Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de katechisatie

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

116

Het geloof (4)

We moeten het nog hebben over het WONDER-GELOOF. Het is het geloof, dat aan of door ons een wonder zal geschieden.

Paulus geeft de tekening van het wondergeloof in I Kor. 13 : 2: „En al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette en de liefde niet had, zo ware ik niets.”

Daarom moet het wondergeloof worden onderscheiden van het „zaligmakend geloof”.

Wel kan het samengaan met het zaligmakend geloof, zoals we zien bij verschillende genezingen door Christus in Zijn omwandeling op aarde. O.a. bij de genezing van het dochtertje van de Kananese vrouw, van de bloedvloeiende vrouw, van de geraakte, van de éne Samaritaan onder die 10 melaatsen. De negen keerden niet terug tot Jezus. Zij hadden genoeg aan het feit, dat zij genezen waren. Maar die éne, en dat nog wel een Samaritaan, keerde tot Zijn Weldoener terug en viel neder aan Zijn Voeten in ootmoedige aanbidding.

Bij die negen openbaarde zich dus duidelijk slechts het wonder-geloof.

Dit feit moet dringen tot ernstig zelfonderzoek.

Velen zijn er, die kennelijk van bepaalde uitreddingen en genezingen kunnen spreken, ja, van gebedsverhoringen ten deze. Zij trekken dan hierbij de conclusie, dat zij dus ook bij Gods volk behoren en genade bezitten. Zeker, Gods kinderen weten van bijzondere uitreddingen en gebedsverhoringen. Maar dan is dit het verschil met de zoéven genoemde personen, dat de uitreddingen bij Gods kinderen met drieërlei vrucht zich openbaren, namelijk in: een levende verbinding aan en met de Heere Zelf; een oprechte, hartelijke verootmoediging vóór Hem en een hartelijke begeerte om te wandelen in Zijn wegen, in de vrees van Zijn Naam, tot verheerlijking van Zijn deugden en werk.

Deze vruchten worden gemist bij hen, die alleen een wondergeloof hebben.

We hebben vandaag ook zeer te onderscheiden. In de laatste jaren treden nogal z.g.n. gebedsgenezers op. Denk aan Osbom destijds. Veelal dragen die genezingen een tijdelijk karakter door een zekere suggestie. We denken hierbij ook aan de Lourdes-Roomse Mariadienst.

De PINKSTERGROEPEN zijn het, die teruggrijpen naar de charismata, de bijzondere Geestesgaven, zoals die zich voordeden in de vroeg Christelijke Kerk. Zie I Kor. 12 en 14.

Deze bijzondere Geestesgaven waren van betekenis voor de VESTIGING van de Nieuw-Testamentische Kerk. Maar deze charismata verdwenen, nadat de apostelen gestorven waren. Deze bijzondere gaven zijn toen overgegaan op de blijvende ambtelijke gaven. Paulus wees reeds op de gevaren, welke zich voordeden bij die bijzondere gaven, o.a. het spreken in vreemde talen.

In verband met het wondergeloof kunnen we ook wijzen op het geloof in allerlei mascottes, zoals popjes, beertjes, hondjes.in auto’s. Dit is zuiver bijgeloof en daarom te veroordelen. Men wil dan zogenaamd ongelukken voorkomen.

Wanneer een volk af geweken is van de zuivere waarheid van Gods Woord, vervalt het in on- en bijgeloof.

Daarom is kennis van de zuivere waarheid, zoals ons God die in Zijn Woord geopenbaard heeft, zo noodzakelijk. „Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is.” Hos. 4 : 6. Hoe noodzakelijk is het dus de dingen wel te onderscheiden, bijzonder wat het geloof aangaat en te onderzoeken, waarin het historisch-, tijd-, en wondergeloof zeer te onderscheiden is van het ZALIGMAKEND GELOOF. Want op dit geloof komt ’t aan om behouden te worden en om God in Christus waarlijk te kennen. Hierover hopen wij D.V. in onze volgende les te handelen.

Dat we met de dichter van psalm 139 mogen vragen:

„Doorgrond mij o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten; en zie of bij mij een schadelijke weg zij en leid mij op de eeuwige weg.”

Urk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's