Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlandse Geschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen ds. Rosaeus weer voor de Gecommitteerden was verschenen, wees hij de heren op het boekje van Uytenbogaert „Naarder (bedoeld is natuurlijk „nader) Bericht." waarin dit fraais(!) te lezen stond, „dat men de leer van de praedestinatie behoorde uit te roeien als een onnutte boom."

Toen Uytenbogaert, ontboden zijnde door de heren, om hierover rekenschap van gevoelen te geven, was verschenen, gaf hij het volgende ten beste: hij bedoelde met die praedestinatie de leer zoals de Contra-Remonstranten haar voorstelden. Die wilde hij uitroeien door het geestelijk zwaard, d.i. Gods Woord. Immers hij achtte ze een onnutte boom. omdat zij niet strekt tot bevordering der godvruchtigheid.(!)

Hier blijkt een onoverbrugbare kloof.

Op 12 Febr. 1616 volgde voor Rosaeus het schorsingsbesluit. Oldenbarnevelt voegde hem de bekende woorden toe: „Daar staat gij nu alleen!" Maar het antwoord luidde: „Neen, mijnheer, maar God de Heere is met mij en zoveel duizend vromen, als er nog in 't land zijn!" Wat nu? Vele gemeenteleden gingen buiten Den Haag ter kerke. (Rijswijk-Rijswijklopers).

Er kwam bij Gedeputeerden ook een verzoekschrift binnen, om Rosaeus weer te herstellen in zijn dienst. Alles tevergeefs.

In de Statenvergadering van Maart d.a.v. kwamen vier punten van beschuldiging tegen Rosaeus ter tafel. Ze luidden als volgt: le hij had verscheiden predikatiën gedaan tot verkleining van het gezag der overheid (= de Staten van Holland); 2e. hij had te Amsterdam een kerkelijk complot gemaakt; 3e. hij had te Rotterdam tot de scheuring meegewerkt; 4e. in 's-Gravenhage wilde hij niet in gemeenschap met Uijtenbogaert leven.

Over het laatste kunnen we nu wel het zwijgen aan toe doen.

Wat de beschuldigingen 2e en 3e betreft, deze bleken vals! Blijft punt le. Zeker, hij had menig keer de overheid in zijn predikatie's naar voren gebracht. Maar geen wonder! Hij, als Contra-Remonstrant, ontkende de autoriteit der overheid in kerkelijke zaken; de Remonstranten beleden deze juist.

Er waren nog meer „ingekomen stukken." Een verzoekschrift van vele gemeenteleden, idem van Rosaeus om nader te worden gehoord, alsmede van Uijtenbogaert om ook gehoord te worden, ten einde zich in de kring der heren van de beschuldiging van onrechtzinnigheid te zuiveren.

Beide predikanten kregen antwoord, maar welk een verschil!

Wij kunnen niet nalaten het antwoordschrijven aan beiden hier te vermelden. Men stote zich niet aan de vele vreemde woorden. Rosaeus ontving het volgende:

„De Staten van Holland en West-Vriesland verstaan, dat suppliant (— verzoeker — Rosaeus) zal hebben te betonen leedwezen en doen behoorlijk reparatie (= herstel) van zijn procederen, waaruit veroorzaakt is de scheuring van de Gemeente alhier in den Haag, tot hunner Ed. Mog. contentement (— tevredenheid) of van hunne Gecommiteerde Raden, de ordinaris overheid en de kerkendienaren in den Haag, zijn medebroeders, om, 't zelve gedaan, op zijn zaken eindelijk gedisponeerd te worden. (M. a.w. eerst „reparatie en kniebuiging" en dan disponeren (= beschikken, over zijn rekwest); waartoe hem voor 't uiterste tijd gegund wordt tot de naaste vergadering van hunne Ed. Mog. En wordt de suppliant gelast, middelerwijl zich te onthouden van alle kerkdienst en besogne (= arbeid). Gedaan in den Haag den 28 April 1616."

Onze leraar maakte dus wel een slechte beurt bij de heren!!

Maar nu de brief aan Uytenbogaert.

„De Staten van Holland en West-Vriesland verklaren, hunnen Ed. Mog. aangenaam te wezen, dat de Vertoonder (= Uytenb.) Gods heilig woord, in zuiverheid stichtelijk de goede christelijke gemeente heeft geleerd en hunner Ed. Mog. resolutiën gevolgd, en daarin tot voortplanting van Gods eer en opbouwing van de gemeente en kerk van onzen Heiland en Zaligmaker Jezus Christus, continuerende, verstaan hunne Ed. Mog. hem tegen alle calumniën (= valse aanklachten) en blamen te defenderen (— verdedigen) naar behoren. Gedaan in den Haag, 28 April 1616."

Wat een partijdigheid! En Rosaeus bleef geschorst. In de Statenvergadering van September d.a.v. kregen de heren weer een drietal rekwesten te behandelen van dezelfde personen als boven.

Dat van de rekwesterende leden was opmerkelijk. Zij betuigden, dat zij in goede conscientie voor de Heere niet konden verstaan, hoe zij met een gerust gemoed de andere, predikanten zouden kunnen volgen." Dit laatste zag natuurlijk op Uytenbogaert c.s. die van de gereformeerde leer afweken en deze lasterden; maar ook op de irenische predikanten Lamotius en Lafaille, die zichzelf de mond gesnoerd hadden. Zij wezen er verder op, hoe treurig het was, dat zij, die zich aan de ware leer hielden, de uitoefening daarvan nu verzoeken moesten tot spot der papisten en andere secretarissen. En uit naam van 1200 personen, die van 't zelfde gevoelen waren begeerden zij vrije uitoefening van de gereformeerde religie in een publieke kerk in den Haag. Typisch was de naam die de rekwestanten zich in het genoemde stuk gaven: „gereformeerde dolerende kerk in 's-Gravenhaf e " ö

Ook Uvtenbogaert had een schrijven ingezonden, zeiden wij. Het bevatte een klacht en een aanvrage om ontslag.

De heren Staten bleken in de bespreking ver van eensgezind, met als gevolg, dat er geen besluit viel en de verzoekers geen kerkgebouw kregen.

Goed, zeiden dezen, dan zullen wij onszelf helpen. Zij huurden binnen den Haag een groot pand, „de Proosdy" genaamd en zouden dat op eigen kosten laten veranderen, om het in Jan. 1617 in gebruik te nemen.

Terwijl ze nog aan het verbouwen waren, kwam er echter bevel van de haagse Magistraat het werk te stoppen en het gebouw te sluiten.

Prins Maurits was hierover zeer boos en liet dat de Burgemeesters van den Haag goed voelen. Geen wonder dat Gereformeerden door deze houding van de Prins verblijd werden, maar ook gesterkt om moedig voorwaarts te gaan. Zij zagen er, terecht, de goede hand Gods in. De boekhouder van de Prins stelde nu zijn huis beschikbaar, om er de samenkomsten te houden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1955

Daniel | 8 Pagina's

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1955

Daniel | 8 Pagina's