkomen.

Op de vraag of het in het algemeen gewenst is naaste familieleden in de kerkeraad te kiezen, moeten we evenwel ontkennend antwoorden. Al verbiedt de Schrift het niet, toch is het in vele gevallen niet gewenst, zoals ieder begrijpen kan. Dit klemt te meer als het kleine kerkeraden betref, waar men bijv. slechts drie of vier ouderlingen en evenzoveel of nog minder diakenen heeft. Als in zulk een gemeente broeders zijn, die even geschikt zijn als familieleden van de zittende ambtsdragers, dan moet men, om familie-regering en andere ongewenste toestanden te voorkomen, geen naaste familieleden in de kerkeraad zetten. In grote gemeenten met grote kerkeraden liggen de zaken natuurlijk iets anders. Daar wegen de bezwaren minder.

Dus ons antwoord op de vraag kan luiden: het is niet door de Schrift verboden. Daarom is het ook beslist onjuist om, als er geen andere geschikte broeders voor het ambt zijn, iemand, die zeer geschikt is, van de kerkeraad uit te sluiten omdat reeds een familielid zitting heeft. Maar de algemene regel is: hoewel niet verboden, het is toch zoveel mogelijk te voorkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1967

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Kerkregering (XV)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1967

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's