Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Rapport van de adviescommissie inzake de gewijzigde echtscheidingswetgeving en huwelijken van gescheidenen (2)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oude en nieuw situatie van de Nederlandse wetgeving. Tot 1 oktober 1971 bepaalde artikel 264 van het Burgerlijk Wetboek, dat de rechter een eohtscheiding kon uitspreken op de volgende vier gronden:

1. Overspel.
2. Kwaadwillige verlating.
3. Veroordeling wegens misdrijf tot een vrijheidsstraf van vier jaren of langer, na liet huwelijk uitgesproken.
4. Zware verwondingen of zodanige mishandelingen, door de ene echtgenoot jegens die andere gepleegd, waardoor diens leven wondt in gevaar gebracht, of waardoor hem gevaarlijke verwondingen zijn toegebracht. In bet vonnis van de rechter werd de grond aangegeven, waarop de echtscheiding gevorderd werd en uitgesproken. Aan de hand van dit vonnis kon een kerkeraad zich een indruk vormen van de aanleidende oorzaak. En aan­gezien de kerk zich in de meeste gevallen neerlegde bij het vonnis van de overheid, kon de kerkeraad op grond daarvan zijn kerkrechtelijke beslissing nemen. Alleen ingeval van echtscheiding op grond van overspel moest de kerkeraad een eigen onder­zoek instellen om een dergelijke beslissing te nemen.

De Hoge Raad had in 1883 bepaald, dat de echtscheidingsgronid aanvaard' moest worden een niet weersproken overspel. Een echtscheiding, die uitgesproken werd op grond van de „grote leugen", mocht door de kerkeraad niet zonder meer geaccepteerd worden. Bij een wetswijziging, in werking getreden in 1971, is aan deze situatie een einde gekomen. Het gewijzigde Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt thans:

Artikel 150. Echtscheiding tussen echtgenoten die niet van tafel en bed gescheiden zijn, wordt uitgesproken op de vordering van één der echtgenoten of op hun gemeenschappelijk verzoek. Artikel 151. Echtscheiding wordt op vordering van één der eohtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam 'ontwricht is. Artikel 154. 1. Echtscheiding wordt op gemeenschappelijk verzoek van de echtgenoten uitgesproken, indien het verzoek is gegrond op beider oordeel, dat het huwelijk duurzaam ontwricht is.

In plaats van de oude echtscheidingsgronden kent de wet er nu nog maar één, n.l. duurzame ontwrichting van het huwelijk. Als oorzaken van „duurzame ontwrichting" kunnen door één of beide echtgenoten aangevoerd worden: overspel, kwaadwillige verlating, homofiele betrekkingen, onaangepaste sexuele gerichtheid, enz.

In de praktijk betekent dit, dat een kerkeraad aan het uitgesproken vonnis van de rechter geen enkel houvast meer heeft om zich een oordeel te kunnen vormen over de vraag wat de oorzaak van de echtscheiding en wie de werkelijk schuldige partij is. De kerkeraad is thans genoodzaakt — nog meer dan voorheen — zich zelf daarvan op de hoogte te stellen door een geheel eigen onderzoek, en op grond van dit onderzoek de noodzakelijke kerkrechtelijke beslissing te nemen. Dit alles brengt echter voor een kerkeraad niet alleen veel moeite en zorg mee, maar zal ook tot gevolg hebben, dat die beslissingen bemoeilijkt zullen worden door meestal voor een kerkeraad onontwarbare kno­pen, ook al door de te verwachten tegenstrijdige beweringen van de beide echtgenoten. Het is dan ook de taak van de kerkeraad zeer zorgvuldig te werk te gaan en voorshands geen beslissing , te nemen, waarop men later misschien zal moeten terugkomen. Hier geldt dan het oudle kerkrechtelijke gezegde, dat men in deze gevallen beter langzaam kan handelen^ dan te snel.

Echtscheiding. Door onze val zijn we allen onder de macht van de zonde gekomen. De zonde is opstand tegen God, het aantasten van zijn goddelijke scheppingsorde. Het gevolg ervan is, dat de ontwrichtende kracht van de zonde bet scheppingsleven en ook het huwelijksleven «-aantast.

Het huwelijksleven beantwoordt aan Gods doel wanneer het is onderworpen aan Zijn wil. Maar het ontaardt in zonde waar de tucht van Zijn. Woord geen heerschappij voert. Gods Woord : roept de mens op de tucht te bewaren. Daarom is in wezen aan alle zonde het karakter van ontucht eigen. Maar in het bijzonder wordt de zonde van onzedelijkheid met de naam „ontucht" aangeduid.

Reeds het opkomen van zondige gedachten en begeerten naar de zonde stellen ons schuldig voor God. Maar vooral wanneer de - verdorven neigingen in daden naar buiten treden, gaat er van de zonde een ontwrichtende en verwoestende invloed uit, die ook aan het huwelijksleven blijvende schade kan berokkenen. Deze kan zich dan openbaren in een vervreemding van elkaar, fie onderlinge verwijdering tot gevolg heeft. Het onderlinge levensverband wordt niet meer aanvaard. De natuurlijke liefde als samenbindend element raakt zoek.

Uit deze vervreemding groeien de spanningen, de verwijdering kan tot verbittering leiden, de op haar beurt eindigt in haat en wrok. Zo treedt in de gezinsfeer de ontbinding op van datgene, waarvan de bijzondere waarde juist gelegen is in de verbondenheid die de Heere erin gelegd heeft.

Dan rijst de vraag, welke pastorale begeleiding aan leden der gemeente moet worden gegeven in deze vastgelopen huwelijken. Nadrukkelijk moet de gehoorzaamheid aan het Woord Gods en het gebod tot vergevingsgezindheid worden voorgehouden. De genade die toch voor verloren zondaren geldt, behoort te dringen tot barmhartigheid. Steeds moet worden gewezen op het feit, dat het huwelijk een door God ingestelde eenheid is, die door mensen niet mag worden verbroken.

Een echtscheiding verdraagt zich niet met het wezen van het huwelijk. Scheiden is een capitulatie voor de macht der zonde. Hantering van dit uitgangspunt is niet gemakkelijk, maar is wel naar de eis van Gods Woord. Hierbij mogen we weten d^at alle dingen mogelijk zijn bij God en dat Hij de getrouwden Zijn hulp en Zijn bijstand altijd wil bewijzen, ook wanneer men zulks aillerminst verwacht (huwelijksformulier).

Toch kan van een zodanige verwording sprake zijn, dat van een verder samenleven van echtgenoten moet worden afgezien. Hierbij zijn, blijkens het onderstaande, verschUlende gevallen mogelijk:

A. In Matth. 5.: 32 en 19 : 9 spreekt de Heere Jezus er Zich duidehjk over uit dat overspel, in de zin van hoererij, gepleegd door een der echtgenoten, een reden is waarom echtscheiding is toegestaan. Het is de onsohiddige partij geoorloofd zich dan volgens de wet te laten sdieiden, en een tweede huwelijk aan te gaan, dat dan ook kerkelijk bevestigd kan worden. De onschuldige partij is het geoorloofd te scheiden, maar het is niet geboden. In Matth. 5 : 32 en Matth. 19 : 9 wordt met het woord overspel (pomeia) bedoeld buitenechtelijk geslachtsverkeer. Dit is dus praktisch echtbreuk, die het huwelijk in zijn wezen heeft aangetast.

Hoewel dit in deze tekstwoorden speciaal gezegd wordt van de vrouw, geldt het ook van de man, dat hij door buitenechtelijk geslachtsverkeer echtbreuk pleegt. Dit geldt ook voor alle sexuele hamdelingen buiten het huwelijk. 

Bij deze bewezen feiten kan een kerkeraad de echtscheiding als geoorloofd aanvaarden voor de onschuldige echtgenoot of echtgenote. Duurzame ontwrichting is alleen dan aanvaardbaar als echtscheidingsgrond, indien er sprake is van hierboven genoemd buitenechtelijk geslachtsverkeer.

B. Wat betreft een scheiding, die plaatsvindt wegens redenen van godsdienstige aard (religionis causa), hierover spreekt de apostel Paulus in 1 Cor. 7 15: „Maar indien de ongelovige scheidt, dat hij schelde: de - broeder of de zuster wordt in zodanige gevallen niet dienstbaar gemaakt, maar God heeft ons tot vrede geroepen".

Duidelijk moet gesteld worden, dat de echtgeno(o)t(e), die zich bij de kerk voegt of blijft, echtscheiding niet mag aanvragen. Wanneer echter de andere echtgeno(o)t(e) wil gaan scheiden, dan mag de echtgeno(o)t(e), die bij de kerk blijft, hierin eerst berusten nadat alles in het werk gesteld is om een echteoheiding te voorkomen. Waimeer de andere partij echter toch doorgaat om scheiding te verkrijgen, dan zeggen de kanttekenaren van de Statenbijbel bij de tekst van 1 Cor. 7 : 15: dat wanneer uit haat alleen van het geloof de gelovige verlaten wordt, de gelovige niet gehouden is van zijn/haar zijde de band des huwelijks verder te houden of ongetrouwd te blijven. Verder kan hierover opgemerkt worden, dat ook de Westminster Confessie van 1647 en vooraanstaande theologen in de 16e en 17e eeuw echtscheiding voor deze verlating vanwege de godsdienst naast overspel als grond voor de echtscheiding hebben aanvaard. Wel heeft de kerk de taak te trachten de verzoening teweeg te brengen en zal nooit mogen aandringen op de echtscheiding of daartoe adviseren. Wanneer echter terwille van de godsdienst toch de scheiding doorgaat, , mogen er op de gelovige geen kerkelijke tuchtmaatregelen worden toegepast. Over de vraag of deze gescheiden gelovige weer tot een ander huwelijk mag komen zolang de gescheidene nog leeft, niet hertrouwd is en geen aanwijsbaar feit van echtbreuk heeft gepleegd, kan dus op grond van de Heilige Schrift en de historische gegevens niet met zekerheid een antwoord worden gegeven. Het hertrouwen wordt geheel aan het eigen geweten van de betrokkene zelf overgelaten. Op grond hiervan kan dan ook een kerkelijke bevestiging worden toegelaten.

C. Wanneer er mishandeling plaatsvindt, b.v. van de vrouw door de man, zonder dat er van overspel sprake is, en wanneer de samenleving dermate door de schuld van één partij onmogelijk (b.v. levensgevaar) wordt gemaakt, acht de commissie het aanvaardbaar dat betrokkenen tijdelijk uiteen, gaan dan wel dat de niet-schuldige partij een scheiding van tafel en bed vordert. Het is dan een praktische „noodoplossing" omdat er geen andere te vinden is. hierbij zij opgemerkt dat de mogelijkheid tot. verzoening — nu het huwelijk niet ontbonden is — aanwezig blijft.

Vindt geen verzoening plaats, dan moet de scheiding van tafel en bed gehandhaafd blijven, tenzij de schuldige partij in overspel gaat leven. Alsdan heeft de niet-schuldige partij het recht om een vordering tot echtscheiding in te dienen. Aan een nadere kerkelijke behandeling is deze dan niet onderworpen.

Hierbij dient de kerk ervoor te waken dat de scheiding van tafel en bed niet zonder meer uitloopt op een ontbinding van het huwelijk. D. In het geval van de zgn. moedwillige verlating, wanneer één der echtgenoten de andere Verlaat, is een vordering tot echtscheiding van de verlatene niet geoorloofd, zolang deze situatie voortduurt.

Anders komt dit te liggen, indien de verlatar in een aanwijsbare overspelhoudüng geraakt. E. Ook wanaaeer één der echtgenoten zodanig lichamelijk en/of geestehjk ziek is, dat herstd menselijkerwijs niet te verwachten is en waarbij huwelijkssamenleving' niet mogelijk is, is een vorderiinig tot echtscheiidiing niet geoorloofd. Men zal dit kruis moeten en met de hulp des Heeren kunnen dragen.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1978

De Saambinder | 8 Pagina's

Rapport van de adviescommissie inzake de gewijzigde echtscheidingswetgeving en huwelijken van gescheidenen (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1978

De Saambinder | 8 Pagina's