Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Martelaar voor de zaak des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Martelaar voor de zaak des Heeren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dezer dagen was het 400 jaar geleden, dat Guido de Brès de marteldood gestorven is. In het jaar 1567 is dit op de 31ste mei gebeurd. Verblijdend is het, dat aan dit sterven aandacht is besteed. De naam van Guido de Brés is onafscheidelijk verbonden aan onze Nederlandse geloofsbelijdenis, waarom de vijanden niet gerust hebben vóórdat zij hem in handen kregen.

Het is goed, dat we in onze dagen hieraan herinnerd worden. Niet om de herinnering als zodanig aan een historisch feit. Maar om de daden Gods te zien. De Heere heeft gezorgd dat het licht van vrije genade weer ging schijnen. Hij heeft ook Guido de Brès wijsheid gegeven om de belijdenis in deze vorm te stellen en kracht om deze met zijn bloed te bezegelen. De Heere spreekt daarin bijzonder tot de kerk in Nederland. Velen zijn bezig door allerlei samenwerking met Rome - en verbroedering! - het erfdeel der vaderen voor een al te dure prijs te verkopen. Laten vooral onze jongere mensen weten, wat het belijden van de zuivere waarheid gekost heeft. Om die belijdenis zelf vast te houden en wat meer is: te beleven.

Minder bekend is het wie tegelijkertijd met Guido de Brès terecht werd gesteld, nl. Peregrin de la Grange. En al is zijn naam misschien bij meerderen van ons wèl bekend, van zijn leven zullen toch de meesten niets weten. Daarom willen we in dit artikel eens iets over zijn leven naar voren brengen.

Peregrin de la Grange is niet alleen mede- martelaar geweest met Guido de Brès, hij was ook diens medestrijder voor de zaak des Heeren. Van zijn jaren, vóórdat hij predikant was in de Zuidelijke Nederlanden, weten we weinig. Wèl is het bekend, dat hij uit een adellijk geslacht in Frankrijk geboren werd. Vandaar dat hij ook later bekend stond als iemand, die aangenaam en beschaafd in de omgang was. In ieder geval is het zeker, dat hij op de Hogeschool te Genève gestudeerd heeft. In 1565 werd hij als predikant begeerd in Valenciennes. Een stad, die in die tijd tot Vlaanderen behoorde. Daar in de omgeving werkte de Heere toen krachtig tot doorbraak van de reformatorische beginselen.

Zeer kort heeft De la Grange als predikant gearbeid in deze stad. In het geheel nog geen twee jaar. Van half juni 1565 tot aan zijn gevangenneming in april 1567. De Heere houdt geen rekening met onze maatstaven. Hij heeft die korte tijd voor deze prediker nodig geacht en gezegend.

De eerste tijd trad deze strijder op buiten de muren van Valenciennes in het open veld en in het geheim. Terwijl hij de hagepreek hield, werden de wapenen gereedgehouden om als het nodig was zich te verdedigen tegen de vijanden. Hij schijnt door Gods genade een bijzonder vurig en begaafd prediker van de boodschap van vrije genade geweest te zijn. En naarmate de mogelijkheden ruimer werden, gingen steeds groter menigten mensen hem beluisteren. De aandrang werd groot om voortaan in de stad zelf in het openbaar samen te komen.

In 1566 werd door zijn kerkeraad een beroep uitgebracht op Guido de Brès. Vanaf augustus van dat jaar mag dus De la Grange in verbondenheid met De Brès het Woord Gods prediken aan de steeds groeiende gemeente. In diezelfde maand worden de twee grote kerken van Valenciennes door de beeldenstorm van beelden gezuiverd. Zowel De Brès als De la Grange hebben het volk gewaarschuwd en gesmeekt geen onwettige weg te gaan. Zij konden echter het getergde volk - door de overheid, die het reformatorisch volksdeel verbood kerken binnen de muren te bouwen - niet langer tegenhouden. Vanaf die tijd klinken de zuivere klanken van de boodschap der genade in de kerken van deze stad.

Niet lang heeft deze toestand geduurd. De beide dienaren Gods arbeidden ijverig en waren voorbeelden van godzaligheid. In december verscheen een leger op last van de landvoogdes voor de muren van Valenciennes. Na een benauwend beleg en vreselijke beschietingen moest de stad overgegeven worden aan de vijanden, reeds eind maart 1967. Eerst wisten De Brès en De la Grange zich verborgen te houden en zelfs te ontvluchten. Buiten de stad werden zij echter herkend en gegrepen. Het was Gods Raad ook over het leven van De la Grange, dat hij zijn leven als martelaar zou eindigen.

In de gevangenis, waar hij met Guido de Brès in Valenciennes gezeten heeft, heeft deze trouwe getuige ook een bijzonder getuigenis gegeven van Gods genade.

Toen de bisschop van Atrecht hem bezocht om met hem over de leer te twisten, bleef Peregrin de la Grange getrouw aan de zuivere leer, maar getuigde ook van Gods gunst in de donkere gevangenis aan hem bewezen. De bisschop probeerde hem bij de aanvang van dit twistgesprek tot verandering te bewegen door te wijzen op zijn ellendige toestand in de gevangenis. De la Grange mag dan antwoorden: „En wat de ellendige toestand aangaat, waarin gij mij ziet, God heeft mij daarin zo getroost door Zijn genade, dat ik zeer gemakkelijk en met een vreedzame geest gaarne alles verdraag, wat Hem heeft behaagd mij toe te zenden. Ja, ik loof en dank Hem, dat het Hem heeft behaagd om de last van mijn kruis en lijden, dat Hij mij toezendt, evenredig te doen zijn mét de kracht mijner schouders, opdat ik onder de last niet zou bezwijken, en Hij aldus in mij werkt, dat ik boven het lijden, dat Hij mij toezendt, ook de vertroosting in mij voel versterkt”.

Is dit geen bijzonder getuigenis? Wat dat betreft waren hij en De Brès één. Eén in de strijd, één in het getuigen van Gods goedheid in de gevangenis. Eén worden ze ook in het sterven, omdat zij één zijn door de Heilige Geest in het kennen van Gods genade.

De beambte van het gerecht komt óók voor Peregrin de la Grange in de morgen van de 31ste mei de boodschap brengen, dat hij zich gereed moest maken voor de dood. Blijmoedig neemt hij afscheid van de medegevangenen: „Mijn broeders, ik ben veroordeeld om de leer van de Zoon van God en nu ga ik bezit nemen van het eeuwige leven, want mijn naam staat geschreven in het boek des levens en kan niet worden uitgewist: de gaven en de roeping des Heeren zijn onberouwelijk”.

Die dag werd hij opgehangen in de stad, waar hij de waarheid Gods gepreekt had. Vóór zijn sterven sprak hij nog in het openbaar op de strafplaats. Hij verklaarde nergens anders om te sterven dan omdat hij de waarheid Gods had voorgestaan en riep hemel en aarde tot getuige. Hij sterft kort vóór Guido de Brès. Samen gaan ze vanuit de- strijdende kerk naar de triomferende om de Heere eeuwig te loven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Martelaar voor de zaak des Heeren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's