Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Recht is méér dan afspiegeling van wat er in maatschappij leeft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Recht is méér dan afspiegeling van wat er in maatschappij leeft

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

INTERVIEW

drs. K van der Zwaag

Redacteur Kerkelijk Leven bij het Reformatorisch Dagblad

In het Nederlandse strafrecht is er steeds meer aandacht voor de belangen van het slachtoffer, de benadeelde partij. Een nieuwe trend lijkt de zogenaamde "strafrechtelijke dading", een soort schikkingsregeling die een strafzaak in de minne schikt en vervolgens afziet van vervolging. Mr. drs. F. W. J. den Ottolander, werkzaam als raadsheer in het gerechtshof te Amsterdam, was nauw betrokken bij dit experiment. Met hem hadden we een gesprek over actuele ontwikkelingen in het strafrecht, maar ook over wat recht nu eigenlijk is en in hoeverre een christen tegelijk een rechterlijk ambt kan bekleden.

Dat de in Haarlem woonachtige jurist niet alleen meester in de rechten is, maar ook doctorandus in de filosofie (respectievelijk behaald in Rotterdam en Utrecht), is af te lezen uit de indrukwekkende boekenkasten die het decor van zijn antieke woonkamer vormen. Tal van verzamelde werken hebben daarin een plaats gekregen, bekende filosofen en schrijvers, maar ook politieke denkers als Marx, Lenin en Mao tse Tung. Ook de afdelingen Franse letterkunde en theologie zijn niet te verwaarlozen.

Kortom, Den Ottolander is een veelzijdig geïnteresseerd mens, die de wijsbegeerte der wetsidee (de calvinistische filosofie die aan de Vrije Universiteit een belangrijke plaats inneemt) goed kent, maar toch niet schroomde om ooit eens in een interview te zeggen dat hij zich qua grondslag beter thuisvoelt bij ds. G.H. Kersten en dr. C. Steenblok. Hij laat zich dan ook graag zien in kerkdiensten die tot deze traditie behoren.

Slachtofferhulp

Den Ottolander als kenner van het straf­ recht. Want dat is tenslotte zijn vak. We richten ons in eerste instantie op de zogeheten strafrechtelijke dading.

'Sinds de jaren tachtig bestaan er in ons land instellingen voor slachtofferhulp, waar personen die door strafbare feiten zijn benadeeld terecht kunnen voor hulp bij het verwerken van wat men heeft meegemaakt. Zo mogelijk krijgt men ook hulp bij het instellen van een schadevergoedingsactie. Door de zogenoemde Wet terwee, die op I april 1995 in werking is getreden, is de positie van de benadeelde partij in het strafproces versterkt", zo schetst Den Ottolander de achtergronden.

Hij was er zelf nauw bij betrokken geweest. In het arrondissement Amsterdam is tot aan het begin van dit jaar een stichting actief geweest, die in overleg met het Amsterdams openbaar ministerie en de Amsterdamse advocatuur in een groot aantal gevallen een schadevergoedingsregeling tussen verdachten en benadeelden - de strafrechtelijke dadingsovereenkomst (schikking)-tot stand bracht.

In de zaken waarin de schade op juiste wijze tussen verdachte en benadeelde was afgewikkeld, werd dan afgezien van vervolging. Voor het geval onenigheden over de afwikkeling onstonden was voorzien in een arbitraal college. Van dit arbitraal college was Den Ottolander voorzitter. Zijn laatste activiteit in dit verband was het wijzen van een arbitraal eindvonnis vorig jaar.

Is hier sprake van een nieuwe trend? 'Het gaat eigenlijk al om een klassiek gegeven, dat wij reeds vinden in het Mozaïsche strafrecht. De jurist dr. B. Gewin besprak in zijn Beginselen van strafrecht onder meer de geldboete in het Mozaïsche recht en in ons oud-Germaanse strafrecht. „ , , , . j Hij wees er onder meer op dat bij de bestraffing van het belasteren van een vrouw aan de dader volgens Deut. 22:19 een boete werd opgelegd van 100 zilverlingen, die men zal geven "aan de vader van de jongste dochter".

Ook in ons oud-Germaanse recht bestond het instituut van de boete, ook wel compositie of (ver)zoengeld genoemd. Dit geld diende aan de benadeelde partij of de nabestaanden te worden betaald en strekte tot afkoping van strafrechtelijke vergelding. Reeds Tacitus meldt echter in zijn Germania dat de koning een deel van de boete opeiste. De staat verlegde in het strafrecht steeds meer de aandacht naar het publieke belang.

Tenslotte kon de rechtbank in het strafproces aan de benadeelde partij nog slechts een geringe vergoeding geven, maar wel aanzienlijke boeten, die aan de staat ten goede kwamen, opleggen.

Een aantal auteurs in ons land - ik noem bijvoorbeeld dr. H. Bianchi, indertijd hoogleraar aan de Vrije Universiteit-, verdedigde het standpunt dat in het strafrecht meer op het private belang van de benadeelde partij moest worden gelet. Ik acht dit een juiste ontwikkeling. Franz Kafka schreef zijn beroemde boek Het proces over de machteloosheid van een verdachte in het proces van bejegening door de overheid. Ook over de machteloosheid van slachtoffers van strafbare feiten zou zo'n boek geschreven kunnen worden'.

Well< ie motieven liggen aan deze vernieuwde aandacht voor slachtoffers ten grondslag?

'Bij de denkers die hiervoor zijn opgekomen zijn dat principiële, ethische motieven. Door een aantal pioniers is in de praktijk gestalte gegeven aan deze ideeën. Op een gegeven moment drong ook op het departement het besef door dat deze ontwikkeling steun verdiende. Als er dan in de begroting ruimte is, kan een en ander gerealiseerd worden. Als tevens blijkt dat een nieuwe opzet budgetneutraal of zelfs besparend werkt, is er een reden te meer voor het departement nieuwe strafrechtelijke ontwikkelingen te steunen.

Vanuit financieel oogpunt doet het departement er mijns inziens verstandig aan initiatieven

als strafrechtelijke dading nader in ogenschouw te nemen. Het komt mij voor dat de financiële aspecten belangrijk gunstiger zijn dan die van vrijheidsstraffen. Ik besef overigens wel dat het gangbare alternatief voor gevangenisstraf: onbetaalde arbeid ten algemene nutte, waarvoor thans een maximum geldt van 240 uren (dus totaal zes weken werkstraf), ook goedkoper is dan gevangenisstraf. De strafrechtelijke dading vindt echter in een fase eerder plaats en het slachtoffer is er veelal meer bij gebaat. Als de strafrechtelijke dading mislukt en de zaak ter zitting is aangebracht, moet in geval van veroordeling door de rechter bij de straftoemeting alsnog bezien worden welke straf het meest passend is'.

Strafrecht past zich in zekere aan bij nieuwe ideeën. Kunt u zeggen dat strafrecht klakkeloos de ontwikkelingen in de maatschappij volgt?

'Nee. Recht is meer dan een afspiegeling van wat er in de maatschappij leeft. De structuur van het recht draagt een wezenlijk constant karakter. Het subjectief begrip van recht draagt echter geen constant karakter. Ook dit subjectief begrip van het recht door de jurist behoort echter hoger ontwikkeld te zijn dan opvattingen omtrent recht en onrecht in de brede samenleving.

Bovendien behoort de jurisprudentie en de wetgeving aan te sluiten bij vaste kaders, die onder meer is gegeven door internationale verdragen en uitspraken van rechterlijke instanties als het Hof van Straatsburg'.

Heeft de ontwikkeling van de maatschappij ook het strafprocesrecht beïnvloed?

'Ja. De maatschappelijke ontwikkelingen hebben geleid tot een duidelijke reactie op de praktijken van de overheden gedurende het Derde Rijk. De verdragspartijen van de overheden zijn in 1950 overgegaan tot het sluiten van het Europese verdrag tot verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Vervolgens is men overgegaan tot de instelling van het Europese Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg. Met name de artikelen 5 en 6 van dat verdrag zijn erg belangrijk voor de inhoud van het strafprocesrecht.

De rechten van de verdachte op een faire behandeling tijdens opsporing en berechting worden beschermd en de rechtspraak van de nationale rechters wordt, wanneer belanghebbenden deze ter toetsing aan het Hof in Straatsburg voorleggen, beoordeeld. De internationale verbanden waarin wij ons bevinden, zullen trouwens steeds belangrijker worden. Steeds meer zal er een aanpassing komen van nationale normen van het strafprocesrecht van de aangesloten landen aan internationale standaards'.

Heeft de vergaande ontchristelijking van de maatschappij ook niet haar repercussies ten aanzien van het recht?

'Ik denk dat door de zondeval de logische denkfunctie van de mens niet is aangetast. Echter, doordat de mens van God is afgeweken, heeft hij "verkeerdheid des oordeels in zijn verstand" (DL 3, 4 art. 1) over zich gehaald.

In de rechtswetenschap geldt evenals in andere wetenschappen, waarin men zich bezig houdt met het terrein van de algemene openbaring, dat dank zij de algemene genade, die God de Vader schenkt, nog iets van de algemene openbaring wordt verstaan.

Ik heb wel de vrees dat de algemene genade steeds meer zal worden ingetrokken en de repercussies daarvan vallen niet te overzien. Daar komt nog bij dat men een recht verstaan van de algemene openbaring in de Heilige Schrift nodig heeft en juist op het punt van de persoonlijke, bevindelijke kennis daarvan is er zoveel duisternis in deze dagen'.

U rekent zich tot de rechterflank van de gereformeerde gezindte en bent in het dagelijkse leven raadsheer in een der gerechtshoven. Heeft u niet het gevoel in twee verschillende werelden leeft?

'In de loop der eeuwen hebben veel gereformeerden een rechterlijk ambt vervuld. In de tijd van de Reformatie in de zestiende eeuw is in de belijdenisgeschriften der kerken veel aangaande de overheid en de rechtspraak gezegd. Dat wijst op het belang van recht en gezag. In de 39 Artikelen van de Engelse kerk lezen we over de overheden "that they should restrain with the civil sword the stubborn and evildoers" (art. 37).

In artikel 16 van de Confessie van Augsburg wordt geleerd dat de wereldlijke overheden en wetten goede ordeningen zijn, die zijn ingezet door God en dat christenen zonder zonde werkzaam mogen mogen zijn in de overheid, of belast mogen zijn het ambt van vorst of rechter overeenkomstig het recht mogen oordelen en rechtspreken en kwaaddoeners met het zwaard mogen laten straffen.

In artikel 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) vinden we dezelfde lijn. De wederdopers In de zestiende eeuw plachten erop te wijzen dat blijkens de Heilige Schrift de satan het vermogen heeft om de gehele wereld te verleiden en zich daarbij voor te doen als een engel des lichts (2 Kor. 11-.14), terwijl hij in feite de vorst der duisternis is, "een leugenaar en de vader der leugenen" (Joh. 8:44).

De satan is de "god deze eeuw, die de zinnen der ongelovigen verblind heeft (2 Kor. 4:4), zodat "de gehele wereld in het boze ligt" (1 Joh. 5:19). Aan deze teksten moet niets afgedaan worden, maar dit alles neemt niet weg dat, zoals art. 36 van de NGB ons ook zegt, dat een ieder van wat kwaliteit of staat hij zij, schuldig is zich aan de overheden te onderwerpen en haar eer en eerbied toe te dragen. Haar gehoorzaam te zijn in alle dingen die niet strijden tegen Gods Woord' (Hand.5:29b).

De wereld van het recht en van de kerk behoeven niet tegen elkaar te strijden. Het fundamentele onderscheid ligt daarin dat men zich in het recht op het gebied van de algemene openbaring van de wetten en rechtsregels die in de juridische zijde van de werkelijkheid gelden, bevindt, terwijl in de kerk het gezag der bijzondere openbaring in de Heilige Schrift moet gelden. Dat onderscheid bespeurt overigens een ieder die een ambt in de maatschappij vervult'.

Artikel 36 van de NGB. Er is een lopende discussie hoe dit artikel kan functioneren in de politiek, maar hoe kan artikel 36 een plaats hebben in het rechtswezen?

'Zeer belangrijk is de tekst uit Romeinen 13:4, waar staat: Maar indien gij kwaad doet, zo vrees, want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet". Het zwaard is het zinnebeeld, het symbool van de macht over leven en dood, van de uiterste consequentie van de straffende gerechtigheid van de overheid. Na de Tweede Wereldoorlog hebben Anton Mussert en Max Blokzijl het zwaard van de overheid in de vorm van de doodstraf gevoeld als vergelding voor de daden waaraan zij schuldig waren bevonden.

Zij die de goede wetten van de overheden overtreden moeten wel vrezen voor de overheid die in dienst staat van God, van Wie de overheid het gezag ontving. Wij moeten daarbij wel bedenken dat de overheid het oordeel in dienst van God velt, niet het oordeel Gods. Dat blijft een fundamenteel onderscheid'.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1996

Zicht | 44 Pagina's

Recht is méér dan afspiegeling van wat er in maatschappij leeft

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1996

Zicht | 44 Pagina's