Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE OUDERLING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE OUDERLING

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. van Ginkel, DE OUDERLING, oorsprong en ontwikkeling van het ambt van ouderling en de junctie daarvan in de Gereformeerde Kerk der Nederlanden in de 16e en 17e eeuw, mit Zusammenfassung in deutscher und englischer Sprache, 3S3 blz., ƒ 35, - , uitg. Ton Bolland, Amsterdam, 1975.

Behalve een inleiding en een slotbeschouwing bevat deze Utrechtse dissertatie vijf hoofdstukken. Het eerste biedt gegevens over de plaats en betekenis van de oudsten in het Oude Testament, het Jodendom en de kerk van de eerste vier eeuwen. Het onderwerp wordt in dit hoofdstuk kort behandeld. Breder en wezenlijker ook zijn de volgende hoofdstukken: het tweede over het ontstaan en de ontwikkeling van het ouderlingenambt in Duitsland, Zwitserland, Ulm en Straatsburg alsook in het Geneve van Calvijn. Uitvoerig zijn de overzichten over de ontstaansgeschiedenis van het ambt binnen de gereformeerde traditie. De weg naar de Nederlanden wordt in het derde hoofdstuk geschetst, zij loopt via de Franse kerken en vooral de vluchtelingengemeenten in Emden en Londen. De grote betekenis van A Lasco wordt goed uit de doeken gedaan. De praktijk rondom het ouderlingenambt in de Nederlandse Gereformeerde kerken wordt in hoofdstuk vier uiteengezet. Zeer waardevol is deze uiteenzetting, omdat hier de bronnen worden aangeboord die tot nu toe al te veel ongebruikt waren gebleven. Achter de praktijk staat de theorie, zoals deze door Voetius. Renesse en Koelman is verdedigd. Ook dit overzicht maakt de dissertatie van Van Ginkel tot een waardevolle bijdrage tot de kennis van de geschiedenis van dit belangrijke kerkelijke ambt.

Naar mijn gedachte zijn het eerste en het laatste hoofdstuk het zwakst geschreven. Men vraagt zich af, of men op deze wijze de gegevens van het Nieuwe Testament en de ontwikkeling in de Oude kerk kan samenvatten. De slotbeschouwing

trekt conclusies, die door het onderzoek niet gewettigd zijn en die ook overigens weinig gefundeerd zijn. Jammer is het, omdat velen vooral zullen hechten aan sommige gedachten uit het slot, terwijl de dissertatie in zijn geheel daardoor aan betekenis zal inboeten. Dat is te meer te betreuren omdat hier op een fraaie wijze een overzicht wordt geboden van de geschiedenis van de gereformeerde ouderling. Toch zal het boek juist daardoor zijn waarde behouden.

Ook op enkele onderdelen is wel kritiek uit te brengen. Zo lijkt me de betekenis van Brenz niet geheel juist weergegeven (blz. 58). Het lijkt wel zeker, dat Bullinger overtuigd was dat zijn zienswijze omtrent de kerkelijke tucht aanzienlijk verschilde van de door Calvijn en Beza aangehangen beschouwing, men zie daarvoor een belangrijke brief van Bullinger aan Datheen, 1 juni 1570 (opgenomen in Erastus' uiteenzetting over de kerkelijke tucht uit 1590). Van Ginkel meent daarentegen dat Bullinger niet zou hebben gezien, hoezeer zijn ideeën afweken van die van Calvijn (blz. 75). De uitdrukking: Bucer haatte de dopers (blz. 88) is onjuist. Calvijn kende in zijn Straatsburgse gemeente wèl ouderlingen (blz. 117). Ook is de redenering, dat de afwijzing van Morély's denkbeelden inzake de profetie voor de besluitvorming van de Emder synode geen betekenis kan hebben gehad niet juist. Niet eerst in 1572 had de Franse kerk met Morély te maken, maar reeds sinds 1562 (noot 15 blz. 200), De stelling uit noot 35 op blz. 27S lijkt me niet te verdedigen: de Waldenzen hebben de ouderling van de reformatoren overgenomen en niet omgekeerd. Bucer beweert in zijn geschrift Scripta duo adversaria (1544) juist het tegendeel (p. 159).

Maar dit zijn slechts kleinigheden, die aan de betekenis van de studie van Van Ginkel niet afdoen. Met veel zorg is hier samengebracht en geordend wat her en der verspreid was. Nu kan men er mee werken.

A.

W van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1975

Theologia Reformata | 80 Pagina's

DE OUDERLING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1975

Theologia Reformata | 80 Pagina's