Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het kaartspel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kaartspel

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

's Duivels prentenboek.

daarna stonden zij op om te spelen. Exodus 32 : 6. De woorden „daarna stonden zij op om te spelen" staan in direkt verband met de zeer ernstige overtreding, waaraan Israël zich schuldig maakte, nog maar kort nadat de Heere het volk Zijn heilige wet had bekendgemaakt. Aaron maakte op aandringen een gegoten kalf om aan de begeerte van het volk tegemoet te komen: Sta op, maak ons goden, die voor ons aangezicht gaan.

Nadat het volk voor dit gouden kalf brandoffers en dankoffers had gebracht, lezen wij: En het volk zat neder om te eten, en te drinken, daarna stonden zij op om te spelen. Zelfs Paulus verwijst in 1 Korinthe 10 naar deze ontzettende zonde, waarover de Heere zich zo zeer heeft vertoornd, dat Hij tot Mozes sprak: Laat mij toe, dat Mijn toorn, ontsteke, en hen vertere.

Alle spel niet veroordelen.

Ook in het spel is de Heere de Toeschouwer en slaat Hij der mensen wegen ga. Bij alle misbruik en zelfs grove uitspatting is echter zeker niet alle spel zonder meer te veroordelen. Immers wanneer de profeet Zacharia door Gods Geest geleid wordt en gaat spreken over het heil dat Christus voor Zijn volk bereiden zal, zegt hij: En de straten dier stad zullen vervuld worden met knechtjes en meisjes, spelende op haar straten.

En de profeet Jesaja spreekt van een zoogkind , dat zich zal vermaken over het hol van een adder. Het-spelen is de mens meegegeven in de staat der rechtheid in de schepping. We zien dit reeds bij het kind in de wieg, dat zichzelf vermaakt; we zaen het bij opgroeiende kinderen, die elkaar in het kinderspel vermaken. Door onze rampzalige afval van de levende God, ligt ons gehele leven echter onder de banvloek van de zonde. Doelmissers zijn wij geworden. Want waar het hoogste vermaak van de ziel was om in alles rein en heilig God onze Schepper te bedoelen, zijn wij nu in onze staat van jammer en diepe ellende onbekwaam tot enige goed en geneigd fot alle kwaad. En alleen door her\ scheppende genade wordt het hart weer op God gericht en wordt het hoogste vermaak van de ziel zich heilig te ontspannen ia de dienst des Heeren en te verkeren bij het volk des Heeren. De arme mens zonder God zoekt echter zijn doelloos leven dikwijls te vullen met allerlei zinloos en ijdel vermaak. Om wat men noemt de tijd te doden, zijn velen de toevlucht gaan nemen tot allerlei gezelschapsspelen.

Goddeloze afbeeldingen

Eén van de oudste gezelschapsspelen^is het kaartspel. Waar precies de herkomst ligt van de kaarten, waarop eindeloze series afbeeldingen voorkomen, is onbekend. Heel oude geschrif- I ten uit China, India en Egypte vermelden reeds ( het kaartspel. Ziowel in de afbeeldingen, in het aantal kaarten en in de moeilijkheidsgraden van het kaartspel bestaat een grote verschei- > denheid. Heel vaak zijn de afbeeldingen van \ land tot land verschillend. Bijna alle facetten \ van het leven in de wereld komen er als decoratief ontwerp door de eeuwen heen, op voor. Van filmsterren tot jachttaferelen. Van de dui- . vel tot de sjrot met het christendom. Zowel ; sport en spel, zowel de adeldom als de bedelaar; een veelheid die te omvangrijk is om op te sommen. Reeds een blik op een stel kaarten 'ü. doet vermoeden, dat de ontwerpers maar al te vaak met iets wat hen dwars zat, de spot wilden drijven. Het zotste, meest spotachtige wordt op de kaarten uitgebeeld, tot zelfs pornografische afbeeldingen. Alles dus zonder God en daarom ook goddeloos.

In Europa is het kaartspel één van de meest verbreide en oudste gezelschapsspelen. Waarschijnlijk werd het in Europa in 1392 ontworpen voor het persoonlijk gebruik van de toenmalige Koning van Frankrijk, die geestesziek was. De ontwerper was een zeer slecht mens, die zich om God noch gebod bekommerde en voor zijn boze schepping koos hij bijbelse figuren.

De koning stelde de duivel voor, de vrouw was Maria, de moeder van de Heere Jezus. Zo maakte hij de Heere Jezus tot zoon van de duivel en Maria. De harten en ruiten stelden het bloed van de Heere Jezus voor. De joker d.w.z. de dwaas of de vrolijke grappenmaker was de Heere Jezus Zelf.

De schoppen en klaveren betekenden de vervolging en vernietiging van de heiligen. Zijn verachting voor de tien geboden legde hij in tientallen, die in de kaarten zijn. In één woord: Godslasterlijk!

In ons land is het kaartspel ongeveer 600 jaar geleden ingevoerd en het heeft nog altijd een zeer grote aantrekkingskracht op oud en jong, op rijk en arm.

Teken van geestelijke armoede

Het kaartspelen is een teken aan de wand. Waar de mens zonder God steeds meer verarmt en zich steeds meer verhardt, wordt naar allerlei middelen van ontspanning en vermaak gegrepen. En waar de huiselijke gezelligheid niet meer gevonden wordt in het onderlinge gesprek komt men ook geestelijk steeds verder van elkaar te staan. De vlucht tot het kaartspel wijst in ons' leven in zekere zin op een geestelijk bankroet. Waar geen begeerte en geen mogelijkheid meer is om onder elkaar gedachten uit te wisselen of elkaar op te scherpen in het éne nodige en in het woord Gods, grijpt men veelal naar een stel kaarten.

Het kaartspel is een toevalsspel. Hoewel bij God natuurlijk nooit sprake is van wij „toeval" noemen, behoort het kaartspel onder de kansspelen, of je „geluk" hebt, of niet, dat hangt af van het „toeval", zo denkt men. En wie „geluk heeft", hem (of haar) is de godin Fortuna gunstig gezind, zo heet het, vooral wanneer steeds het „geluk" hem (of haar) ten deel valt. Voegen we hier nog bij, dat dikwijls gespeeld wordt om geld, dan groeit de begeerte om uit de schade en het verlies van de ander, zelf baat te hebben.

Op onrechtmatige wijze verwerft iemand op deze wijze, die „gelidc" heeft, het eigendom van de ander. En in plaats van de vermeende ontspanning brengt het kaartspel de spelers in angstige en in een nerveuze spanning, waarbij bovendien het onheilig begeren naar rijkdom en eer wordt gevoed.

Het is dan ook te verstaan, dat het kaartspel door de kerken der reformatie op grond van Gods Woord met grote beslistheid werd afgekeurd. Want bedenk toch, wat voor ons bewustzijn toevallig schijnt te zijn, gaat nooit om buiten het bestuur van Gods voorzienig beleid. Ook al komt er, anders dan b.v. bij het dobbelspel nog wel wat overleg en berekening aan te pas om mee te kunnen spelen, het is en blijft afgoderij en bijgeloof. Gods Woord weet niet van speculeren op het geluk, dat gunstig moet uitvallen bij het schudden van de kaarten. Eerrover Gods is de mens geworden. En bij het kaartspelen wordt dit bijzonder uitgeleefd. De eer, die de Heere alleen toekomt, wordt toegekend aan geheel andere en duistere machten. De verstandsmens zegt: Het noodlot was me gunstig gezind. En de gevoelsmens werpt de schuld van het verliezen op het slechte stel kaarten en daarmede op het fortuin, dat hem tegen was.

Ons verdorven hart wil van het bestuur van de Heere in ons leven niet weten. Wie werkeüjk ernst maakt met wat de dichter zegt in Ps. 33: De Heere schouwt uit de Hemel en ziet alle mensenkinderen. Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken, zal het kaartspel niet slechts schuwen, maar ook verafschuwen. En waar de Heere erkend en kinderlijk gevreesd mag worden, is het ook de bede van het hart: Heere wat wilt Gij dat ik doen zal? Gods Woord leert ons dat het lot een heilig gebruik behoeft, omdat in het werpen van het lot een beroep wordt gedaan op de beschikking des Heeren, ook al wordt daarbij geheel niet aan God gedacht. In Spreuken 16 : 33, Handelingen 1 : 7, Hand. 8 : 21 en Efeze 5 : 17 wordt dit nadrukkelijk uitgesproken.

Satans speelgenoot?

Bn dan tenslotte dit nog. Waar en in welk gezelschap wordt het meest gekaart? Ik vrees dat Satan altijd onze grootste speelgenoot is. Satan heeft bij zijn vele listen en lagen ook door het kaartspel de mens een middel aan de hand gedaan om de tijd te doden. In de musea kun je zien op de schilderijen van o.a. de 17e en 19e eeuwse schilders Adr. Brouwer en Paul Cézanne, dat roken, drinken, vrouwen en feesten bij het kaartspel horen. Waar de Heere gevreesd wordt hebben wij geen vaste kaartavond, waar we onze buren, die aan God noch gebod doen, uitnodigen om te bridgen. Als we ernst maken met onze onsterfelijke ziel, zoeken wij in de kazerne niet naar vrienden die „roekeloos met God en godsdienst spotten" om onze tijd te vermorsen en te verdrinken met het kaartspel.

Onbegrijpelijk, maar waar, dat naar dit Godonterende en zielverwoestende spel wordt gegrepen. Helaas ook door mensen, die 's zondags in de kerk met de gemeente meezingen, 't Hijgend herti der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar 't genot, van de frisse waterstromen, dan mijn ziel verlangt naar God. De wereld met al haar schijngenot roept: Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij.

Maar het teleurstellende einde van degenen die het genot van deze wereld zonder God voor hun heilgoed hebben geacht, is een verloren leven, een vermorste genadetijd en straks eeuwige wroeging. De wereld biedt je haar rijkdommen en genoegens aan; je kunt daarvan genieten, maar het leven wordt soms zo plotseling afgesneden en dan is het eeuwig te laat. Jonge vrienden, als we de Heere waarlijk lief hebben, krijgt ons hart vermaak in andere dingen. Dan wordt het: „Ik ben een vriend, ik ben een metgezel. Van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen en leven naar uw goddelijk bevel". Strek je handen niet uit naar het godslasterlijke kaartspelen, naar het draf der zwijnen, waaruit eeuwige honger en dorst voortvloeit. Verbrandt het liever. Maar luistert naar de koninklijke zanger David, de man naar Gods hart en de lieflijke in psalmen als hij zingt: Uit al de schat van 't grote wereldrond is nooit die vreugd in mijn gemoed gerezen. Die 'k steeds in Uw getuigenissen vond. Door mij betracht, en and'ren aangeprezen.

Woerden.

Ds. J. M. Kleppe.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1981

De Saambinder | 8 Pagina's

Het kaartspel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1981

De Saambinder | 8 Pagina's