Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schenken en deelachtig maken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schenken en deelachtig maken

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geef mij een regel schrift van u en ik zal u aan de galg brengen. Dat is, meen ik, een uitspraak van de befaamde staatsman Talleyrand. 't Mag ook van iemand anders zijn. Doch waar is het. Zo had ik verleden jaar geschreven in het nummer van 24 augustus, dat in de roomse kerk de sacramenten noodzakelijk zijn voor de zaligheid en dat bij ons het Woord Gods noodzakelijk is.

Rome wil echter wel een voorbehoud toestaan op die noodzakelijkheid en wij staan dit toe op het Woo: rd Gods. Daar bedoelt Rome mee, dat deze of gene mens toch zalig kan worden al heeft hij de sacramenten niet gebruikt. En wij bedoelen, dat deze of gene toch zalig kan worden al is hem het Woord Gods nooit gepredikt.

De roomse kerk zegt, dat in het algemeen God ons wel aan de sacramenten gebonden heeft, maar Zichzelf niet. Zo zeggen wij het van het Woord Gods. In de gewone weg is de prediking van het Woord des Heeren noodzakelijk. Maar de Heere kan met een zondaar een extraordinaire weg gaan. Zo zeggen wij ook: God heeft ons wel aan het Woord gebonden, maar Zichzelf niet.

Men zou denken dat dit duidelijk genoeg is. En toch begreep een overigens bekwame en geoefende lezer deze zinsnede in dit verband niet. Hij stelde de vraag: „Zelfs een mens is toch verplicht zijn eigen woord na te komen, en wou de Heere zich niet getrouw betonen in Zijn Woord? "

Gelukkig voegde hij er aan toe: , , of bedoelt u wat anders? " Daar behoef ik niet eens op te antwoorden, zou ik zeggen. Het zal onze lezer ook al duidelijk geworden zijn, dat het hier gaat over 't Woord Gods als genademiddel. We zeggen ook wel eens: de Heere is niet aan de middelen gebonden, maar wij wel.

Doch nu wat anders. De kern van het probleem dat nu aan de orde komt is de vraag, wat er bedoeld wordt in Zondag 7 met het woord schenken. Daar lezen we immers, dat het geloof een zeker weten is, maar ook een vast vertouwen, hetwelk de Heilige Geest door „het Evangelie in mijn mijn hart werkt, dat niet alleen anderen maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdiensten van Christus' wille."

In het Avondmaalsformulier lezen we, dat een ieder zijn hart moet onderzoeken of hij gelooft, dat de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigene toegerekend en geschonken is; ja zo volkomen, alsof hij zelf in eigen persoon voor al zijn zonden betaald en alle gerechtigheid volbracht had".

Wat is nu dit schenken? Onze lezer zegt: at is naar mijn mening de aanbieding. Zondag 7 omschrijft het wezen van het geloof als een vertrouwen, dat er een aanbieding is van vergeving van zonde en het eeuwige leven. In hoeverre de gelovige deze aanbieding deelachtig is blijft hier nog in het midden. Er wordt dus bij deze redenering een onderscheid gemaakt tussen schenken en deelachtig maken. Ik meen dat dit een Bijbels gefundeerd onderscheid is. In Johannes 3:16 wordt geopenbaard, dat God Zijn Zoon gegeven heeft. Daarmee is echter de Zoon nog niet het eigendom van de zondaar. Het geloof moet er bij komen. Alleen de mens die in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven. En dat geloof, zo lezen we in de Schrift is een gave Gods. Maar dan is het ook geloof in Christus. Wie door een oprecht geloof in Christus is ingelijfd, heeft niet alleen de schenking, maar ook de deelachtigmaking. Er zijn dus inderdaad twee dingen nodig tot de zaligheid. Daar moet een schenking van Christus plaats hebben en een deelachtig-making van Christus en de gaven in Hem.

Dit deelachtig maken heeft plaats door het geloof. Wie het ware geloof bezit heeft deel aan Christus.

Onze lezer echter, wil dit anders zien. Hij schrijft: Het menselijk geslacht is iets gegeven tot een voorwerp des geloofs. Wij noemen dat: de belofte van het evangelie. Dat is een geven niet in het hart, maar in de aanbieding van het evangelie. Hij meent dat van ieder het geloof geeist wordt, dat deze aanbieding er voor hem is, en dat dit het zaligmakende geloof is, bedoeld in Zondag 7 en in het Avondmaalsformulier. Het voorwerp des geloofs, zo redeneert hij, is de vergeving der zonden. „Daarom zegt ons Avondmaalsformulier, dat wij moeten onderzoeken of wij deze gewisse belofte geloven. Het formulier vraagt niet of wij geloven de vergeving der zonde met bewustzijn deelachtig te zijn. En verder geeft het een klare beschrijving, wat de vergeving der zonden inhoudt. Zie ook vraag en antwoord 84, waar geleerd wordt, „dat zo dikwijls wij de belofte des Evangelies met een waar geloof aannemen, wij de vergeving der zonden hebben".

Ik mag er wel even tussendoor opmerken, dat dit laatste met zijn betoog niet klopt, want dat volgens hem, degene die de belofte des evangelies aanneemt, daarmee de vergeving nog niet deelachtig is.

Men zou de gedachte kunnen krijgen, dat onze geachte lezer, de kant van de algemene verzoening uit wil. Deze kant wijst hij echter af. „Het voorwerp des geloofs is niet de algemene verzoening, maar dat niet alleen anderen doch ook mij vergeving der zonden aangeboden wordt. En het levend geloof neemt de toevlucht en grondt zich op dit aanbod om het deelachtig te worden. Zeker vertrouwend neem ik de toevlucht tot Christus onder Wiens vleugelen ik weet, dat verberging voor mij is".

Onze goede vriend zal het mij wel niet kwalijk nemen, als ik zeg, dat naar mijn mening de zaken bij hem nog al door elkaar lopen. Ik vlei mij ook niet met de hoop de knopen te kunnen ontwarren. Maar een poging er toe moet ik toch wagen.

Dat onze ouden onderscheid maakten tussen schenken en deelachtig maken is juist en misschien wel een bruikbaar uitgangspunt. In het dankgebed van het Avondmaalsformulier vinden we deze twee naast elkaar genoemd. „O almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken u van ganser harte, dat Gij uit grondeloze barmhartigheid ons Uw eniggeboren Zoon tot een Middelaar en offer voor onze zenden en tot een spijze en drank des eeuwige levens geschonken hebt en dat Gij ons geeft een waarachtig geloof, waardoor wij zulke Uwe weldaden deelachtig worden".

Het geloof is dus het middel om Christus met Zijn gaven deelachtig te worden. Dat staat ook duidelijk in Zondag 20, waar van de Heilige Geest wordt gezegd: „Ten andere dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make".

Daar is dus inderdaad verschil tussen schenken en deelachtig maken. Het schenken is er vóór het geloof en het deelachtig maken geschiedt door middel van het geloof. Doch onjuist lijkt het mij om te zeggen, dat het zaligmakend geloof niet deelachtig maakt.

De schenking van Christus en de zaligheid in Hem is geschied aan de wereld. Door de prediking wordt deze schenking bekend gemaakt. Deze schenking is niet geschied aan alle mensen. Zij is een voorwaardelijke schenking, bestemd voor ieder, die in Christus gelooft. De Christus wordt aangeboden aan ieder met bevel van bekering en geloof. Van nature wil niemand Hem hebben, dat is een feit. Maar geschonken is Hij aan ieder op de voorwaarde van bekering en geloof en wordt Hij aan ieder, tot wie de prediking komt. Maar dit schenken is dan een aanbieden op genoemde voorwaarden. Zonder geloof wordt niemand Christus en zijn weldaden deelachtig, doch ieder die het waarachtig geloof beoefent is Christus deelachtig. Het wezen van het geloof is immers, dat de gelovende zich Christus toeëigent.

Nu heb ik gezegd, dat het een schenken is op voorwaarden. Christus wordt op voorwaarden in de prediking aangeboden. De ene voorwaarde is: bekering. Wat gebeurt er in deze bekering? Daarin wordt de grote mens een kind, de rechtvaardige in eigen oog wordt een zondaar, de vrome in eigen oog wordt een goddeloze. Zo wordt de mens geschikt voor Christus. Ik wil graag zeggen, dat Christus aan ieder mens in de prediking wordt aangeboden, maar ik doe hiermee niet ten volle recht aan de H. Schrift. Daar wordt aan de armen het evangelie verkondigd. Daar worden de vermoeiden en belasten geroepen en zelfs alleen de zondaren. Dat mogen wij niet verwaarlozen.

Wie werkt deze bekering en dat geloof? Dat werkt de Heilige Geest. Dé

Geest maakt de uitverkorenen door een waar geloof Christus deelachtig. En nu gaat het even om de inhoud van dat ware geloof. Die inhoud heeft twee namen: Christus en zijn weldaden. Een waar zaligmakend geloof is nooit zonder een toeeigening van Christus. Dat volgt uit Zondag 7. Wie worden er zalig? Die Christus door een waar geloof worden ingelijfd en al zijn weldaden aannemen. Het volgt ook uit art. 22 N.G.B. De Heilige Geest ontsteekt een oprecht geloof, waardoor wij Christus omhelzen en toeëigenen. Wordt Christus niet omhelsd en toegeëigend, zo is het geloof niet zaligmakend.

Nu even het Avondmaalsformulier. Daarvan zegt onze vriend, dat de vragen spreken over de gewisse beloften en niet of wij geloven, dat wij de vergeving der zonden met bewustzijn deelachtig zijn. Dit laatste wil ik toestemmen. Het geloof richt zich niet op ons bezit van de vergeving, doch op de schenking van Christus en de vergeving in Hem. Het geloof neemt de beloften van het evangelie aan en zo worden de gelovigen Christus deelachtig. Maar dit sluit de mogelijkheid uit, dat er een waar zaligmakend geloof kan zijn, dat niet de weldaden deelachtig is. Wie nu de vraag uit het Avondmaalsformulier aandachtig leest, ziet dat de Avondmaalganger gelooft, dat hem al zijn zonden vergeven zijn en dat de gerechtigheid van Christus hem geschonken is. Ja maar, zegt nu onze correspondent, dat kan toch niet iedereen geloven. Dat kan zeker niet iedereen geloven, maar deze gewisse belofte is ook niet een belofte voor iedereen, maar voor de gelovigen. Het Avondmaalsformulier is niet voor een algemene evangelisatiesamenkomst opgesteld, maar voor de ware gelovigen.

Daarom begint het met de woorden: Geliefden in de Heere Jezus Christus." Joh. 3 : 3 zegt: wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven." Rom. 8 : 1 zegt: Daar is geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn." De onvoorwaardelijke beloften zijn alleen voor de gelovigen. De gewisse belofte, dat de zonde vergeven is en de gerechtigheid van Christus toegerekend aan mij, kan toch niet voor iedereen gewis zijn. En dat mij wordt beklemtoond in het tweede stuk. Maar staat er dan niet in vraag 84 van zondag 31 dat alle mensen vergeving van zonden hebben, zo dikwijls zij de beloften des evangelies met een waar geloof aannemen? Dat staat er niet. Het gaat in vr. 84 over de gelovigen. De onvoorwaardelijke beloften zijn voor de gelovigen, die Christus toebehoren. Want de weldaden zijn nooit los van de Persoon van Christus te verkrijgen. Men moet dan ook niet vergeten, dat geloven in de eerste plaats is een verenigd worden met de Heere Jezus Christus.

Onze vriend weet nu geen raad met het toevluchtnemend geloof. Hij verwart de dingen hier vooral. Volgens zijn gedachten zou hij moeten blijven staan bij het algemene aanbod, dat er in Christus vergeving van zonden is. Hij gaat echter verder en spreekt van toevlucht nemen als een zeker weten en een vast vertrouwen, dat Christus voor mij is. Hier klopt iets niet.

Christus wordt in het evangelie aangeboden, dat is zeker. Nu zegt hij, dat een toevluchtnemend geloof een geloof is, dat zeker weet dat er in Christus verberging voov mij is. Hierin dwaalt hij m.i. Dit is het zaligmakend geloof. Nu is het niet zo makkelijk te omschrijven wat toevluchtnemend of aanklevend geloof is. Maar als ik dit woord mag nemen zoals het er staat, zou ik zeggen, dat dit het geloof is van iemand, die tot een arme en ellendige, blinde en naakte is gemaakt en nu een opening heeft gekregen in de weg, die in Christus is. Hij is een Jezus-zoeker. Hij loopt nog met het pak der zonde, maar zijn hart klopt en bidt en zoekt naar de genade in Christus. Hij vraagt duizend keer: „Heere is het voor mij? Wanneer zal ik het eens weten, Heere, Heere, of het ook voor mij is? " Zodra hij dit weet, valt het pak van zijn rug.

Ik kan mij geen toevluchtnemend geloof voorstellen, dat zeker weet, dat de zaligheid voor mij is. Hoe wordt de man, die naar de vrijstad vlucht en de torens met vreugde in de verte ziet, daarvan verzekerd, dat het voor hem is? Doordat God hem onderwijst, dat Christus voor de armen en ellendigen is, zoals hij er een is. Zo toont de Geest Gods hem de kenmerken van de zondaren, voor wie Christus gekomen is en de zondaar ziet, dat hij zo'n arme, radeloze, verlorene, vervloekte, goddeloze is. Innerlijk komt er licht in zijn ziel, waardoor hij krachtig gaat geloven, dat ook hij geroepen wordt. Hij krijgt zo'n begeerte naar Christus. En zo wordt hij voortgedreven om in de Borg in te gaan. De grond van zijn geloof zijn de beloften, die de H. Geest voor hem verklaart. Dus het is eerst een zien van de schenking, dan een hongeren en dorsten naar Christus, dan een omhelzen van Christus. Voor deze gelovige zijn de weldaden. Maar dit geloof kan zwak of sterk zijn, de oefening kan traag of vurig zijn. Zo is het geloof het middel, waardoor verloren zondaren Christus en zijn weldaden deelachtig worden. Elk waar gelovige heeft deel aan deze Christus. Dat kan men niet ontkennen. Anders is het geen zaligmakend geloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Schenken en deelachtig maken

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's