Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerkeraad en de belijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerkeraad en de belijdenis

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Kerk van Christus heeft tot Koning Christus Zelf, die haar regeert door Zijn Woord en Geest. Doch Hij heeft, zooals wij gezien hebben, de ambten ingesteld, om in deze bedeeling in gebondenheid aan Zijn Woord, ter plaatse waar eene openbaring van Zijn lichaam is, opzicht te hebben over Zijne gemeente.
Elke plaatselijke Kerk is volgens het N. Test zelfstandig, eene complete kerk, en draagt daarom evengoed als de kerk in haar geheel den naam van Tempel Gods; bruid of lichaam van Christus (1 Cor. 3 : 16/17, i Cor. 11 : 2, 1 Cor. 12 : 27). De geloovigen toch staan niet op zichzelf, maar vormen eene eenheid. Hoe groot deze kring moet zijn om als plaatselijke kerk zich te kunnen openbaren in de ambten en bedieningen van Wóórd en Sacrament, leert ons de H. Schrift niet. Wel leert zij ons dat in grootere plaatsen meer dan één kerk kan zijn, die gemeenschap met elkander houden krachtens de eenigheid des geloofs. Want deze is de band der gemeenschap.
Naar des Heeren wil:zijn er nu in de plaatselijke Kérk de drie gewone ambten Dienaaf des Woords, ouderling' en diaken.
Doch de ambtsdragers in eene plaatselijke kerk'blijven niet, op zich zelf staan en worden niet los van elkander gekozen. Zij èlüiteri zich tot een Raad der kerk aaneen. De naam kerkeraad beteekent college en vergadering van den raad eener plaatselijke kerk. Vroeger schreef men: kerckenraeti d.i. raad eener kerk. Het woord wijst er ons dus op, dat zulk eèn 'college een dienend karaktfif" heeft. De gemeente moet worden geleid, onderwezen, in het.rechte^ spoor gehouden, met raad en daad worden geleid.
In i Tim. 4 : 14 is sprake van ouderlingschap (Gr. presbuterion. Lat. presbyterium) dit is hét college van ouderlingen, dus leer- en regeerouderlingen, (dienaar des Woords en ouderlingen), als een college aangemerkt. Ook Wordt gebruikt het woord: consistorium, dit is allereerst de plaats Waar de kerkeraad samenkomt, en verder het college van den kerkeraad zelf.
In elke plaatselijke kefk behoort een kerkeraad te zijn, om Gods gemeente, die Christus verkregen heeft tot den prijs Zijns bloeds, te leiden en te règeeren naar de inzettingen van Christus zelf.
De kerkeraad is eene Schriftuurlijke instelling. In alle gemeenten toch werden oudsten of presbyters gekozen, zooals in de gemeenten van Judea; te Lystra, Ikonium en Antiochië; te Jeruzalem enz. Deze ouderlingen of presbyters nu vormden een college: een ouderlingschap; een kerkeraad.
In de Roomsche kerk was dit ouderlingschap geheel teloor gegaan en zijn er geen ouderlingen noch diakenen in den zin der Schrift. Zoo werd dan met de reformatie ook weer de kerkeraad in eere hersteld tot grooten zegen der kerken.
Want in het houden van Gods geboden is grooten loon, ook hierin.
Het is dus in geen geval de bedoeling dat zij die regeereu heerschappij zouden voeren over het erfdeel des Heeren. De dienaars des Woords en de ouderlingen hebben opzicht over het Huis Gods, waarin zij verkeeren, teneinde aldaar alles met goede orde en eerbaarheid mag toegaan, en dat door geen ander middel dan door Gods Woord, gelijk dit door een iegelijken ambtsdrager, naar de eigenaardigheid van zijn speciaal ambt, aangewend behoort te worden in vereeniging met de andere ambten.
In Christus zijn de ambten één. Deze eenheid moet ook in de ambten in de Kerk tot openbaring komen in den Kerkeraad. Als de Heere Jezus een doode opwekt, treedt daarbij zijn koninklijk ambt op den voorgrond, maar het is tevens een daad van priesterlijke barmhartigheid en profetisch onderwijst Hij ons daardoor dat voor den Heere geen ding zal onmogelijk zijn, ook in het levend maken van den dooden zondaar.
Als de Dienaar des Woords als mond der gemeente den Heere het offer der dankzegging brengt is hierin eene bediening van het priesterlijk werk van Gods kinderen, als gemeente vergaderd. De ouderling zal met raad en troost de gemeene christenen dienen. Zoo wordt zijn regeerstaf omwikkeld met priesterlijke barmhartigheid. En als de diaken met troostelijke redenen uit Gods Woord vermaant, wordt het priesterlijke vereenigd met het profetische.
Mag de leeraar spreken in betoonin^ des Geestes en der kracht dan is t-i koninklijke macht verbonden met profetisch gezag en innerlijk bewogen over de schare met barmhartigheid, is er tevens een priesterlijke bediening.
De ambten moeten dus wel worden onderscheiden en in hun eigenaardigheid bepaald worden, doch ze moeten niet worden gescheiden. De eenheid van den Kerkeraad moet tot openbaring brengen de harmonie der ambten, zooals zij in Christus één zijn. Zulk een kerkeraad ware een wonderwerk Gods. Mannen vol des geloofs en des Heiligen Geestes, begiftigd met de bijzondere gaven tot een richtige bediening van hun ambt vereischt. In zulk een vergadering zou ook de Geest van Christus openbaar worden in alle handelingen tot het wel zijn der gemeente verricht. De ambten zijn dus onderscheiden. Tevens moet erop worden gewezen, dat geen van alle de bestemming heeft om te regeeren in den zin dien men thans vaak aan dit woord hecht. Daarom noemde men het ouderlingschap geen Kerkbestuur, maar kerkeraad.
De gemeente wordt geregeerd naar de koninklijke wet der vrijheid, het Woord van Christus. Zij leeft naar de regelen uit dat Woord afgeleid, en die regelen moet de kerkeraad in naam van den Koning der Kerk handhaven, met middelen die weer passen bij den aard der kerkelijke macht, die een zeer bijzonder karakter draagt. Deze macht toch is niet onafhankelijk of scuverein, maar een dienende macht, gebonden aan Christus, die alle macht heeft in den hemel en op de aarde; die het eenige Hoofd der gemeente is en die als zoodanig alle gaven en ambten uitdeelt; gebonden aan Zijn Woord en Geest, door welke Christus zelf Zijne gemeente regeert, en uitgeoefend in zijn naam en kracht. Zij is daarom wel eene wezenlijke, veelamvattende macht, bestaande in de bediening van Woord en sacrament, in de bepaling van wat in het Koninkrijk dsr hemelen gelden zal, in het vergeven en houden der zonden; in het oefenen van tucht over de leden der gemeente; in het onderscheiden aller dingen, in het leeren, vermanen en vertroosten; in het aanleggen der gaven ten nutte van anderen. Doch al deze macht is geestelijk van aard, wezenlijk onderscheiden van de macht in staat en maatschappij en gezin. Deze macht is geestelijk van aard, want zijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Zij neemt haar oorsprong rechtstreeks in God, als den Vader van den Heere Jezus Christus en is daarom ook ten opzichte van alle andere aardsche macht volkomen vrij en onafhankelijk. Omdat deze macht geestelijk is, die de kerkeraad oefenen meet, kan zij alleen in den naam van Christus en de kracht des Heiligen Geestes worden uitgeoefend. Zij beschikt alleen over geestelijke wapenen.
Voor de ongeloovigen brengt deze macht ongetwijfeld verzwaring des oordeels, maar als eerste doel heeft zij de behoudenis, stichting, volmaking der heiligen en opbouwing des lichaams van Christus.
De sleutelmacht aan de Kerk geschonken en geoefend door de ambtsdragers van Christus, draagt dus een eigen karakter. Dit zal telkens moeten worden bedacht, wanneer over den dienst in de ambten wosdt gehandeld en gelet op de roeping en taak van den kerkeraad, waarin de ambten in onderling verband in een college of raad zijn verbonden. De kerkeraad is in alles gebonden aan het Woord des Heeren en de belijdenis der kerk, waarin het geloof wordt beleden en stelling genomen tegenover de dwaling. Het gaat daarbij om de eere van des Heeren naam; om de zuiverheid van leer en leven in het midden der gemeente; om de plichten ten opzichte van levende en doode ranken en de heerlijkheid van den wijnstok.
Saamvattend wordt dit alles geleerd in artikel 30 van de Nederlandsche geloofsbelijdenis: Wij gelooven, dat deze ware kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke politie (bestuurswijze), die ons onze Heere heeft geleerd in Zijn Woord; namelijk dat er Dienaars of Herders moeten zijn, om Gods Woord te prediken en de sacramenten te bedienen; dat er ook opzieners en diakenen zijn om met de herders te zijn als de Raad der Kerk; en door dit middel de v/are religie te onderhouden, en te maken dat de ware leer haren loop hebbe, dat ook de overtreders op geestelijke wijze gestraft worden en in den toom eehouden, opdat ook de armen en bedrukten geholpen en getroost worden, naar dat zij van noode hebben. Door dit middel zullen alle dingen in de Kerk wel en ordelijk toegaan, wanneer zulke personen verkoren worden, die getrouw zijn, en naar den regel, die S. Paulus daarvan geeft in den brief aan Timotheüs.
De Dordsche kerkenorde handelt in art. 37—40: Van den Kerkeraad.
De kerkeraad is de eerste van de vier kerkelijke vergaderingen in artikel 29 genoemd. Art. 37 handelt over den kerkeraad zelf; art. 38 over de nieuw op te richten en kleine kerkeraden; art. 39 over plaatsen waar nog geen kerkeraad is en art. 40 over de diaconale vergadering.
In het verband waarover wij thans over den kerkeraad handelen kunnen wij met enkele opmerkingen over deze artikelen volstaan.
In art. 37 wordt gezegd: In alle kerken zal een kerkeraad zijn, bestaande uit de Dienaren des Woords en de ouderlingen, dewelke, althans in de grootere gemeenten, in den regel alle weken eens te samen komen zullen, alwaar de Dienaar des Woords (of de Dienaren, zoo daar meerdere zijn, bij beurte) presideeren en de actie regeeren zal. _
Uitgegaan *vordt dus van de gedachte, dat elke plaatselijke kerk een complete, zelfstandige kerk is. De ambtsdragers te samen vormen den kerkeraad. De kerkeraden kwamen van den aanvang af bij elkander in gewone of buitengewone vergaderingen. Een buitengewone vergadering werd b.v. gehouden van de ouderlingen onder leiding der apostelen, om het vraagstuk der besnijdenis te behandelen.
Opvallend is, dat in dit artikel de diakenen niet worden genoemd.
En dit is met opzet geschied. In i Tim. 4 : 14 omvat het woord ouderlingschap (presoyterium) ook alleen het college van leeraars en ouderlingen.
In bijna aile artikelen der Dordsche kerkenorde (25 maal) duidt het woord kerkeraad alléén op het college van leeraars en ouderlingen zonder diakenen. Alleen in art. 53 worden ook de diakenen inbegrepen.
Toch kan niet op goede gronden worden ontkend dat de diakenen behooren tot het college van ambsdragers en dus tot den kerkeraad, ook al is hun taak eene eigene. Zoo heeft ook de belijdenis het in artikel 30 terecht verstaan. De drie ambten toch stoelen op den eenen Messiaswortel. In algemeenen zin behoort ook de verzorging der armen tot de regeering der kerk; tot het verzorgen der gemeente Gods.
Op deze eenheid wijst ons ook de apostel Paulus in Fill. 1 vs. 1. Hij schrijft aan al de heiligen in Christus Jezus die te Filippi zijn, met opzieners en diakenen. Dit wil zeggen: inbegrepen, opzieners en diakenen. Dit is de eenige brief waarin de apostel de opzieners op deze wijze noemt. Het lag vooral op hun weg als leiders der gemeente, de rechte onderlinge verhouding, samenwerking en liefde, waarop in den brief wordt aangedrongen, te bevorderen.
Zijn de diakenen geen opzieners, toch noemt de apostel hen naast dezen, in onderling verband met elkander, en samen de leiding der gemeente oefenend.
Het gaat namelijk hierbij over deze vraag of het zitting hebben in den kerkeraad van de diakenen rust op de Schrift dan wel op een kerkelijke bepaling.
Velen van vroeger en later en van onzen tijd meenen dat de zitting in den kerkeraad van de diakenen alleen rust op kerkelijk recht. Op zichzelf zou dit nog niet verwerpelijk behoeven te zijn dat om bijzondere redenen den diakenen een plaats in den kerkeraad werd toegewezen. Maar in verband met het bovenstaande en in aansluiting aan de belijdenis kan toch niet op afdoende gronden worden ontkend, dat diakenen tot den kerkeraad behooren (met hun eigen taak dan natuurlijk, terwijl daardoor afzonderlijk vergaderen in bepaalde gevallen volstrekt niet is uitgesloten, maar geboden kan zijn) krachtens de Schrift. Ook Voetius oordeelde dat er in de Schrift grond voor was en wijst dan op den juist aangehaalden tekst Fil. i : 1, waar Paulus de opzieners en diakenen van de gewone leden onderscheidt en aan beiden eenige voortreffelijkheid, voorrang en leiding toekent.
Het lijkt ons dan ook niet juist den Kerkeraad te beperken tot het presbyterium; of wil men: prebyterum te vereenzelvigen met Kerkeraad. ,
De synode van Embden in 1571 bepaalde dat in iedere kerk samenkomsten of consistoriën van de Dienaren des Woords, ouderlin-, gen en diakenen zouden zijn.
Later kwam de vraag nader aan de orde op de synode van Dordrecht in 1574, waar werd bepaald dat de diakenen wel tot den kerkeraad behooren, maar afzonder- . lijk vergaderen tot afdoening van eigen zaken,
Op de synode van Dordrecht 161819 werd de zaak geregeld zooals we reeds hebben opgemerkt, dat de dienaars des Woords en de ouderlingen den eigenlijken kerkeraad vormen. Daarnaast komt de diaconale vergadering. In kleine kerkeraden maken de diakenen echter deel uit, naar kerkelijke instelling, van den kerkeraad, als een soort hulp-ouderlingen.
We zouden het liever aldus stellen: De kerkeraad bestaat in engeren zin uit predikanten en ouderlingen; in ruimer zin omvat hij ook de diakenen.
Kerkeraad zij dus de naam voor het college van ambtsdragers.
Vergaderen diakenen zelfstandig om eigen zaken af te doen, dan wordt gesproken van diaconale vergadering en smallen kerkeraad. Voor sommig zaken echter wordt de breede kerkeraad opgeroepen, dat zijn al de ambtsdragers der gemeentef dus ook de diakenen. Alvorens nu de taak van den kerkeraad na te gaan, geven we een korte schets van het werk van iederen ambtsdrager afzonderlijk, naar de eischen van Schrift en belijdenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De kerkeraad en de belijdenis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's