Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods souvereine ontferming over Zijn ellendige

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods souvereine ontferming over Zijn ellendige

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom, profeteer, en zeg tot hen, zo zegt de Heere HEERE: ziet. Ik zal uwe graven openen en zal ulieden uit uwe graven doen opkomen, o Mijn Volk en'Ik zal u brengen in het land .Israels.

^ . Eiechid is de "profeet "der ballingschap. Jesaja sprak reeds, als van verre ziende, van Gods oordeel over Juda. Jeremia sprak er van als zeer nabij en heeft het dan ook mede moeten doormaken, zijn klaaghederen zingend op Jeruzalems puinhopen. Ezechiel is met Juda in Babel. De Heere laat de Zijnen niet alleen in de druk en zendt zijn knechten ook onder het oordeel, bemoedigt het naar Hem zoekend volk, geeft de Zijnen in de druk dierbare beloften van ontferming. Zo was het in Juda's dagen. Zo is het nog. Gods oordelen zijn duidelijk zichtbaar over de ganse aarde, ook over óns volk. Evenwel zal Gods Kerk blijven, naar 't woord van haar Koning: „Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld" (Matth. 28 : 20). Al -ml Z3j '•*T& ze.n a), s een eenzame mus op het dak en een hut in de komkommerhof. Gods souvereine ontferming zal zij ervaren, al is het dat zij als Juda in het Babel der wereld dreigt onder.te gaan. Zo is het met een iegelijk van 's Heeren volk in 't bijzonder. Hun zonden voeren hen weg in het oordeel en Gods Recht sluit hen buiten Gods gemeenschap. Zij zuchten in het^ Babel van het oordeel en dreigen daar eeuwig om te komen, evenwel zal de Heere hen Zijn souvereine ontferming bewijzen en de gevangenis openen en hen wederbrengen daar waar zij weleer waren. Dit is het wat de Heere Zijn knechten deed verkondigen, ja hetzelfde doet de Heere Zijn knechten nóg prediken. Daarom profeteer en zeg tot hen, alzo zegt de Heere HEERE.

De ellende van Juda is groot, althans van dat deel van Juda, wier hart naar Jeruzalem hijgt, die treurend nederzitten aan Babels rivieren (Ps. 137), welker harpen aan de wilgen hingen. Zo was het niet met allen gesteld. Juda is door de Heere weggezonden uit het land, dat God hen weleer gegeven had. Het was eigen schuld. Moedwillige verlating van de Heere en Zijn dienst, verloochening van hun God, waren de redenen waarom de Heere rechtvaardig was in het volbrengen van Zijn oordeel. Zeer velen waren thuis in Babel; hadden akkers gekocht; huizen gebouwd; dreven hun handel. Voor dezen is dit Woord niet. Zij bekommerden zich niet om Sion. Evenwel was er een overblijfsel naar de verkiezing. Dit kleine overblijfsel zuchtte in Babel; het was er als in het graf, dorre doodsbeenderen gelijk, zonder sap, zonder leven, zonder verwachting, zonder toekomst.

En zo is het heden nog. Tezamen om eigen vrije moedwil onder Gods Rechtvaardig oordeel, weggezonden uit het land van Gods Gunst en gemeenschap, tezamen in Babels gevangenis. Velen, zeer velen zijn hier thuis. Gevoelen hare banden niet, hebben akkers gekocht, huizen gebouwd, drijven handel en bekommeren zich om Gods Gunst noch Zijn Gemeenschap niet. Evenwel is er heden nog een overblijfsel der verkiezing. Dit overblijfsel zucht in zijn gevangenis, zij zijn als in het graf, geworden als dorre doodsbeenderen, zonder leven, zonder verwachting, zonder toekomst. Voorheen waren zij in Babel ook thuis, maar hun ogen zijn geopend voor de zaligheid van Gods gunst en gemeenschap. Zij kregen hun ongeluk te gevoelen, het gaat hun ter harte. Het wordt eigen schuld, hun afgelegde levensweg gaat tegen hen getuigen, beter maken helpt niet meer. God is recht en zij zijn slecht. Zij zoeken verlossing maar vinden niet. Tranen van berouw, boetvaardigheid van hart, smeking en geween schenen een weg ter ontkoming te kunnen zijn, maar de springader van hun tranen verdroogt en hun hart wordt harder, smeking en geween blijkt een bed te zijn dat te kort en een kleed, dat te smal is ter vervulling van Gods Recht. Gods Recht moet verheerlijkt, de schuld betaald. Gods gebod is te wijd, dan dat het in eigen kracht voldaan kan worden» Zij zuchten in Babel! Dat wordt nog te meer, - als hun oog ontsloten wordt voor hun aangeboren schuld. De bittere wortel van gemeenschap aan Adam. Een wortel welke hen niet anders dan een omkomen in Babel kan opleveren.

Aan dorre doodsbeenderen zijn zij gelijk. Zo vergaat het ook diegenen, die weleer zo'n levende hoop op de Heere bekomen hadden, die een weg ontsloten kregen buiten zich, hetzij door een inzien in het Evangelie of een ontsluiting van Christus, welke als door een reet vaJn opening door de deur der gevangenis eens buiten Babel mochten zien. Zij zuchten nog zoveel te meer! Eigen kracht ontbreekt, niemand bekommert zich over hen. Zij hebben geen verwachting meer! Zullen zij dan omkomen? Zal de Heere de Zijnen dan eindeloos in het verdriet laten? O neen, de Heere HEERE spreekt door Zijn Knecht tot dit volk te Babel. De Heere = Adonai, spreekt. Hij is de Grote Eigenaar van 't gans heelal. Hij heeft ook de sleutel van Babels gevangenis. Het hart des Koning is in de Hand des Heeren als waterbeken, hij neigt het tot al wat Hij wil. Hij kan het doen als de Heere Adonai, Hij wil en zal het doen als de HEERE Jehova. De Eeuwige onveranderlijke Verbondsgod. Uit dit eeuwig verbond vloeit Zijn Souvereine ontferming. Daaruit wordt dit „overblijfsel naar de verkiezing" bediend. Het welbehagen Gods is de verlossing der dorre doodsbeenderen uit Babel en dat op de grondslag van Recht. Dit testament is hun vermaakt, het is vast in de dood van Christus, 's Vaders schootzoon is hun gegeven tot een Hoofd en schuldbetalende Borg. Hij is voor hen ingetreden als hun plaatsbekledende Middelaar. H^ij is met Zijn harte voor hen Borg geworden. Gods Recht is in Hem volkomen verheerhjkt, Gods gunst en gemeenschap door Hem verworven, 's Vaders liefdeharte is ontsloten voor al degenen, die in Babel zuchten, die naar Sion hijgen! Wat een innige liefde, tedere toegenegenheid. Vaderlijke ontferming, onuitsprekelijke barmhartigheid wordt ons geopend in de woorden: „O, Mijn volk". Het is 's Heeren eigen volk. Zijn teerbeminde volk. Zijn duur gekochte volk. Uit dit eeuwige verbond vloeit de eenzijdige toepassing van de Middelaar des Verbonds, waarin het oude leven uit Adam wordt afgesneden en de nieuwe levensgemeenschap met Christus wordt gegeven en ervaren in de toepassing ook van de weldaden des Verbonds. Dit is een eenzijdig werk van de Drieënige Verbondsgod. Juda ligt krachteloos in het graf. Maar de Heere zegt: „Ik zal uw graven openen." Dit is een onwankelbare belofte. Het zal zeker geschieden al is het voor Juda nog zo onwaarschijnlijk. Ja, ook de Heere HEERE zal hen uit hun graven doen uitkomen. Zijn Geest zal de Heere gebieden, leven verwekken in de

dorre beenderen, elk been tot zijn plaats brengen. Ja, zij zullen weder gebracht worden in het land, , hetwelk de Heere hun gaf om te wonen. Hier wordt Juda een deur der hope geopend in het eenzijdige werk Gods en zo wordt deze deur der hope ook geopend voor al degenen, welke zich in Babels graf weten, wier hoop op eigen kracht vergaat, welke bij zichzelf geen verwachting meer hebben. Zij zullen Gods souvereine ontferming ervaren. Het graf van haar doodsstaat zal geopend worden en de Heere zal hen er 'uit leiden. Het graf van hun schuld zal geopend worden en de Heere zal hen er uit leiden, hen van hun windselen ontdoen en met de sierlijke klederen des heils kleden. Het graf van scheiding van de Heere zal geopend worden en zij zullen er uit geleid worden en gebracht worden te Sion in de gemeenschap des Heeren HEEREN. Dit zal hier op aarde reeds geschieden naJf de mate der genade, welke het God behaagt irpAen te verheerlijken en de volle vervulling zullenfi zij bekomen bij hun sterven. Dan zijn zij voorgofed uit Babel verlost en zullen zij eeuwig verkeren in het land dat de Heere hen gaf opdat zij daar wonen zouden. Zo is er voor dorre doodsbeenderen een zalige toekomst, als vrucht van Gods souvereine ontferming. De zuchters naar Sion zullen verlost worden, maar degenen, die in Babel thuis zijn, zullen met Babel omkomen. Waarom de profeet Zacharia dan 1 ook deze wereldburgers toeroept: , , Hui, hui, vhedt toch uit het Noorderland!" (Zacharia 2 : 6). En zo zendt de Heere Zijn knechten nog in de wereld, opdat niemand ongewaarschuwd in Babel achterblijve. En zo wordt het eigen schuld, dat wij in Babel zijn en al verder eigen schuld, als, wij in Babel blijven, trots alle waarschuwingen en ernstige en weimenende roepstemmen, welke de Heere ons deed horen. Dit moge toch in ons harte diep ingegrift worden. De Heere moge u uw gevangenis doen kennen, opdat ge een leven moge hebben als een gevangene en alzo jagen naar de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods "^om. 8 : 21). En degenen, die dit leven in Babel kennen, mochten al meer leren afzien van eigen kracht en vermogen, want in zulk een weg wordt alleen maar de souvereine ontferming des HEEREN ervaren, zo alleen komt God aan Zijn eer en het volk aan de zahgheid.

Niets uit ons en al uit Hem, Zo gaat het naar Jeruzalem.

M. W. DE W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1947

De Saambinder | 4 Pagina's

Gods souvereine ontferming over Zijn ellendige

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1947

De Saambinder | 4 Pagina's