De strijdende heilige

MEDITATIE

„Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels." • • ^ Efeze 6:11.

De staat van een christen in deze wereld is er een van strijd en de wereld is een worstelperk. „Heeft niet de mens een strijd op de aarde", volgens Jobs getuigenis? Soms heeft hij die met God, zoals Jacob (Gen. 32). Dit is echter altijd ten goede, omdat God van hem wil overwonnen zijn door gebeden en tranen, die Hij Zelf in hen werkt. Maar het meest heeft de mens de strijd met de duivel, en deze zoekt altijd het verderf van Gods kinderen. Hiertoe gebruikt hij list en macht. Daarom moeten Gods kinderen wel voorzien zijn van goede wapenen, zodat zij in deze geestelijke strijd niet onderliggen, maar altijd sterke wederstand doen, totdat zij eindelijk ten enenmale de^overhand behouden.

Daarover handelt ook de apostel in het laatste gedeelte van zijn brief, waar hij de strijd scherp voorstelt zeggende in vers 10: „Voorts, mijn broeders, wordt krachtig in de Heere, en in de sterkte Zijner macht". En ons tekstvers: „Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels".

De vijand, waarvan gesproken wordt, is de „duivel", het hoofd der gevallen engelen, die in de waarheid niet zijn staande gebleven, maar die door hoogmoed en afval haar beginsel hebben verlaten, en tot duivelen zijn geworden. De duivel is een lasteraar en een vijand van God, maar ook een vijand van de mensen, bijzonder van de-uitverkorenen. Zijn werkingen en listen zijn ontelbaar. Hij verblindt het verstand der ongelovigen, opdat haar niet bestrale de verlichting des Evangelies. Hij werpt lastering in. Hij verwekt onreinigheid, de mens verzoekende. Het werk van de duivel is, de mensen te verlokken tot ongeloof en tot afval van de hoge God. Hij doet het dikwijls onverhoeds. En wie is in staat om op te sommen al de hstige handeUngen en aanslagen van de vorst der duisternis, die een mensenmoorder is van den beginne?

Hiertegen nu blaast de apostel met de alarmtrompet, en roept het geestelijk krijgsvolk tot de aanvaarding van de wapenen Gods. „Doet aan de gehele wapenrusting Gods". Het wil zeggen een wapenrusting, waar een toegeruste ten strijde van het hoofd tot de voeten toe mee bedekt is, zoals de Grieken en Romeinen gewoon waren hun soldaten, van top tot teen van wapenen te voorzien, zover het maar enigszins dienen kon tot eigen bescherming en de vijanden tot afbreuk. Zo ook Gods volk in de geestelijke strijd. Deze wapenrusting noemt de apostel, de gehele wapenrusting „Gods" en wel:

a. Om de heerlijkheid en~voortreffelijkheid van deze wapenen. Tot verheffing van deze wapenen sprak de Heere Jezus tot Zijn bruidskerk: „Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig, daar duizend rondassen aan hangen, altemaal schilden der helden". Hooghed 4 : 4.

b. Maar ook om te tonen de aard en natuur van deze wapenen. Het zijn geestelijke wapenen, die dienen tot bescherming van de ziel, die ook een geest is, als ook tot bescherming van het genadewerk, dat ook geestelijk is en een werk van de Heilige Geest.

c. Het is Gods gehele wapenrusting, omdat God Zelf deze wapenen geeft aan Zijn strijdende kerk. Niemand heeft deze wapenen uit en van zichzelf. Ze zijn van God en uit God. God de Vader heeft deze wapenrusting verordineerd in het eeuwig Raadsbesluit. Daar is vastgesteld, wie en met welke wapenen zij strijden zouden tegen de vijanden, tot verkrijging van de kroon der eeuwige gelukzaligheid. God de Zoon, de Heere Jezus Christus, heeft als Middelaar voor Zijn volk deze wapenen verdiend, als Hij Zelf intrad in het huis van de sterkgewapende en haar overwon, ja de kop der slang vertreden heeft. Christus heeft de overheden en de machten uitgetogen en in het openbaar tentoongesteld, en heeft door dezelve over haar getriomfeerd. God de Heilige Geest stelt de uitverkorenen en door Christus' bloed gekochten, die wapenrusting ter hand in het uur der waarachtige wedergeboorte als de zondaar in de strijdende kerk wordt ingelijfd. Het is ook de Heilige Geest die haar doet leren op welke manier deze wapenen te gebruiken zijn, en ze door Zijn kracht doet overwinnen, totdat de satan onder haar voeten zal verpletterd zijn.

d. Het draagt de naam van wapenrusting Gods, omdat dit gehele werk ondernomen wordt. voor God. God Zelf is de Bewerker van de geestelijke strijd niet alleen, maar... Gods kinderen gebruiken deze wapenen onder Zijn alziende ogen, in Zijn tegenwoordigheid en onder Zijn beleid en kracht. Van God hangen ze af. Op Hem steunen en betrouwen zij en wensen daarin Zijn eer te bedoelen. Haar strijd en wapenen zijn uit God, en zo is God de sterkte Zijner kinderen.

Maar dan is het ook nodig dat die gehele wapenrusting Gods aangedaan wordt, gelijk de apostel daarvan handelt zeggende: „Doet aan de gehele wapenrusting Gods".

Dit „aandoen" van de wapenen wijst ons ten eerste aan, dat zij tot krijgsdienst, om de heilige oorlog te voeren, waren overgegaan, om zich nu verder onder de strijdbanier van Koning Jezus te stellen. Zodra een verloren en gevonden zondaar uit de natuur tot de genadestaat overgaat, neemt hij dienst onder het vaandel van Koning Jezus, en doet de eed van trouw om in des Konings Naam, en in Zijn kracht te strijden tegen de geestelijke vijanden. Gods volk is zeer gewillig op de dag van Zijn heirkracht in heilig sieraad. Psalm 110:3.

Het aandoen van deze wapenen houdt ook in, dat zij enige kennis hebben wat deze wapenen zijn. Waar en hoe men deze kan bekomen en hoe ieder wapen zijn bijzonder gebruik heeft, geschikt naar de bijzondere delen en leden van de geestelijke nieuwe mens en naar de aard der ontmoetingen, aanvallen en bestrijdingen der vijanden.

Dit aandoen van de gehele wapenrusting Gods houdt ook in een afleggen van alle vrees. Het is geen dappere held, die, als hij geroepen wordt tot de krijg en de oorlogsbazuin geblazen wordt, vol angst en schrik terugkeert. Gods lieve kinderen zijn bereid, en gelijk zij gezworen hebben, zo willen zij doen. Zij zetten zich tot de strijd, wachtende op het bevel des Konings. Dit aandoen van de gehele, wapenrusting Gods, is ook nodig om te kunnen staan tegen de listige omleidingen des duivels, waarmee de apostel ook nog wijst op het doel.

Het woord „staan" heeft verschillende betekenis in Gods Woord. Dit staan wordt gesteld tegenover lopen, of gewonnen geven, zoals de kleine kinderen, of zwakke mensen, op de eerste aanval, of schone schijn zich al gewonnen geven, zie Efeze 4 : 14: „Dat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met alle wind van leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid, om listiglijk tot dwaling te brengen". Het „staan" wil ook zeggen moedig en dapper zijn. Niet moedeloos zijn, als een kleinhartige.

wiens handen slap zijn en wiens hart week is, en die door verslagenheid neerzit. Elia zat moedeloos onder een jeneverboom in de woestijn. „De Heere geeft de moeden kracht, en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geen krachten heeft. De jongen zullen moede en mat worden en de jongelingen zullen gewisselijk vallen. Maar die de Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen, zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden; zij zullen lopen, en niet moede worden, zij zullen, wandelen, en niet mat worden", Jes. 40: 29-31. Dit staan betekent ook kloeke tegenstand bieden, worstelen en kracht doen. „Staat dan, uw lendenen omgord hebbende met de waarheid, en aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid", vers 14. Het is tenslotte ook een teken van volharding! In de dagen van Jezus' omwandeling, gingen velen Zijner discipelen terug (Joh. 6 : 66-69). Maar de ware krijgsknechten zeggen: „Heere tot wien zullen wij henengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens".

Onder welke vorst dienen wij? Van nature liggen wij onder de macht van satan en slapen als in het opperste van een mast. O ellendige! Zult ge zo onder zijn macht blijven, wat zijt ge dan rampzalig. En als dan de dood komt, zult ge voor eeuwig door die helse beul gepijnigd worden. Het is nog het heden der genade. Er worden nog krijgsknechten in het leger van Koning Jezus ingelijfd. Maar dan ook alleen vrijwilligers. Psalm 110:3.

Strijdende heiligen! doet aan de gehele wapenrusting Gods. Zie eens wie het is, tegen wie ge hebt te strijden en gewapend moet zijn, nl. tegen de duivel. Een boze lasteraar van God. Hij heeft listige omleidingen en handelt bedriegelijk.

Kinderen Gods, legt uw wapenrusting nooit af, want de duivel ligt op de loer. Houdt uw wapenrusting schoon. Laat het niet roesten, of

met stof bezoedeld worden, want de glans zou verdwijnen door uw slordigheid. Dat is tot schande voor een goed krijgsknecht. Is de strijd soms zwaar en hevig, zodat al de mortieren van de vorst der duisternis als op u gericht zijn, zoekt dan schuiling onder de banier van Koning Jezus. Op Hem is al het geschut afgeschoten toen Hij hing onder de verberging en verlating van het vriendelijk aanschijn Zijns Vaders. Hij is Verwinnaar in de strijd, en daarom alleen zullen al de geestelijke krijgsknechten overwinnen.

Daar heeft de vijand boag en schild En vuur'gepijlen op verspild; God brak het zwaard, bedwong de krijg. Dat vrij het roofgebergte zwijg'; Uw roem, .o groot en heerlijk Wezen, Is tot veel hoger top gerezen.

Kruiningen.

Ds. W. Hage.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen