Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de wedergeboorte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de wedergeboorte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog steeds ligt een vriendelijk schrijven uit Friesland onbeantwoord, dat enkele vragen over de wedergeboorte inhield. Ik hoop, dat de lezer mij niet euvel duidt, dat ik hem langer dan ik wel wilde op antwoord liet wachten. Een korte beschouwing over het onderwerp waarover hij schreef, moge hem ten antwoord dienen.

In de Dordtsche Leerregels wordt een klare defin.itie van de wedergeboorte gegeven, n.l. in Hoofdstuk III en IV, Art. 12. Dit artikel luidt als volgt:

„En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping', opwekking uit de doeden en levendmaking, waarvan zoo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God, zonder ons, in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke predikatie alleen, noch door aanrading, of dergelijke wijze van werking, dat wanneer nu Goid Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des menschen zou

staan, wederg-eboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gansch bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgene en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis^ der Schrift (die van den Auteu/r dezer werking is ingegeven) in hare kracht niet minder, noch geringer is dan de scheppingof de opwekking der dooden; alzoo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbare wijze werkt, zeker, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en dadelijk gelooven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf: waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mensch door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert."

In deze beschrijving wordt ons geleerd, dat de wedergeboorte is:

Ie. de opw'ekking* uit den dood. 2e. dat zij is een werk Gods. Se. dat zij 'n zeer krachtdadige werking is. 4e. dat zij het geloof verwekt. 5e. dat zij den wil vernieuwt en werkzaam maakt.

Uit het laatstgenoemde vloeit voort, dat de wedergeboorte openbaar wordt in de werkzaamheid des geloofs tot bekeering en heiligmaking.

In dien zin wordt dan ook over de wedergeboorte gesproken in art. 24 van de Ned. Gel. Belijdenis, dat aldus luidt:

„Wij gelooven, dat dit waarachtig geloof, in den mensch gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heilig-en Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuw leven, en maakt hem vrij van de slavernij der zonde".

Genoemd artikel in de Geloofs Belijdenis spreekt van ide wedergeboorte als vrucht volgende op het geloof, terwijl in .de Dordtsche leerregels gehandeld wordt van de wedergeboorte als opwekking uit den doodstaat en dus aan het geloof voorafgaand. Nochtans is hier g-een tegenspraak in de belijdenisschriften. Dt Geloofs Belijdenis handelt van de wedergeboorte in het artikel, dat spreekt van de heiligmaking en de goede werken, die - door den wedergeborene alleen beoefend kunnen worden. Alzoo verstaat de Belijdenis de wedergeboorte als omvattend de bekeering, die uit de wedergeboorte vloeit. De Artikelen tegen de Remonstranten bepalen zich echter tot de idaad der wedergeboorte en deze gaat aan het geloof en de heiligmaking en de goede werken vooraf.

De wedergeboorte is alzoo te versta-an:

A. In engeren zin, zijnde de levendmakende daad Gods en gaande aan het geloof vooraf, hebbend tot voorwerp den dooden, hoewel uitverkoren zondaar en

B. In ruimeren zin begrijpend mede de bekeering, die noodzakelijkerwijze uit de wederg'eboorte vloeit en uit het geloof voortspruit.

C. Een g-eheel bijzondere beteekenis draagt de wedergeboorte in Matth. 19 : 28, waar Christus spreekt tot Zijn discipelen: Voorwaar Ik zeg u, dat gij die Mij gevolgd zijt in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf troonen, oordeelende de geslachten Israels". De discipelen hebben in onderscheiding van den rijken jongeling alles verlaten en zijn den Heere nagevolgd. Wat zal hun nu geworden? Op die vraag antwoordt de Heere, dat zij eenmaal zullen zitten op twaalf troonen. En wanneer zal dat zijn? In de wedergeboorte, die plaats grijpen zal, als de Middelaar zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid en Hij alle dingen zal nieuw maken. Door de wederg-eboorte wordt in Matth. 19 : 28 dus verstaan de herschepping van hemel en aarde; de wederbaring aller dingen. Deze wederbarins ' staat niet los van de wedergeboorte der uitverkorenen, als God hen opwekt uit hun geestelijken doodstaat. Zij is er de volkomen uitvoering van. Toen Christus den eeuwigen toom Gods droeg, om Zijn volk daarvan te verlossen, verduisterde de zon op het midden van den dag, en bij Zijn opstanding beefde de aarde en scheurden de steenrotsen want hemel en aarde zijn bij het verlossingswerk van Christus betrokken. Hij maakt eens alle dingen nieuw. Die vernieuwing vangt aan in de wedergeboorte des harten van de met Christus' bloed gekochten en zij zal eenmaal volkomen zijn in de wederbaring van hemel en aarde, in welke wedergeboorte de uitverkorenen een nieuwen hemel en een nieuwe aarde beërven zullen.

Wij handelen thans van de wedergeboorte in engeren zin, gelijk daarvan in de Dordtsche leerregels gesproken wordt en zoo deze is de vernieuwing van den uitverkoren zondaar. Zij behoort tot dit leven, tot de aardsche dingen (Joh. 3). Hare volmaaktheid zal in den hemel zijn. Servet en vele Doopersche groepen loerden dat de wedergeboorte reeds op aarde volmaakt is. Calvijn wederlegde hen. De volmaaktheid wordt op aarde niet verkregen. De wedergehoorte geschiedt in de inwendige roeping, die met de wedergeboorte samenvalt. Die inwendige roeping toch is het krachtda dig, onwederstandelijke werk des Heiligen Geestes door middel van Zijn Woord, waarin Hij het steenen hart wegneemt en een vleeschen hart in deszelfs plaats geeft; verband en wil vernieuwt, en heiligt. Juist wat wij door de wedergeboorte verstaan. Toch is er onderscheid tusschen roeping en wedergeboorte. Dat onderscheid ligt hierin, dat de inwendige roeping doelt op de middellijke werking, waardoor God wederbaart en de wedergeboorte 'meer bepaaldelijk het werk Gods zelf aanwijst. De vraag of de wedergeboorte vóór de roeping gesteld - inoet worden, beantwoorden wij o-ntke-nnénd. Toen de Heere Jezus Lazarus riep. was deze dood en werd hij op 'F Hceren machtwoord levend. Roeping en wedergeboorte valler! samen.

De wedergeboorte nu is de opwekking uit den dood, de levendmaikjing van denl uitverkoren zondaar. Zij wordt alleen in de uitverkorenen gewrocht. Hun en hun alleen is den Heiligen Geest door Ohristus. varworven. Die in hen werkt tot zaligheid. In de wedergeboorte komen de uitverkorenen dan ook voor als voorwerpen van de verkiezing en als gekocht door Christus (1 Petr. 1 : 2, 3) doch als nog zijnde in den staat der ellende. Van nature zijn ook zij dood door de zonden en misdaden (Ef. 2:1). Ook zij zeggen tot God: ijk van ons want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust. (Job 20 : 11). Ook zij zijn verduisterd in het verstand, vervreemd zijnide van het leven Gods, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding des harten. (Ef. 4 : 18). Ongevoelig voor hun ellende (Ef. 4 : 19) en volstrekt onmachtig zich te verlossen (Rom. 8:8). Door de wedergeboorte wordt de doode zondaar echter levend; verstand en wil worden vernieuwd. Ja, de wedergeboorte 'is het krachtdadige onwederstandelijke werk Gods, en wordt niet teweeg gebracht door middel van de uiterlijke predikatie alleen, noch door aanradin)g of dergelijke wijzen van werking waarbij het aan den mensch zelf staan zou, wedergeboren of niet wedergeboren te worden, gelijk de verderfelijke leer dier Remonstranten het voorstelt, die den reeds lang veroordeelden Pelagius weder ophaalden. De wedergeboorte is het absolute werk Gods, dat uit den dood doet opstaan tot het leven.

God werkt ze in ons, zonder - ons. Zij wordt ook niet eerst gewrocht dan, wanneer de levendgemaakte gekomen is tot een bepaalden stand in het geloof, wordende van zijn aandeel in Christus verzekerd door den Heiligen Geest. Sommigen schijnen dit te drijven, als zou een levendgemaakte nog niet zijn wedergeboren, doch zijn als een embryo, als een verborgen vrucht. Gods Woord, nóch de daarop gegronde Belijdenisschriften der Gereformeerde Kerken spreken echter in dien zin van de wedergebooi ': niet, doch leeren ons, dat de wedeigeboorLe do levendmakende daad Gods is, gelijk wij uit ds vijf Art. tegen de Remonstranten reeds aanhaalden. Een mensch is levend of dood; wedergeboren of niet wedergeboren. Een derde staat is er niet. Wij zijn op den smallen of op den breeden weg (Matt. 7 : 12). Van tweeën één. Wie niet is wedergeboren is dood; leeft in zijn natuurstaat vreemd van God.

Wel spreken sommigen onzer Godgeleerden als Comrie: Eigenschappen des geloofs) van een embryo, doch dan hebben zij het oog op het gisloov'ig bewusitzijn van den wedergeborene, niet op de wedergeboorte zelve. Men onderscheide toch het Genadewerk Gods, dat Hij in Zijn uitverkorenen verheerlijkt van het bewustzijn dier uitverkorenen van dit werk. En nu kan er in de wedergeboorte soms langen tijd groote donkerheid en twijfel zijn aangaande hetgeen de Heere in hen wrocht. Het ongeloof heeft in zulk een stand dikwerf de overmacht en niettegenstaande het geloof in hem geplant is; en zijn oefeningen heeft, verheft zich gedurig de twijfel daarover, of, wat in zijn ziele is, wel zaligmakend is en niet slechts de algemeene werking des Geestes, die ook in de verworpene is als b.v. in Orpa en waarvan Hebr. 6 spreekt. Zij zijn besloten en kunnen niet uitkomen en houden zich bedekt bij de kudde van Gods metgezellen; tot het den Heere behaagt hen krachtig te doen doorbreken als een die geboren wordt. Maar deze donkerheid in het volk van God doet het levendmakend werk des Geestes niet te niet. Zij zijn uit God geboren, allen die uit den dood geroepen werden tot het leven. Zij zijn erfgenamen en een heer van alles, hoewel zoo langen tijd de erfgenaam een kind is, hij niet verschilt van een dienstknecht (Gal. 4 : 1). De wedergeboorte heeft plaats in de levendmaking. Vóór de wedergeboorte is er geen geestelijk leven, zijn wij dood. De wedergeboorte geschiedt in één oogenblik, in het standelijke van Gods welbehagen. Zij is de vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de dooden en levendmaking. Wie anders leert, wederspreekt de aloude Gereformeerde Belijdenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1940

De Saambinder | 4 Pagina's

Van de wedergeboorte.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1940

De Saambinder | 4 Pagina's