Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Mij dorst."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mij dorst."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hierna Jezus, wetende, dat nu alles volbrtcht was. opdat de Schrift zou vervuld worden, zeide: ij dorst. Joh. 19:28.

Vooral in deze lage, waterrijke landen verstaat men ternauwernood wat dorst is. Soms, het is zoo, op zeer heete dagen, als men veel vocht door de huid naar buiten jaagt, en men wat te hard liep of te zwaar te dragen had, drogen de lippen en droogt de keel wel eens op, zoodat we het eerste glas water het beste met wellust inslolcken. En ook kan het voorkomen, dat men bij een langer spoortraject in zulke dagen te lang rijdt eer er een station komt, waar water wordt aangedragen. Maar toch de eenige eigenlijke dorst die onder ons gekend wordt, is de dorst in de hooggaande koorts, als het bloed brandt in onze aderen.

Dan ja wordt er ook onder ons soms bange, doodelijke dorst geleden, niet omdat er geen water is, want zie, bij het ziekbed staan karaffen vol, maar omdat er aan dien brand in het bloed geen blusschen is, en de lippen als op elkaar geklemd blijven, en [de tong aan het verhemelte kleeft, en de keel als wordt toegenepen.

Dan is er van drinken geen sprake meer. Het gewone slikken is onmogelijk geworden. En al wat ge nog doen kunt is met een veer, die ge in het glas doopt, af en toe een druppel tusschen de lippen brengen.

En die dorst laat niet af, tenzij dan dat de ziekte aflaat, of afloopt in den dood. Want lafenis is er van dien dorst niet, omdat, wat lafenis ge ook aandraagt, het vuur blijft smeulen in het bloed.

In landen die hoog liggen, z»odat het water al afstroomt, en dus het hoogere land soms weken lang droog ligt, komt bijna even felle dorst ook buiten ziekte voor. In zomers vooral, wanneer de regen weken uitblijft, kan dan zulk een land zelfs zoo droog en dorstig worden, ddt het zelf treurt en om water roept. Maar door onze landslieden is dorst in dien doodelijken zin, buiten krankheid, alleen bij schipbreuk geleden. Als er dagen lang geen droppel water was, en de zon stak, en het brakke zilte water om de sloep de schipbreukelingen tergde.

Niets dan water zien, ea toch van dorst versterven.

Ook der Joden land was een hoog bergland, en zoo spreekt het vanzelf, dat ook Jezus bij zijn tochten van Galilea naar Judea envan Judea naar Galilea terug, vaak dorst geleden had, zonder aanstonds water te vinden om dien dorst te lesschen.

Uit het gebeurde met de Samaritaansche vrouw weten we dat op zekere wijze. Ook toen kwam Jezus van een langen tocht over de bergen naar Sichar toe, en de dorst begon hem ie kwellenj en hij bereikte de bron, en zat toen neder tot de Samaritaansche kwam om hem te drenken.

Maar die dorst was in de streken waar Jezus leefde, niet ongewoon. Dien leed een ieder op zijn beurt. En als men dan dronk, vergat men het uitgestane leed, zoo heerlijk als het is, met wezenlijken dorst in de keel te mogen drinken.

Maar op Golgotha was het heel anders. Of er, sedert Jezus den beker, na het Paaschmaal neerzette, bij Gethsemane, in het hoogepricsterlijk paleis, bij Herodes, op Gabbatha, en onder het gaan naar Golgotha, een vriendelijke hand is geweest, die Jezus te drinken gaf, weten we niet. Het staat niet gemeld. En stellig was men in die dagen niet gewoon, de gevangenen te vertroetelen. Zeer wel mogelijk dus, dat er al dien tijd niets voor Jezus gedaan is, en AaX onze Heiland reeds uitgeput en dorstig op den kruisheurel aankwam.

Sterke aandoeningen plegen de keel op te drogen. Daarom is het eerste wat men dan doet, iemand een glas water reiken, en wat felle aandoeningen hadden sinds dat drinken van den Paaschbeker het gemoed van uw Heiland niet geschokt.

En nu hing hij daar aan het kruis. De ruwe diepe wonden in de handen en de voeten moesten, ook al was het bloedverlies zoo sterk niet, heete wondkoorts opwekken. Dan, hij hing er naakt en uitgetogen. En dat onder zulk een hemel, In een zielsspanning die zijn kracht verteerde, o, Ge begrijpt haast niet dat er nog stem in Jezus* keel bleef, om die eerste kruiswoorden uit te roepen.

En ons dunkt, reeds aan die eerste kruiswoorden moet het gehoord zijn, wat brandende dorst hem tot den dood toe kwelde. Want dit was het eigenlijke van den kruisdood. Sterven door innerlijke uitputting, door bloedverlies en brandende wondkoorts.

Let er nu op, dat Jezus aan het kruis dusver in niets aan zichzelven had gedacht. Hij bad voor zijn beulen. Hij zaligde den medekruiseling. Hij zorgde voor zijn lieve moeder. Zelfs het Eli, Eli Lama Sabachtani was een Middelaars-uitroep, maar geen bede om hulpe. Geen noodkreet om verlossing. En als hij straks zijn geest in 's Vaders handen beveelt, is ook dit geen roepen om uitredding, maar een willig afleggen van het leven.

Maar in dat «Mij dorst", gaat een roepen om hulpe, om verzachting van leed uit. Dat »Mij dorst'', is voor hem zelf. In dien uitroep klaagt de Heiland der wereld, om een breking in de bange spanning te krijgen. En ook al reikt men hem slechts een spons met zuurachtig vocht, toch geeft reeds die bevochtiging van tong en lippen met edik eenige verademing. Nu zegt Johannes: »Jezus, wetende dat het alles volbracht was, opdat de Schrift zou vervuld worden, zeide : »Mij dorst" Dit verklaart men dan aldus: Nu Jezus wist dat alles wat volbracht moest worden, opdat de Schrift vervuld zou zijn, volbracht was, riep uit, dat hem dorstte.

Maar heeft dit zin? Als er stond, dat hij toen riep: )> Het is volbracnt", zoo zou het te verstaan zijn.

Toch heeft het nóg minder zin, als een ander zegt: ezus herinnerde zich, dat het woord uit Ps. 69 : 22 : sin mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven", nog onvervuld was, en nu in aller ijl, opdat dan die profetie haar vervulling nog zou erlangen, uitriep:2> Mij dorst." De edik zou dan vanzelf komen.

Menschelijker, meer zielkundig schijnt het daarom aldus verstaan te kunnen worden, dat Jezus zich bedwong en inhield, en voor zichzelf niet wilde roepen, maar nu, dat diepe woord uit Ps. 69:22 voor zijn geest krijgende, hierin een vr^brief vond, om aan zijn menschelijk gevoel toe te geven, en ook ten leste voor zichzelven te zorgen, door uit te roepen: ij dorst,

> Wie aan een van deze kleinen te drinken geeft alleen een beker koud waters, voorwaar zeg ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen", was het rijke woord van diepe ontferming, waardoor Jezus het lijden der zijnen in de toekomst reeds vooruit lenigde. »Een beker koud waters."

En nu hij zelf aan het kruis versmacht van dorst, mag zelfs die beker koud waters hem niet gereikt worden, en lescht men hem met edik met galle doormengd.

En toch zelfs dien man die dat ten minste doen mocht, zouden we benijden kunnen Hij is de eenige die bij het kruis tenminste iets voor Jezus heeft gedaan Den gloed van den dorst mocht hij een oogenblik blusschen. En dat in Jezus' laatste oogenblik. Zoo vlak vóór zijn dood.

, Nog kort voor zijn opgang naar de Paaschzaal had Jezus gesproken: »Ik ben dorstig geweest, en gij hebt mij te drinken gegeven, beërft dan het Koninkrijk dat u bereid is." En daarom, al zouden we dien man benijden kunnen, toch kan in nog hooger zin zijn privilege ook ons deel worden, want Jezus zei het immers: »Zooveel gij dit aan een mijner minste broederen gedaan hebt, zoo hebt gij dit mij gedaan."

Hij die zelf bangen brandenden dorst aan het kruis leed, zorgde voor wie op aarde van dorst versmachten zouden.

Altoos de lijdende, maar ook de medelijdende, en daarom zegenende Heiland.

Natuurlijk was die bange dorst van Jezus een lichamelijk lijden, maar toch een lijden van het lichaam, dat zeer na de ziel raakte; want dorst belemmert den levensadem en droogt het bloed uit; dien bloedstroom in ons, waarin de ziel leeft.

Vandaar dat de dorst meer nog dan de honger beeld wordt voor het bangste zielslijden. Gelijk het hert schreeuwt naar de waterstroomen, zoo dorst mijn ziel naar Ü, o God. En als de Messias reeds in het Oude Verbond de verdoolden naar hun God terugroept, luidt het evenzoo: ^0, Alle gij dorstigen, komt tot wateren !" En zelf in het vleesch verschenen, is zijn evangelie nogmaals één verlossingskreet voor de dorstigen: »Wie dorst heeft, die kome en drinke de wateren des levens om niet."

Altoos is de zielsnood dorst, bange, brandende dorst, en even dikwijls is het heil uit God een stroom des levenden waters, die reeds als hij van verre ritselt, de ziel verkwikt en waarheen al wie versmachtte moest vluchten.

Zoo gaat de dorst in het geestel^ke over, maar toch altoos zoo, dat de dorst der ziel zoo men niet tot de Fontein des levens vlucht, ten slotte in den bangsten dorst óók naar het lichaam eindigt, in de buitenste duisternis, en bij het vuur-dat niet gebluscht kan worden. Jezus zelf immers teekent u een rijk man als uitroepende, of niet één druppel water met het uiterste van Lazarus' vinger op zijn brandende lippen mocht gespet worden, want in zijn eindeloozen jammer verging hij van dorst.

o, Dorst in zijn diepsten zin is voelen dat uw leven zelf verdort en opdroogt, en uw existentie door een bangen gloed van binnen uit verbrandt.

Honger is ontzettend, omdat hij uw lichaa, m tot een schim maakt, maar bij honger, mits ge volop water hebt, voelt ge u zelf van binnen nog leven, en kunt ge nog tegenstaan. Maar dorst tast u in uw bloid, in uw leden zelfs, in het middenpunt van uw wezen aan. Het is de vijand niet voor de poorte, maar in uw binnenste kamer.

En daarom was het, al verstond toen geen mensch het, zoo ontzettend, toen de Heiland der wereld ten leste dien keel toenijpenden dorst voelde opkomen; dien dorst waarmee het sterven reeds begon; dien dorst die hem binnen enkele oogenblikken den geest zou doen geven; dat brandende gevoel van zelfvertering, waarover hij zelf van het kruis aan God en menschen klaagde, toen hij uitriep: Mij dorst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„Mij dorst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1893

De Heraut | 4 Pagina's