Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bruut

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bruut

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorwaar, ik ben onvernuftiger dan iemand, en ik heb geen mensenverstand. Spreuken 30:2

Geliefde lezer,
Wie wil zichzelf nu waarnemen als een nietige en geringe aardworm? Niemand. Door onze diepe val zijn we hoogmoedige mensen geworden. Wij hebben onszelf lief en haten God onze Schepper, en onze naaste. Hierdoor hebben we ook geen recht begrip van Goddelijke zaken en ook geen kennis meer van wat nu tot onze vrede dient. Die gave in het kennen van God hebben we verloren. Ons volmaakt geschapen verstand is door de zonde geheel verduisterd. Het mensenverstand dat we eerst bezaten is geheel verloren gegaan. In plaats daarvan zijn we onvernuftig geworden. Dat betekent dat we alleen maar het boze kunnen bedenken. Ons verdorven verstand brengt de meest gruwelijke zonden voort. Christus heeft daarvan gezegd: Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen (Matth. 15:19). En Jeremía: Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het; wie zal het kennen? (Jer. 17:9).
De mens is een bruut geworden, nog minder dan een dier. Zo is het dan voluit waar: De mens nochtans die in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan (Ps. 49:13). De mens heeft zich geheel losgescheurd van het Verstand Zelf, het Goddelijke Wezen. Ook al roept de Heere in de werken der natuur en door middel van de uitwendige roeping tot de mens: Roept de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem? Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse waar paden zijn, staat Zij; aan de zijde der poorten, vóór aan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid: Tot u, o mannen, roep Ik, en Mijn stem is tot der mensen kinderen. Gij slechten, verstaat kloekzinnigheid; en gij zotten, verstaat met het hart. (Spr. 8:1-5). We zijn Gods beeld geheel kwijt.
Zo is dan de uitdrukking die Agur hier in onze tekstwoorden doet volkomen waar. Het getuigt van de rechte kennis van zichzelf en van de kennis van het Goddelijke Wezen. Agur was een man die door de Heilige Geest was onderwezen in al de waarheid. Wat liggen er in deze enkele woorden wezenlijke zaken verklaard die we moeten kennen op weg en reis naar de eeuwigheid.
Allereerst zegt hij: Voorwaar. Hij is er dus ten volle van verzekerd dat hij de waarheid spreekt. Hij mag amen zeggen op de wetenschap een gevallen en verloren zondaar voor God te zijn die alleen uit louter genade zalig kan worden. In dit enkele woord ligt opgesloten wat Christus sprak tot Nicodémus: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien (Joh. 3:3).
Agur is dus een ware volgeling van Christus die zonder Zijn gerechtigheid niet leven kan. Als een arme en ellendige gaat hij zichzelf beschouwen, als een onvernuftige, een onverstand, of beter gezegd: een bruut. Hij zegt hiermee: Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE. Heere, hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen. Zo Gij, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? (Ps. 130:1-3). In de rechte smart over de zonde is hij bevreesd voor de uitleving. Let er ook op lezer dat hij hier niet zegt: wij zijn onvernuftiger, maar ik ben onvernuftiger dan iemand. Het getuigt van het persoonlijk schuldenaar voor God worden. David drukt het zo uit: Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen (Ps. 51:6), en Paulus: Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben (1 Tim. 1:15).
Ziet u dat nu de gehele Kerk dezelfde ge- 201 heiligde wetenschap mag ontvangen? Allen worden op ’s Heeren tijd een verloren zondaar voor God. Hier wordt dan ook de weg gebaand naar de enige Wijsheid, Christus. Wat heeft de Middelaar in Zijn omwandeling op aarde Zich daarin verlustigd toen Hij zei: Doch de Wijsheid is gerechtvaardigd geworden van al Haar kinderen (Luk. 7:35). Hier is nu een van Zijn kinderen aan het woord die ook kennis gekregen heeft aan de Middelaar. Agur heeft ook op ’s Heeren tijd geroepen: ’Maar wie is deze Middelaar, Die tegelijk waarachtig God en een waarachtig rechtvaardig mens is?’ Maar ook mocht hij zeggen: ’Ónze Heere Jezus Christus, Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking, en tot een volkomen verlossing geschonken is.’ Daarom horen we hem ook zeggen in vers 4 en 5: Wie is ten hemel opgeklommen en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet? Alle rede Gods is doorlouterd; Hij is een Schild dengenen die op Hem betrouwen.
Wat een tere geloofsoefeningen beluisteren we hier. Agur mag hier de Heere kennen en geheel instemmen met zijn eigen verlorenheid maar vooral ook stil betrouwen op Christus, zijn Schild in de zware strijd die Hij te strijden had. Hier wordt vervuld: Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des HEEREN betrouwen (Zef. 3:12).
Geliefde lezer, wanneer we vreemdeling zijn van het leven der genade verstaan we de uitdrukking van Agur niet. Voor een gevallen Adamiet die alleen maar vanuit een verbroken werkverbond kan opkomen is deze uitdrukking dan ook een ergernis. Het druist in tegen onze werkheilige natuur. Alleen ontdekkend genadelicht doet ons deze tekst verstaan. Met rechte smart over onze diepe val doet het roepen om genade en geen recht. Het is het plaatsmakende werk in de ziel voor Christus, de Zoon des mensen en de Zone Gods. De Heere doe ons alle rust buiten Hem ontvallen. Bij elke geloofsoefening zal het toch zijn: Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen die op Hem betrouwen (Ps. 18:31).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 2011

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Bruut

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 2011

De Wachter Sions | 8 Pagina's