Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jouw vragen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jouw vragen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe weet je of de Heere in je werkt? Uit de brieven voor deze rubriek blijkt dat veel jongeren met die vraag zitten. Hoewel je soms weer door heel andere dingen in beslag genomen wordt. Is het dan wel echt? Het antwoord vind je niet in de bekering van anderen of door je gevoelens na te gaan. God in Christus is het Antwoord.

„Ik probeer God te dienen, maar ik ga juist verder van Hem af"

Hoe weet je dat God tot je spreekt? De laatste maanden mag ik wel eens indrukken krijgen van Gods genade. En toch vind ik dit ook weer zo'n groot woord. Want is dat wel zo? Ik verlang soms heel erg om een kind van God te zijn. Om Hem te dienen, en mijn vertrouwen op Hem te zetten.

Maar vaak denk ik dat ik me die "indrukken" verbeeld omdat ik in mijn familie zo vaak hoor hoe God een mens bekeert. En dat maakt me bang, ik wil geen zelfbedrog. Onze dominee preekte over: „Uw ogen zullen de Koning aanschouwen." Ik kreeg zo'n hoop dat ik ook eens tot Zijn volk mag horen. Ik probeerde tot God te bidden en naar Zijn wil te leven. Maar ik ging juist verder van God af.

Toch voelde ik in mijn hart dat ik Hem nodig heb. Ik werd bang dat mijn hart zich verhardde en smeekte God om toch pijlen in mijn hart te schieten. En God gaf die pijlen. Ik voelde onder de preek zo vaak hoe slecht ik ben dat God alleen daar wat aan doen kon, maar ik dacht ook, God kan deze genade beter aan een ander geven, die kan God beter dienen, ik val toch zo weer in de zonden.

Ik voelde ook hoe goed God was. Maar na een paar dagen ging dat fijne gevoel, dat ook weer zo verdrietig was, weg. Ik had mijn aandacht voor school nodig. Soms had ik het gevoel dat de dominee wist wat er was, want hij bad wel eens dingen en liet wel eens psalmen zingen die weergaven wat er in mij leefde.

De dominee preekte een keer: Klop op de deur en er zal opengedaan worden. Maar God stond al zolang te kloppen, ik had een stevig slot op mijn hart. Ik weet niet hoe ik mijn hart open moet doen. Ik heb de Heere gesmeekt om mijn harde hart te verbreken. Vooral na afgelopen zondag weet ik niet meer of God er ook voor mij is.

Ik heb zoveel gezondigd. En de ene keer voel ik dat erger dan de andere keer. Dat is toch verkeerd, als je tot God wil komen moet je zondaar zijn en niet de ene keer erger dan de andere keer. Ik ben zo bang voor zelfbedrog en dat het van de duivel is. En toch geloof ik dat niet, maar dat het dan wel van God komt.

Ik weet het niet meer.

Je schrijft een brief met ontzettend veel vragen. Ik zal proberen op een aantal vragen of opmerkingen een reactie te geven. In je familie zijn er velen die de Heere mogen dienen en vrezen. Dat is een heel groot voorrecht. Dan krijg je van huis uit mee wat de praktijk van de godzaligheid is. Dan blijft het geen theorie, maar je ziet in die familieleden iets dat je jaloers maakt. Je ziet wat de kracht van het geloof is.

Er is echter een gevaar. We moeten nooit onze eigen bekering afmeten aan de bekering van een ander. Ik ben de oudste van elf kinderen en toch zijn wij allemaal verschillend. Het kan een list zijn van de duivel waardoor hij jou doet denken: Je bent niet zo tot bekering gekomen als je vader, dus het zal bij jou wel niets zijn. Dat is een effectieve manier van de boze om ons de vreugde te ontnemen die ons van de Heere wel toekomt.

Wel is het zo dat buitenstaanders kunnen zien dat wij van hetzelfde gezin zijn. Er zijn in iedere bekering trekken die overeen komen. Het Woord van God spreekt in dat verband over de kennis van onze ellende, over de verlossing in de Heere Jezus Christus alleen, het verlangen om voor de Heere te leven. We moeten ons niet spiegelen aan andere mensen in de eerste plaats, maar aan het Woord van God.

55 % is onvoldoende
Je schrijft over die teleurstelling dat je voor de Heere wilde leven en dat dat zo bitter tegenviel. Je probeert dichter bij de Heere te komen en je raakt juist verder bij Hem vandaan. Drie opmerkingen in dit verband.

De Heere is een heilige God. Hij is te rein van ogen dan dat Hij één zonde kan zien. In de maatschappij is het zo dat als we 55% goed hebben, we een voldoende krijgen. Maar de Heere vraagt en eist 100% volkomen liefde en overgave aan Hem. Alles wat minder is, is afgekeurd. Dat kan voor Hem niet bestaan.

Onze beste werken maken het alleen maar erger. Onze meest vurige gebeden buiten de Heere Jezus Christus zijn in Gods ogen precies hetzelfde als wanneer een Hogepriester het zou wagen om met dierenmest in het heilige der heiligen te komen... Je voelt wel dat dat een geweldige belediging zou zijn voor de allerhoogste Majesteit.

In het geestelijke leven is het vóór alles nodig dat wij beseffen hoe heilig de Heere is en hoe onheilig en bedorven wij zijn. Alleen zo verliezen we alle hoop in onszelf. Met onze eigen ernst zullen we nooit dichter bij de Heere komen. Ook Gods kinderen niet.

Paulus schrijft: „Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde" (Rom. 7:14). Is er dan iets bijzonders met Paulus aan de hand? Is hij in een bijzondere zonde terechtgekomen? Leeft hij dan in een dieptepunt van geestelijk leven? Kwijnt zijn geestelijk leven? Staat hij in eigen kracht te strijden? Neen.

Het is dezelfde Paulus die in dit hoofdstuk belijdt dat hij een vermaak in de wet van God heeft. Het is dezelfde Paulus die mag roemen in Rom. 5:1: „Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus." Die in Rom. 8 zegt: „Wij hebben ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke wij roepen: Abba, Vader."

Maar Paulus is toch een kind van God? Ja, dat is hij ook, de Heere heeft hem op weg naar Damaskus tot bekering gebracht. Maar Paulus is toch een apostel? Ja, dat is hij ook, de Heere heeft hem geroepen om de heidenen het evangelie te verkondigen. Maar Paulus is toch opgetrokken geweest tot in de derde hemel? Ja, dat is ook zo, en toch komt deze man niet verder dan de belijdenis dat hij vleselijk is.

En als we dan op ons laten inwerken wat het wil zeggen dat we vleselijk zijn. Het is het bedenken van het vlees dat vijandschap is tegen God (Rom. 8:7). Als het met de mens zo gesteld is, beste twijfelaar, dan moet je de hoop maar opgeven dat je uit jezelf ooit tot de Heere kunt opklimmen.

Alle eisen vervuld
Weet je wat de boodschap van het evangelie is? Die boodschap is niet: Doe nog meer je best. Die boodschap is ook niet: God neemt wel genoegen met wat minder dan volmaaktheid. Die boodschap is dat alle eisen vervuld zijn in de Heere Jezus Christus, zodat voor zondaren geen enkele voorwaarde meer geldt.

God is tot de mens gekomen. En dat niet alleen, want God is een verterend vuur en een eeuwige gloed bij Wie niemand wonen kan. Hij is mens geworden. Wij kunnen de afstand tot Hem door onze zonden nimmer overbruggen, maar Hij heeft de afstand overbrugd! Hij kwam niet als een hoogwaardigheidsbekleder tot wie je afstand moet bewaren.

Neen, Hij werd neergelegd in de kribbe. Hij was een zwak en hulpeloos mens. De Almachtige werd zwak... De Schepper werd een schepsel... Dat is het kerstevangelie. En alleen zo kun jij vrede krijgen met God. Hij is mens geworden en heeft alle afstand overbrugd. Nu kan het zelfs voor jou.

Terwijl ik dit schrijf is het mijn bede dat Gods Geest je ogen opent. Dan zie je de heerlijkheid en de schoonheid van dat wondere evangelie. God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld opdat Hij de wereld veroordelen zou door Hem, maar opdat Hij de wereld zou behouden (Joh. 3:17). De Heere zweert het dat Hij geen lust heeft in de dood van de goddeloze (Ez. 33:11).

Niet: waardige zondaar
Ik merk in je schrijven ook dat je zo je zonden ziet. Ik kan alleen maar zeggen dat het nog veel erger is dan jij nu ziet. Je ziet nog maar het topje van de ijsberg. Je moet van jezelf zeggen dat je het niet waard bent dat jij door God in genade wordt aangenomen. Er zijn anderen die het veel meer waard zijn dan jij.

En nu zeg ik iets vreemds. Al zou jij een oceaan van zonden hebben, dan is één druppel bloed van Christus genoeg om jou te reinigen van al die vuile zonden. Het bloed van de Heere Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonde (1 Joh. 1:7). Gods genade is veel overvloediger dan jouw zonden. Oneindig veel meer en rijker dan de zonde, weegt het bloed van de Heere Jezus Christus.

God heeft er genoegen mee genomen, zou jij er dan geen genoegen mee nemen? Het zou niet best zijn als we eerst waardige zondaren moesten zijn. Als we de Schrift lezen, zien we dat de Heere nooit aanknoopt bij onze waardigheid. Van Zacheus was toch werkelijk niet veel goeds te zeggen. Hij zat nog steeds vast aan zijn geld en had nooit zijn zonde van bedrog beleden. De Heere Jezus zegt tegen hem: Ik moet heden in uw huis blijven.

Jezus' waardigheid
Onze Nederlandse Geloofsbelijdenis schrijft het zo treffend: „En hier moet men niet voorbrengen dat wij het niet waardig zijn; want het heeft hier de mening niet dat wij onze gebeden op onze waardigheid zouden voordragen, maar alleen op de uitnemendheid en waardigheid onzes Heeren Jezus Christus, Wiens rechtvaardigheid de onze is door het geloof (...)

En daarna, om ons nog meer moed te geven om tot Hem te gaan, zegt hij: Dewijl wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, de Zone Gods, zo laat ons deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen Hogepriester Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen gelijk als wij is verzocht geweest, doch zonder zonde. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd" (art. 26).

Ik hoop dat dit een antwoord voor je is. De Heere spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat er. Zijn genade is genoeg (2 Kor. 12:9) ook als je zondig bent, als je onmachtig bent, als je onverbeterlijk bent, als je niet oprecht bent in je eigen oog. Ik hoop dat je nog eens schrijft: „Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie."

Ds. W. van Vlastuin

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 maart 1995

Terdege | 96 Pagina's

Jouw vragen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 maart 1995

Terdege | 96 Pagina's