Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS LES 32

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS LES 32

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Rectificatie.We schreven in onze vorige les: les 30. Gelieve te lezen: les 31.)

HOOFDSTUK II, artikel 3.

Handelt hoofdstuk II van de D.L. over de DOOD VAN CHRISTUS EN DE VERLOSSING DER MENSEN DOOR DEZE, zo gaat het in artikel 3 over de GENOEGZAAMHEID van de enige en volmaakte offerande van Christus.

We hebben in het EERSTE artikel van hoofdstuk II gesproken over de NOODZAKELIJKHEID van de GENOEGDOENING AAN DE GERECHTIGHEID GODS krachtens de eis van Gods hoogste rechtvaardigheid.

Zou er sprake kunnen zijn van verlossing des mensen, dan moest eerst aan de geschonden gerechtigheid Gods VOLDAAN worden en wel door betaling met tijdelijke en eeuwige straffen vanwege de overtreding der Goddelijke WET en de rechtvaardig verdiende VLOEK der wet.

Maar wie zou die prijs kunnen opbrengen en Gode het rantsoen kunnen geven ? Ja, dat was de mens, die de schuld gemaakt heeft, verplicht te doen, maar daartoe is hij ten enenmale niet in staat.

Die vereiste betaling kon ook niet gedaan worden door een schepsel, dat zelf zondig schepsel is, maar alleen door zulk een Middelaar, Die èn waarachtig en rechtvaardig mens is en tegelijk ook waarachtig God ! En voor zulk een Middelaar en Borg heeft GOD ZELF gezorgd en daartoe Die verordineerd in de eeuwige vrederaad Gods.

Het tweede artikel van hoofdstuk II geeft dit aan, namelijk dat God uit Zijn oneindige barmhartigheid Zijn ZOON heeft gegeven. Want Hij alleen kon genoegdoen aan de strafeisende gerechtigheid Gods en van de toorn Gods bevrijden.

Nu zegt artikel 2 daarbij: „Voor ons of in onze plaats”. Dit betreft dus het mysterie van de PLAATSBEKLEDING. Volgens de remonstranten zou dit „voor ons” betekenen: ten goede voor ons. Maar hoe zit het dan met de SCHULDVRAAG ? Die kan toch niet zo maar ongedaan gemaakt worden door een heilig en rechtvaardig God ! Neen, er moest betaald worden ! Daarom moest Christus „tot zonde” worden. Let wel: niet „zondig”. Want dan zou Hij deel gehad hebben aan de erfzonde. En dat kón niet. Hij was immers „ONTVANGEN VAN DE HEILIGE GEEST” En, indien Christus Zèlf „zondig” zou zijn geweest, hoe had Hij dan voor anderen of in de plaats van anderen kunnen betalen ?

Welnu, zo schrijft de profeet Jesaja: „De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op hem en door Zijn stiemen in ons genezing geworden.”

Wanneer wij nu ARTIKEL III lezen, namelijk: „Deze dood des Zoons Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot voldoening van de zonde der ganse wereld”, dan zouden we uit de uitdrukking: „OVERVLOEDIGLIJK GENOEGZAAM TOT VOLDOENING VAN DE ZONDE DER GANSE WERELD” de vraag kunnen stellen: Is Christus dus tòch gestorven voor alle mensen, hoofd voor hoofd ?

En zeer velen, ook onder de gereformeerde gezindte, beantwoorden deze vraag volmondig met „ja”. Maar dan zouden de remonstranten toch gelijk hebben, die zulks ook leerden en leren. Het is de leer van de ALGEMENE VERZOENING ! Christus zou dan slechts voor de mens de MOGELIJKHEID tot verzoening hebben aangebracht en dat het nu maar van de mens afhangt, of hij die mogelijkheid wil aangrijpen en tot de werkelijkheid wil maken. Dat zou gelijk zijn aan de redenering van velen: iemand ligt in het water; een redder werpt een reddingslijn toe en dan moet de drenkeling maar zelf zien, die reddingslijn aan te grijpen en zo gered te worden. Terecht heeft men hierbij opgemerkt: en als zij nu eens bewusteloos neerliggen ? Hoe zal men die zelf kunnen aangrijpen ? Welnu, daarom dienen we de bedoeling van deze uitdrukking in artikel III zuiver te verstaan.

En dat geldt evenzeer van een uitdrukking in onze Heidelbergse Katechismus, in Zondag 15, namelijk: „Dat Christus aan lichaam en ziel de ganse tijd Zijns levens, maar inzonderheid aan het einde Zijns levens, de last van de toorn Gods tegen de zonde van het ganse menselijk geslacht gedragen heeft.” Schijnbaar zouden we hier niet kunnen vinden de gedachte van: Christus heeft de zonde van het ganse menselijk geslacht gedragen. Dit staat er echter niet. Maar..... de zonde tegen het ganse menselijk geslacht. Hier wordt niet geleerd een algemene verzoening ........... vòòr de zonde van enz. De toorn Gods is ontbrand tègen de zonde van het ganse menselijk geslacht.

Maar de uitdrukking: „overvloediglijk genoegzaam” wijst hier op de ONUITPUTTELIJKHEID, op het volkomen TOEREIKENDE van Christus’ offerande. Al zouden er bij wijze van spreken nog duizenden werelden zijn, die verlossing nodig hadden, dan zou Christus’ bloed zó volkomen algenoegzaam, dat is toereikend zijn, dat Hij niet opnieuw weer bloed behoefde te storten tot verzoening.

Nu dienen we hier wel te onderscheiden.

Dit „volkomen toereikend-zijn” van Christus’ offerande betekent niet, dat die offerande voor alle mensen bestemd is. Neen, want dan leert Gods Woord duidelijk, dat geleden heeft en gestorven is voor Zijn uitverkorenen, voor degenen, die Hem van de Vader gegeven zijn, zoals ook Zijn VOORBIDDING bedoelt. „Ik bid niet voorde wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uwe.” Johannes 17:9. Maar u zult opmerken, dat Christus toch tot Zijn discipelen gezegd heeft: „Gaat dan heen, onderwijst al de volken,” (Matth. 28:19) Ja, dat is waar. Maar dit raakt de VERKONDIGING van het Evangelie. En deze geldt voor alle mensen. Artikel zes zegt dit duidelijk, zoals we D.V. nader hopen te beluisteren.

Het is echter voor òns nu de vraag, of wij het bloed van Christus hebben nodig gekregen en ingeroepen tot verzoening van onze zonden. Is het gestreken aan de deurposten van ùw hart ? Denk eraan, dat die engel des verderfs ook eens langs ùw huis komt en wie weet hoe spoedig ? En wanneer hij dan het bloed niet bij u ziet ? O, wat zal dàt dan erg zijn,........ het bloed des Nieuwen Testaments onrein te hebben geacht !

Och, leef er niet zo maar overheen, maar smeek nog om deel te ontvangen aan de reinigende, verzoenende en verlossende kracht van dát bloed, ja, dat reinigt van alle zonden !

Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1980

Bewaar het pand | 4 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS LES 32

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1980

Bewaar het pand | 4 Pagina's