Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ontwaak, noordenwind! en kom, gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten". Hooglied 4 : 16.

Het Hooglied van Salomo wordt terecht genoemd het Lied der liederen, waarin de vrijwillige en wederzijdse liefde bezongen wordt tussen koning Salomo en een geringe Sulamietische, één die zwart van huidskleur is, maar schoon in de ogen van Salomo.

Onder dit beeld tekent ons de H. Geest in het Hooglied op geestelijke wijze, de eenzijdige, wederzijdse en vrijwilllige liefde van de Heere Jezus Christus, de meerdere Salomo tot Zijn bruidsgemeente. Deze geestelijke, hemelse Bruidegom verblijdt Zich in Zijn arme bruidskerk, die Hij zo innig liefheeft. Daarom roept de bruid verblijd en verwonderd: „Ik ben zwart, doch liefelijk". O, de bruid van Christus kan dat wonder nooit verstaan. Zulk een arme, berooide, zwarte bruid, en dan zó geheel vrijwillig bemind en geliefd te worden door zulk een rijke goddelijke Bruidegom!

In Hooglied 4 roemt de Bruidegom Zijn bruid: „Zie, gij zijt schoon. Mijn vriendin, zie gij zijt schoon. Gehéél zijt gij schoon. Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan U".

Hij tekent haar uit, hoe zij eruit ziet. Hij zegt wie zij is in Zijn oog, en vertelt hoe Hij haar ziet. Want Hij ziet haar met een oog van Zijn goddelijke liefde. En dat kan de bruid nooit begrijpen. Nee, zo ziet Gods kerk zichzelf niet. Vooral niet wanneer de Bruidegom Zijn bruidskerk gaat vergelijken met een besloten hof, met edele vruchten en met allerlei bomen van wierook. Een besloten hof, die de liefelijkste geuren verspreidt. En daarom gaat de bruid haar Bruidegom verheerlijken en eren in Zijn eigen werk als zij roept: „O fontein der hoven, put der levende wateren, die uit de Libanon vloeien".

Want het is immers alles alleen aan Hem te danken, dat haar zwarte ziel een hof genoemd wordt. Hij vond haar immers in een huilende woestijn en in een woeste wildernis! Op de Libanon smelt sneeuw, die de hof bevochtigt. Daarom zegt zij nu in diepe afhankelijkheid: „Heere, 't is alles van U afkomstig! Alles wat Gij in mij roemt is van U! Zonder U zou ik niets zijn, want alleen door U ben ik die ik ben".

In diepe afhankelijkheid heeft ze geleerd van ogenblik tot ogenblik uit de hemel bediend te moeten worden. Vandaar haar ootmoedige, maar dringende bede: „Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien". O, zij begeert, dat de hof van haar ziel tot zulk een welriekende hof voor Hem zou zijn. En daartoe heeft ze gedurig nodig die noordenwind en zuidenwind des Geestes. Dat dringt haar tot dit vurig gebed.

Wij beluisteren hier een gebed dóór de Geest óm de Geest. In kleinheid en ootmoed gaat de bruid van Christus belijden en erkennen, dat zij midden in de dood ligt en zelf geen vruchten meer kan voortbrengen. „Ontwaak, noordenwind". Het is een bede tegen zichzelf in gebeden en daarom zulk een moeilijke bede. Een bede waarbij de kerk van Christus eerlijk gemaakt wordt en zij zichzelf niet ontziet.

O, zulk bidden moet geleerd worden. Die koude, scherpe noordenwind begeren wij van onszelf niet, maar toch is ook die noordenwind zo noodzakelijk. Dat is reeds zo in het rijk der natuur. De noordenwind verfrist en zuivert de dampkring, en met zijn sterke en koude adem verdrijft hij allerlei schadelijke insekten, en breekt het dorre en dode hout af dat zo vruchteloos blijft.

In het rijk der genade gaat Gods kerk ook bidden om de werkingen van die noordenwind des Geestes. Die Geest werkt zo pijnlijk voor het vlees. Want waar die Geest gaat werken daar werkt ze ontdekkend, armmakend, ontledigend, afsnijdend en ontgrondend. Door de twistende en overtuigende werkingen van die Geest gaat de ziel leren niet wat zij bezit, maar hetgeen ze mist. Gedurig weer moest de bruid er achter gebracht worden, wie zij was in zichzelf en wie zij bleef in zichzelf.

Hoe meer de Bruidegom zegt: „Gij zijt schoon", hoe dieper zij ontdekt wordt aan zichzelf, aan eigen walgelijkheid. O, welk een pijnlijke lessen en welk een moeilijke weg, die wij vijandig tegenstaan. Die noordenwind gaat ons stellen voor de heilige wet Gods, die ons onze overtredingen bekendmaakt en ons des doods schuldig voor God gaat stellen. Die noordenwind des Geestes bindt de deugden Gods op de ziel en leert God kermen in Zijn vlekkeloze heiligheid en onkreukbare rechtvaardigheid, Die de zonde zo rechtvaardig met tijdelijke en eeuwige straffen moet straffen, 't Is de Geest der uitbranding en des doordeels, die een zondaar ook werkelijk een verloren zondaar voor God maakt, een zondaar die het voor God gaat uitroepen: „'k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog; Uw doen is rein. Uw vonnis gans rechtvaardig".

Door de adem van de Geest der ontdekking worden de bloesems weggedreven, zodat de vrucht zich zal kunnen openbaren. Het dode hout wordt zo pijnlijk in de ziel afgebroken en veel van die weelderige loten, waarmee we misschien zo graag pronkten, worden afgerukt. Alleen in het verlies van eigen gebeden, tranen, verbrokenheid en liefde, wordt het: „Niets uit ons, maar alles uit Hem". Die noordenwind drijft zoveel schadelijk gedierte van allerlei zonden uit de ziel. Zonden, die soms zo heimelijk aan de hand worden gehouden of in het diepst van het hart worden gekoesterd.

Maar het bleef bij de bruid echter niet alleen bij de bede: „Ontwaak, noordenwind". Wij horen de bruid ook verder smeken: „En kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien".

Altijd koele en scherpe noordenwind in het rijk der natuur zou zeker niet goed zijn. Daar groeit niets bij, maar daar gaat alles dood. Nee, alléén onze ellendekennis maakt niet zalig. Daar zal de ziel tenslotte onder doodkwijnen. De zuidenwind, met haar warme, koesterende en vruchtbaarmakende werking is zo nodig. De zuidenwind is hier het liefelijke beeld van de vertroostingen des Geestes voor het schuldverslagen hart en voor de verbrijzelde geest en voor de hongerende en dorstende ziel. Die zuidenwind brengt mee de liefde van Christus voor zulk een zwarte, verdoemelijke bruid.

O, dat wordt immers het vurige zielsverlangen, dat de Heere in het hart werkt door de koude noordenwind.

De ziel gaat onder de veroordelende werkingen van de prediking van het Woord van God en onder de overtuigingen van Zijn heilige Wet verlangend uitzien naar de vertroostingen des Geestes. En zo leert de Geest biddend, zuchtend en in verlangen uitziend: „en kom. Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof". Dat wordt het gebed van Gods kinderen. En wanneer dan die Geest van de zuidenwind komt, gaat Hij Zijn schatten uitdelen en Gods geheimen ontsluiten voor het ontledigde en armgemaakte hart. Daar verbreekt Hij de zegelen van het Woord Gods en gaat door Zijn ontsluitende werking van het heerlijke evangelie als een lieflijke Trooster, Christus voorstellen en bekend­ maken in Zijn Middelaarsgraveerselen. Daar ontsluit Hij in het dal van Achor de deur der hoop in Hem, Die gekomen is om alle treurigen te troosten en om de treurige Zions te beschikken, dat hun gegeven wordt sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid en het gewaad des lofs voor een benauwde geest.

Woerden

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1974

De Saambinder | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1974

De Saambinder | 8 Pagina's