Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IV. DE KERK DES HEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IV. DE KERK DES HEEREN.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zondag 21.

In deze tijd waarin men allerwege naar eenheid zoekt, wordt steeds maar weer een beroep gedaan op die bekende woorden die we vinden ia Christus' hogepriesterlijk gebed: „opdat zij allen één zijn". Men voegt er dan meestal nog aan toe wat er niet staat, als men er van maakt dat Christus gebeden heeft: „Ik wil dat zij allen één zijn". Ook al zou Christus dit zo gezegd hebben, dan nog is die wil een wil die geen begeerte, maar een zekerheid uitdrukt. De kerk is één. Dat is het wat Christus' hogepriesterlijk gebed ons zegt. Christus bidt om de toebrenging en bewaring der Zijnen, opdat zij één zullen zijn. En Hij zegt dat Hij hun de heerlijkheid gegeven heeft, die de Vader ook Hem gegeven heeft, opdat zij één zijn gelijk Hij één met de Vader is. Neen, Christus spreekt dat zomaar niet als Zijn wens of begeerte uit, maar die eenheid is er. Christus' voorbede is ook maar niet een vragen, maar een eisen.

Al degenen die uit God geboren zijn, zijn één' in Christus als him Hoofd. Hier is een band der hefde die hen aan elkander bindt, die wonderlijker is dan die der vrouwen. Van stonde aan als het de Heere behaagd de Zijnen met een nieuw leven te begiftigen, wordt er een band gelegd met de ganse ware kerk die nooit meer verbroken kan worden, Mozes koos daardoor de zijde van het versmade en verdrukte volk van God. Ruth kon er haai' land en volk wel om verlaten en kleefde in oprechtheid haar schoonmoeder aan. David kon getuigen dat hij een gezel was van al degenen die de Heere vreesden. Dat zullen al degenen die de onberouwelijke keus door genade mogen doen, met hem kurmen instemmen. En die gemeenschap met Gods volk wordt in het bijzonder in de eerste tijd van het nieuwe leven toch zo sterk gevoeld. Maar ook gedurig weer, als men mag samenstemmen op de aarde over dezelfde zaak, dan wordt die nauwe band der gemeenschap in de ziel waargenomen.

Maar wel is waar dat de beoefening van die eenheid hier op aarde zeer gebrekvol is. Die een volmaakte kerkstaat hier op aarde zoekeo, zijn er wel zeer ver naast. De volmaaktheid is hier niet te vinden.

Zelfs de hoogbegenadigde apostel Paulus moest er over klagen dat hij de volmaaktheid hier niet vinden kon. Ze hebben alleen gedwaald, die om de gebreken der kerk zich van haar terugtrokken. De vrucht heeft het bewezen. Zij zoeken de eenheid der kerk niet, die zich van haar afscheiden. Al willen zij voorgeven over de breuk der kerk zoveel leed te dragen, maar de breuk der kerk wordt door hen niet gevoeld. In zelfverheffing plaatsen ze zich ver boven

een ander. Als de droeve staat van Gods kerk wat haar openbaring betreft, recht door hen betreurd werd, dan werden zij zelf de schuldige voor God. Maar dan zouden daar ook zeker wel andere vruchten van te zien zijn.

Een ieder heeft in deze tijd van zoveel kerkelijke verdeeldheid zich zeker wel ver te houden ... van dat eigengerechtig geroep van: „Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel zijn deze!" God heeft in verschillende kerkgroeperingen thans Zijn volk. Droevig is het als men iemands staat durft te verwerpen omdat hij niet tot hetzelfde kerkverband behoort. Gods ware volk mag trots de kerkelijke verdeeldheid er het 'getuigenis van ontvangen in de ziel dat er toch maar één kerk is, als men elkander mag verstaan in de leidingen des Heeren, ook al leeft men kerkelijk gescheiden. Dan vallen de kerkmuren wel eens weg.

En toch moeten we over de kerkmuren ook maar weer niet te gemakkelijk denken. Het is al menigmaal gebleken dat het niet goed ging als men ging zeggen dat de kerkmuren voor hem weggevallen waren. Dan zoekt men zichzelf en kan zich in een kerkverband niet meer vinden, omdat men. er geen vooraanstaande plaats kan vinden, of omdat men er niet onvoorwaardelijk buigt voor zijn wil die men als een wet wil stellen. God heeft wachters gesteld op Jeruzalems muren. Dus het kerkelijk Jeruzalem heeft muren. En die moeten er zijn.

Of is de ware kerk in haar openbaring niet te kennen aan de zuivere bediening van Woord en Sacramenten en de handhaving van de kerkelijke tucht? Het is zo droevig dat er zo weinig meer een zuiver kerkelijk begrip te vinden is. Dat is zeker wel één van de oorzaken van de kerkelijke gescheidenheid. Niet ondienstig, ja zeer noodzakelijk is het, om juist in deze tijd van kerkelijk verval en van zoveel verdeeldheid daarop te wijzen.

De gemeenschap der heiligen moet allereerst beoefend worden door het samenleven van de plaatselijke kerken van hetzelfde belijden in één kerkverband. Onze Nederlandse Geloofsbelijdenis leert ons heel duidelijk dat niemand zich op zichzelf mag houden. Dat mag niemand persoonlijk doen, maar dat mag ook geen plaatselijke kerk doen. Maar artikel 28 van deze Geloofsbelijdenis (en och, dat toch dit artikel eens meer onder biddend opzien tot God ernstig door ons gelezen werd) leert ons ook, dat men zich af te scheiden heeft van degenen die van de kerk niet zijn en dat men zich te voegen heeft tot de vergadering van de ware kerk, hetzij op wat plaats dat God ze ook gesteld heeft. En volgens dat artikel doen al degenen die zich daarvan afscheiden of niet daa; rbij voegen, tegen de ordinantie Gods. De plaatselijke kerken moeten dus de gemeenschap met elkander onderhouden door te leven in één kerkver' band. Hoe is het toch mogelijk dat er plaatselijke kerken zijn van een zuiver belijden, die in verband kunnen leven met hen die de zuivere Waarheid bitter vijandig zijn? Zouden we hierover niet moeten treuren? Zou het vele kinderen Gods en leraars die de zuivere leer wensen te handhaven, niet moeten worden toegeroepen: „Hui, hui, vliedt toch uit het noordenland!? " Als toch ooit de reche keus in het hart gevallen is om het met het oprechte, versmade volk van God te houden, hoe kan men dan toch met de vijanden van dat volk leven? Zou men er dan niet als een vanzelfsheid er zich toe gedrongen moeten gevoelen om met dat verachte overblijfsel te leven.

Zonder kerkistisch te zijn, dienen we er de volle overtuiging van te hebben dat we in zulk een tijd waarin de Heere kennelijk twist met Zijn wijngaard vanwege de geestelijke afhoere' ring, toch de kentekenen nog van de ware kerk mogen dragen. Als we deze overtuiging niet hebben, behoren we slechts tot het halfslachtig Christendom, dat gemakkelijk met alle wind van leer is mee te voeren of het anders met de instellingen des Heeren zo nauw niet neemt. Zó liggen de zaken en niet anders.

Hier ligt zeker wel de diepste oorzaak van de liefdeloosheid die zich allerwege openbaart onder de intrekking van Gods Geest. O, wat is de gemeenschap der heiligen dan toch ver zoek! Hier wordt in dit antwoord nog gezegd: „Ten andere, dat elk zich moet schuldig kennen, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewüliglijk en met vreugde aan te leggen”.

Dat wijst ons ook allereerst weer op een zuiver kerkelijke weg.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1968

De Wachter Sions | 4 Pagina's

IV. DE KERK DES HEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1968

De Wachter Sions | 4 Pagina's