Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelscholen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelscholen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eeuwenlang hebben universiteiten en theologische scholen — al of niet „hoog” — praktisch het monopolie bezeten voor de theologische vorming en opleiding, soms uitsluitend, soms hoofdzakelijk om predikant te worden in de kerkgemeenschap die een meer of minder strakke band onderhield met de opleidende instantie. In feite bestond er niets tussen catechisatie en universiteit-(hoge) school althans in geïnstitueerde vorm ten behoeve van theologische vorming en opleiding — gesteld dat we de catechisatie in dit verband mogen noemen. Wel waren er privé allerlei mogelijkheden om enige theologische opleiding te ontvangen voor catechiseermeester, ziekentrooster, oefenaar, evangelist of welke functies er meer te noemen zijn. Maar een bepaald „instituut” bestond er over het algemeen niet dat hun opleiding behartigde, althans in ons land (mogelijk heeft er hier of daar iets bestaan dat tendeerde in de richting van een opleiding, wanneer een paar predikanten e.a. incidenteel een soort opleiding creeerden, maar dan werd nog geen „instituut” met „dagopleiding” enz. bedoeld). De laatste tijd hebben echter de „Bijbelscholen” hun intree gedaan. In de Christelijke Encyclopaedie zowel de druk van 1925 als van 1956 zoekt U nog tevergeefs een artikel over de Bijbelscholen!

In het buitenland zijn in het laatst van de vorige eeuw allerlei instellingen opgekomen die beoogden een theologische, kerkelijke toerusting te verschaffen aan mensen die geen predikant konden of wilden worden en toch in kerkelijk of geestelijk werk bezig wilden zijn. In Duitsland bijv. ontstonden onder allerlei benamingen Bijbelscholen: Seminar für kirchlichen (Frauen-) Dienst, Seminar für evangelischen Gemeindedienst, Bibelhaus, Bibelschule enz. Cursussen, leer-gangen e.d. groeiden uit tot Bijbelscholen. De ontwikeling van de gemeenten in de steeds groeiende steden — later ook op het land — bracht mee dat de predikanten het werk niet meer aan konden en omzagen naar hulpkrachten. Meestal waren het vrouwen die pastorale bijstand boden als Gemeindehelferinnen voor jeugd- en vrouwenwerk, bezoek-werk, evangelisatie en diaconaat. Zo ontstond in 1896 das Seminar der Morgenländischen Frauenmission te Berlijn dat in 1920 tot een Bibelschule werd uitgebouwd. Spoedig gevolgd door andere, overeenkomstige instellingen.

Ook in andere landen ontstonden Bijbelscholen. Ik denk bijv. aan het Bijbelinstituut-België dat ruim vijftig jaar geleden werd opgericht en momenteel gevestigd is te Heverlee, in de buurt van Leuven.

Na de Tweede Wereldoorlog is het „verschijnsel” Bijbelschool ook in ons land meer bekend geworden, al duurde het tot de jaren ’70 dat in de kring van de „gereformeerde gezindte” dit verschijnsel z’n intree deed. In de loop van de jaren zijn er verschillende Bijbelscholen ontstaan: Bosch en Duin, Doorn, Soest, Den Haag, Delfzijl, Santpoort, Zeist. Meestal zijn het interkerkelijke inrichtingen. Bestuur, staf, studenten worden gerekruteerd uit verschillende kerken en geloofsgemeenschappen. De signatuur is soms wel specifiek georiënteerd. Enkele zijn bijv. uitgesproken „Pinksterachtig”. De meeste van deze scholen geven een drie-jarige dagopleiding, soms ook „leergangen” die bijv. eenmaal per veertien dagen op een zaterdag gevolgd kunnen worden.

Wanneer we de programma’s van deze scholen of instituten bekijken — voorzover ze schrijver dezes beschikbaar stonden —, dan blijkt de signatuur van de inrichting wel van betekenis te zijn door de accenten die op het een of ander „vak” worden gelegd, maar zàkelijk lopen de leerplannen niet zo ver uiteen. De doelstelling is over het algemeen het leveren van „midden-kader” — een aanduiding die hier en daar wordt gebruikt, waarmee predikanten dus worden opgestuwd tot „hoger kader” (!) — hoewel bijv. het Bijbelinstituut te Heverlee ook tot predikant opleidt en de scholen die zich vooral op geloofsgemeenschappen richten, zich over het algemeen niet druk maken over zo’n onderscheiding.

Beperken we ons tot de Bijbelschool die het dichtst bij ons staat wat signatuur, alsmede de samenstelling van het bestuur betreft, nl. de Reformatorische Bijbelschool te Zeist (leden uit onze kerken hebben ook wel relatie met andere Bijbelscholen hetzij als docent hetzij als student), dan vinden we inzake de doelstelling de volgende omschrijving: „Het doel van de Bijbelschool is jonge mensen op te leiden voor specifiek geestelijk werk. Hierbij wordt gedacht aan:

— kerkelijk werk (in de functie van jeugdleider, catecheet of evangelist);

— zendings- of ontwikkelingswerk;

— godsdienstonderwijs (aan lagere en middelbare scholen).”

Opgemerkt wordt dat de opleiding gericht is „op mensen, die geen theologische studie kunnen of willen volgen, maar toch de Bijbel beter willen leren kennen en begrijpen en haar boodschap willen doorgeven.”

Om deze doelstelling te realiseren richt de Ref. Bijbelschool te Zeist zich op „het bijbrengen van een goed inzicht in de Bijbel en in onderwerpen die met de Bijbel te maken hebben.” Daarom wordt er dagonderwijs gegeven „in vakken die:

1. regelrecht met de Bijbel te maken hebben (de aanbodvakken, bijvoorbeeld Bijbelstudie, Exegese, Dogmatiek);

2. met groter kermis van onze eigen tijd te maken hebben (de vraagvakken, zoals Cultuurgeschiedenis);

3. de studenten moeten helpen bij het doorgeven van zelf verworven kennis (methoden van overdracht, waaronder o.a. Homiletiek, Evangelistiek).”

De duur van de studie bedraagt drie jaar, regelmatige stages inbegrepen „om de student te laten kennismaken met en een indruk te geven van werkzaamheden op geestelijk gebied. Bovendien biedt stage de gelegenheid om het geleerde toe te passen.” De studie wordt beëindigd met het verkrijgen van een diploma op grond van de resultaten van tentamens enz. afgelegd voor de onderwezen vakken (eerste jaar: Bijbelstudie, Bijbelse begrippen, inleiding Oude Testament en Nieuwe Testament, Hebreeuws, Grieks, dogmatiek, homiletiek, praktische homiletiek, evangelistiek, cultuurgeschiedenis, Nederlands, Engels, muziek; tweede jaar: plus exegese Oude Testament en Nieuwe Testament, pastoraat, kerkgeschiedenis, minus evangelistiek; derde jaar: plus psychologie, didactiek, minus Bijbelstudie, Bijbelse begrippen, inleiding OT en NT, dogma-tiek, cultuurgeschiedenis, Engels, muziek — resp. per week 24, 26 en 14 uren, per jaar 864, 858 en 504 uren, zònder stages). Een gedegen programma, zoals U ziet. Ook wie de literatuurlijst nagaat, zal moeten concluderen dat ieder die deze studie op een behoorlijke wijze volgt, een gedegen opleiding ontvangt. Behalve deze dagopleiding verzorgt de Stichting die de Reformatorische Bijbelschool te Zeist exploiteert, ook „pastorale leergangen” te Zwolle en Rotterdam, met hetzelfde doel opgezet: een theologische „midden-opleiding”. Gedurende vier jaar volgen de ingeschrevenen eenmaal per veertien dagen de lessen op een zaterdag. Het is duidelijk dat het accent dan meer op de zelfstudie ligt. Het leven in internaatsverband — dat de meeste Bijbelscholen van grote betekenis voor de vorming achten — is dan natuurijk niet mogelijk.

Welke mogelijkheden hebben de afgestudeerden van deze Bijbelscholen nu? Voor allerlei geloofsgemeenschappen zal dat geen probleem zijn, omdat de vraag van het ambt geen rol of een zeer ondergeschikte rol voor hen speelt. Gaat het om het geven van godsdienstonderwijs aan lagere of middelbare scholen, dan is het een kwestie van het ministerie van onderwijs dat de opleiding al of niet erkent, de afgestudeerden al of niet benoemdbaar verklaart bij het onderwijs. Moeilijker wordt het als het gaat om kerkelijk werk. Immers onze Kerkorde kent geen andere „kerkewerkers” dan ambtsdragers: predikant, ouderling, diaken. Alle andere functionering valt onder het „ambt der gelovigen.” De ziekentroosters en oefenaars van voorheen, jeugdleiders, catecheten, evangelisten van thans. Alleen art. 3 van de Kerkorde bood een „ontsnappingsclausule” (venia sit verbo) om als niet-ambtsdrager een „stichtelijk woord” te mogen spreken, echter altijd met voorkennis en toestemming van de classis, het kerkverband dus. Voor „midden-kader” heeft onze kerkorde geen plaats.

De Ref. Bijbelschool te Zeist wil ook per sé geen „alternatieve” predikantenopleiding zijn. Wie dat ambt ambieert, volge de kerkelijke weg die daarheen leidt. Er zijn echter Bijbelscholen die — gelijk reeds vermeld — wel tot predikant opleiden. Een opsomming van het Bijbelinstituut België te Heverlee spreekt over 138 predikanten die hun opleiding aan dit instituut (tot juni ’75) ontvingen. Maar ook al onderstrepen we dat het geen alternatieve theologische opleiding voor predikanten is, dat een Bijbelschool geen concurrerende positie moet — en wat Zeist betreft ook: wil — innemen tegenover een Theologische (Hoge)-school, oftewel: Zeist tegenover Apeldoorn, dat hier kèrkelijk vragen liggen, zal ieder duidelijk zijn die beseft dat de kerk van de Reformatie steeds met grote omzichtigheid de toelating tot de dienst des Woords heeft geregeld.

Op het terrein van de zending is/wordt wel eens gesproken van hoofd- en hulpdiensten, of van kern- en nevendiensten -Bijbelscholen voor „midden-kader” zijn bij de zending geen onbekende zaken! In de praktijk is er in de hulp- of nevendiensten enorm veel en rijk gezegend zendingswerk verricht, ook al wisten we „kerkrechtelijk” de zaken niet altijd goed op een rijtje te zetten — in sommige kringen zijn die diensten dan ook rigoureus opgeruimd, kèrkelijk wel te verstaan, om op „lekenniveau” weer te voorschijn te komen!

Welke kant moet het in onze situatie op met het „midden-kader” dat zich waarschijnlijk steeds sterker komt aanbieden? Tot nu toe is de „toelating” van dat „kader” tot welke „dienst” in de kerk dan ook een zaak geweest van de plaatselijke kerk, hoogstens in samenwerking met een of meer naburige kerken of met een deputaatschap. Misschien zegt deze of gene: laten we hiervan niet het zoveelste probleem maken dat de kerken beroert! Fiat, maar kunnen we er helemaal aan voorbij gaan op gevaar af van allerlei „wildgroei”? Hoe staat het met de „erkenning” van de opleidingen die zich aanbieden? Moeten er waarborgen zijn ten aanzien van de opleidingen? Zo ja, welke en hoe?

Het laatste rondschrijven van de Ref. Bijbelschool te Zeist (juni 1976) laat merken dat men daar de zaak ook niet probleemloos ziet. Men schrijft: „Wat de ’erkenning’ door de kerken” (de samen-stelling van het bestuur uit leden van de Geref. Kerken, de Chr. Geref. Kerken, de Ned. Herv. Kerk (Geref.) en de Vrijgemaakt Geref. Kerken - buitenverbands doet vermoeden dat deze kerken worden bedoeld - M.D.) „betreft constateren we dat in verschillende kerkgemeenschap-pen men aan het nadenken is over de vraag of ’pastorale medewerkers’ wel of niet een plaats moeten gaan krijgen in het kerkelijk bestel. Als school hebben we begrip voor de draagwijdte van die beslissing. We hopen dat er een zodanige beslissing uitkomt dat het Koninkrijk wordt gebouwd. Uiteraard zouden we graag zien dat onze studenten in gemeentewerk een bepaalde bijdrage mogen leveren. Hoe dat echter zou moeten is iets dat ook onszelf nog niet helemaal duidelijk is. We vertrouwen erop dat de Here ons werk zal leiden en dat ook in die zin het werk van onze handen bestendigd zal worden.”

Of dit artikel kan gelden als een bewijs van bovenbedoeld „nadenken”? Het wil in elk geval enige informatie verschaffen opdat U, als U bij ontmoeting met jonge mensen die graag geestelijk werk willen doen in dienst van de Here, maar die niet in staat of bereid zijn een theologische studie aan hogeschool of universiteit te volgen (om welke reden dan ook), hen kunt attenderen op dit — laten we het dan eens zo noemen — alternatief dat aan de begeerte van hun hart tegemoet kan komen. En … het wil toch ook wel een klein beetje tot „nadenken” stimuleren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1976

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Bijbelscholen

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1976

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's