Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van Calvijn tot Comrie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Calvijn tot Comrie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Prof. dr. C. Graafland heeft enige tijd geleden een diepgaand onderzoek gepubliceerd naar de leer van het verbond binnen het Gereformeerd Protestantisme. De centrale vraag, die hem daarin bezig heeft gehouden is, of door de verbondsleer de strenge leer van de predestinatie is verzacht. Dit is een mening, die al jaren door vele onderzoekers geventileerd is. In de verbondsleer zouden de strenge calvinisten meer pastoraal te werk gaan en de ruimte van het Evangelie aan de kerk teruggeven, die haar door de verkiezingsleer ontnomen is.

We weten dat het fianktioneren van de verkiezingsleer in het Gereformeerd Protestantisme een geliefkoosd onderwerp van dr Graafland is. Hij heeft zijn meeste onderzoek daar op toegespitst. Steeds komt hij op dit thema terug. Hij heeft zich in de voorafgaande studie "Van Calvijn tot Barth" vooral bezig gehouden met de vraag of de verkiezingsleer de prediking van het Evangelie heeft beknot. Hij komt in die studie tot de conclusie, dat de prediking van het Evangelie inderdaad door de verkiezingsleer is verdonkerd. De wortels zouden daarvoor reeds bij Calvijn aanwezig zijn en zijn uiterste en verst doorgevoerde consequentie vinden in de wijze waarop Dr. Steenblok over de evangelieprediking spreekt.

Nu, in deze studie, houdt hij zich bezig met de vraag of het Verbond der genade eveneens door deze verkiezingsleer is overheerst. Of is het juist andersom en heeft de verbondsleer de strenge predestinatieleer verzacht en verruimd.

Het is een belangwekkend onderwerp! Steeds weer duikt het probleem op, hoe het Genadeverbond met de bediening daarvan door middel van het Evangelie en de verzegeling daarvan door middel van de kinderdoop, kan flinktioneren naast een leer van een dubbele predestinatie. Op het eerste gezicht lijken dit vragen te zijn voor de theologen. Er komen in de doordenking van deze zaken begrippen en onderscheidingen aan de orde, waarvan het gewone kerklid zegt: Dat is geen terrein voor mij. En toch blijkt steeds weer, dat het wel zijn of haar terrein is. Wanneer men naar de prediking luistert en aan zijn doop denkt, komen de vragen als vanzelf naar de oppervlakte: In hoeverre is die prediking welmenend tot mij gericht en in hoeverre heeft de doop mij en mijn kinderen iets te bieden? Wanneer toch reeds alles van eeuwigheid vastligt in de predestinatie van God kan ik dan de boodschap van de prediking en de doop wel serieus nemen?

Een onderzoek naar de gedachten van onze gereformeerde vaderen over deze zaken, is daarom toe te juichen. Door het vele werk dat dr Graafland heeft verricht om allerlei feiten en meningen van onze zo geheten "oudvaders" over dit onderwerp aan het licht te brengen, heeft hij velen aan zich verplicht. Omdat ik zelf wel eens wat aan onderzoek gedaan heb, kan ik u verzekeren dat het een geweldig werk is om de meningen van vroegere schrijvers ernstig en juist na te speuren en weer te geven. Dit vereist een zin voor studie en onderzoek. Het vereist een gegrepen zijn door het onderwerp. En het vereist bovenal de verlichting van Gods Geest. Vanwege het laatste alleen voel je de verwantschap met wat de gereformeerde theologen in vroeger tijden ten diepste heeft bewogen.

Het Verbond bij de Heidelbergse theologen

Dr. Graafland zet zijn studie in met een onderzoek naar de verbondsleer van de zogenaamde Heidelbergse theologen. De twee voornaamste theologen van die school zijn inderdaad Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus.

Zacharias Ursinus is een belangrijk theoloog geweest. In zijn verbondsleer is hij sterk beïnvloed door H. Bullinger. Daarom binden we bij Ursinus dezelfde gedachte als bij Bullinger, namelijk het wederkerig en conditioneel karakter van het Genadeverbond. Ursinus verliest in al zijn spreken over het Verbond der genade dit wederkerig karakter nooit uit het oog. De ge­ hele gemeente is verbondsgemeente. Het verbond is "een onderlinghe overeen-kominghe ende verbindinghe van twee partyen" waarbij van beide kanten condities worden gesteld. God belooft in het verbond het eeuwige leven op voorwaarde van bekering, geloof en een christelijk leven.

Caspar Olevianus is de andere Heidelbergse theoloog. Olevianus is in zijn theologisch denken sterk beïnvloed door Calvijn. Het Genadeverbond is schenkend en belovend en niet voorwaardelijk en conditioneel. Het is niet in de eerste plaats geftindeerd in de voorwaarde, maar in de belofte: "Ik zal u tot een God zijn en uw zaad na u". Hier zien we dus een sterk verschil met Ursinus. In die belofte betrekt Olevianus de ouders en de gedoopte kinderen. Dit is weer wel in overeenstemming met Ursinus. Het in de genade delen van de gedoopte kinderen is vooral een delen in de door de prediking aangeboden en door de doop verzegelde genade. Het is nog geen genade in bezit.

Olevianus brengt sterk het werk van Christus naar voren, die aan alle eisen en voorwaarden van het verbond heeft voldaan. Heel belangrijk is bij Olevianus de onderscheiding tussen het wezen en de bediening van het Genadeverbond. Het wezen van het verbond betreft Christus en Zijn gemeente. Dit verbond kent echter ook een bediening. Dat zijn de middelen waardoor de Heere Zijn uitverkorenen Christus door het geloof inlijft. Deze middelen, waarvan de Geest Zich bedient, zijn de evangelieprediking en sacramenten "waardoor Christus in de naam en op het gezag van God aan alle toehoorders wordt aangeboden, met een bijgevoegd bevel om Hem aan te nemen". De heilstoeëigening is echter door de Heilige Geest en wordt door Olevianus tot het wezen van het verbond gerekend. In de uitverkorenen werkt God het noodzakelijk geloof om deel te krijgen aan het wezen van het verbond.

Het verbond bij de Puriteinen

Het verbondsdenken in Engeland is in het begin van de Reformatie sterk beïnvloed door Bullinger. Men zag het Verbond der genade als een wederkerig en voorwaardelijk verbond tussen God en de gedoopten. Later komen de Puriteinen echter in kennis met de verbondsopvatting van Olevianus en nemen die over. Graafland constateert dat we onder het Puritanisme dezelfde stnictuur aantreffen als bij Olevianus. Op de achtergrond van hun verbondsleer domineert de verkiezing. Hoe breed en nodigend de bediening van het verbond ook is, het wezen blijft beperkt tot de uitverkorenen. Dit vinden we vooral bij Perkins, die wel de voornaamste vertegenwoordiger van het Puritanisme genoemd kan worden. In zijn boek "De Ghulde Keeten" beziet Perkins het Genadeverbond, evenals Calvijn, als de uitvoering van de eeuwige verkiezing in de tijd. Perkins spreekt eigenlijk op twee manieren over het Verbond der genade. Hij noemt het algemeen en voorwaardelijk. Alle gedoopten zijn in het verbond, maar alleen als de voorwaarde van de bekering en geloof vervuld wordt, ontvangt de gedoopte de zegen van het Genadeverbond. Daamaast noemt Perkins het Genadeverbond een testament. Alleen de uitverkorenen zijn de ware bondelingen, want zij worden in de tijd door het geloof met Christus verenigd. Graafland wijst er op, dat Perkins dan het woord "partly" gebruikt. Gedeeltelijk is het Verbond der genade dus een eenzijdig en onvoorwaardelijk testament, waarin reeds door Christus aan al de voorwaarden is voldaan en gedeeltelijk is het een voorwaardelijk verbond. Dit brengt een grote spanning in het verbondsdenken van Perkins. Aan de ene zijde moet een mens aan de voorwaarden van geloof en bekering voldoen, wil hij de zegeningen van het Genadeverbond ontvangen, aan de andere zijde is alles door Christus verworven en is de bekering en het geloof een beloofde genade en geen werk van de mens.

Perkins kan zeggen, dat het bevel tot geloven tot iedereen komt, maar dat de belofte van de zaligheid alleen hen geldt die waarlijk geloven en boetvaardig zijn.

Na nog stilgestaan te hebben bij de Antinomianen, komt Graafland toe aan de Westminster Confessie.

De Westminster Confessie

De Westminster Confessie is het enige reformatorische belijdenisgeschrift dat apart en uitvoerig aandacht besteedt aan de leer van de verbonden. In artikel 7 wordt gehandeld over "Gods verbond met de mens".

De definitie van het Verbond der genade luidt: "Toen de mens door zijn val zich ongeschikt gemaakt had voor het leven dat krachtens dat verbond zou worden ontvangen, heeft het de Heere behaagd een tweede verbond te maken. Dit wordt gewoonlijk het Verbond der genade genoemd. Daarmee biedt Hij uit vrije genade zondaren het leven en de zaligheid door Jezus Christus aan, terwijl Hij van hen geloof in Christus vereist, opdat zij behouden worden. En Hij belooft Zijn Heilige Geest te geven aan allen die tot het leven verordineerd zijn, zodat Deze hen gewillig maakt en in staat stelt om te geloven".

Graafland vindt in deze definitie dezelfde spanning terug als bij Perkins. Want alhoewel het Genadeverbond in aanbod tot allen komt, zo is nochtans de belofte van het geloof alleen voor de uitverkorenen. De realisering van het verbond wordt dus toch weer beheerst door de verkiezing tot zaligheid.

Het Genadeverbond is zowel aanbieding van het heil alsook belofte van het heil.

De aanbieding richt zich tot allen, terwijl belofte bestemd is voor de uitverkorenen. De Geest, Die het noodzakelijke geloof werkt, wordt immers alleen de uitverkorenen beloofd en gege ven.

R. Baxter en de neonomianen

Om zich te weren tegen de antinomianen ontstond er een wettische stroming in de kerken van Engeland en Schotland. Richard Baxter is voor deze wettische stroming van grote betekenis geweest. Baxter legde de structuur van het Werkverbond ook op het Genadeverbond. God onderhandelt nu op grond van Christus' gerechtigheid met de mens op nieuwe voorwaarden. Er is immers door Christus een universele verzoening aangebracht en een nieuwe mogelijkheid geopend voor de mens om zalig te worden. Dan moet echter wel aan de eisen van de nieuwe geloofswet worden voldaan, zoals voor de val aan de eisen van het werkverbond moest worden voldaan. In het nieuwe verbond der genade geldt niet meer de oude wet, maar een nieuwe wet. De mens verkrijgt nu het eeuwige leven niet meer alleen door het houden van de Wet, maar door het nakomen van een nieuwe wet, namelijk die van bekering en geloof Dit maakt het Genadeverbond een wettisch verbond.

Graafland constateert echter, dat Baxter toch leert dat dit geloof een vrij geschenk van God is.

Dit geloof krijgt bij Baxter wel een invulling als een verdienende genade. Zodoende wordt in zijn rechtvaardigingsleer toch een ruime plaats ingevuld voor een bepaalde gehoorzaamheid aan de Wet door de zondaar. Want door te geloven en ons te bekeren voldoen we aan de eis van de nieuwe wet der genade.

N.a.v. "Van Calvijn tot Comrie". Oorsprong en ontwikkeling van de leer van het verbond in het Gereformeerd Protestantisme, door Dr. C. GraaHand. Prijs: f 47, 50, 319 pagina's, paperback. Boekencentrum B.V. Zoetermeer.

Houten,

ds. C. Harinck.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1995

De Saambinder | 12 Pagina's

Van Calvijn tot Comrie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1995

De Saambinder | 12 Pagina's