Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PRAKTIJK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

48

Op een van onze huisbezoeken bij een oud echtpaar, die nu beiden al vele jaren geleden overleden zijn, en waar de huisvader ons vertelde van de leidingen Gods in zijn leven, waar wij met aandacht en instemming naar mochten luisteren, sprak hij over de in vele opzichten moeilijke en benauwende toestanden door hem ondervonden. De Heere heeft Zijn volk gezegd, dat zij hier op aarde verdrukkingen hebben te verwachten, en daar krijgt een ieder van dat volk wel wat van te ondervinden. Dat volk moet maar niet denken, dat het hier altijd naar hun zin zal gaan. Hoe beginnen zij aanvankelijk bij de eerste overtuigingen hiervan de beginselen te ervaren, als de rust wordt opgezegd, en men niet meer kan leven als voorheen. Al is ons leven uitwendig onbesproken. inwendig hebben we geen rust meer, en uit kracht van overtuigingen, dat wij zo voortlevende niet kunnen bestaan voor God, legt dit een druk op ons gemoed, en bij nadere ontdekkingen wie God is en wie wij zijn, wordt dat niet minder, maar vermeerdert die beklemming, en worden we alweer een ongelukkig schepsel in ons zelven. En al is het dat men bij ogenblikken een verruiming ondervindt, cloordat er een bemoedigend woord voorkomt, men blijft een ongeholpen mens, totdat het nood wordt in de ziel en men niet meer buiten God kan leven. O, wat wordt dat een onvergetelijk en dierbaar ogenblik als die droefheid naar God beleefd wordt; nimmer heeft men zulke bittere, maar ook zoete tranen geschreid als op dat moment; dat is niet onder woorden te brengen, en wordt alleen maar beleefd. Er staat in het Woord, dat de droefheid naar God een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt, en dat wordt waarheid in het binnenste, en als de Heere verder leidt, en gekend mag worden in Wien de zaligheid gelegen is, namelijk in die Enige Borg en Zaligmaker als de verdienende oorzaak, dan houden de verdrukkingen niet op, maar die worden in het verdere leven steeds meer ondervonden. Maar nu heeft de grote Meester Zijn volk moed ingesproken: heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. Als in die drukwegen het oog eens verlicht, en het geloof levendig mag zijn, ziende op Hem, dan belieft het de Heere die druk te verlichten, over de zwarigheden heen te zien, en te ondervinden wat men aan zip God heeft tijden van benauwdheid.

Over deze zaken met elkander sprekende, zei de vader van het gezin: wat is de weg die ten leven leidt toch nauw aan’s mensen zijde; de Apostel zegt zo: indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, door welke nauwten gaat het soms heen, wat voeren het ongeloof en de twijfels een hoog woord, wat wordt het gemoed daardoor neergedrukt; menigmaal moet je toch van jezelf zeggen: wat is toch een mens.

Ja man, hier spreek je over geen onbekende zaken.

Als het geloof levendig mag zijn, zie je wel eens over al je zwarigheden heen, maar als dat levendige wat geweken is, en je verdorven bestaan komt aan het woord, dan ben je in staat om alles te betwijfelen, zo dat je van jezelf moet zeggen: het zal wel een dubbel wonder zijn als ik er nog komen mag. Wat wordt het dan woncierlijk als de Heere belieft over te komen, en wil betonen, dat Hij nog dezelfde God is. Dan wordt het opnieuw een wonder, dat de Heere nog met zulken te doen wil hebben.

Ik kan U hierin goed verstaan; jullie zijn ambtsdragers; nu zal ik in ’t kort eens verhalen wat ik uit de mond van een ouderling eens hoorde. Er was in de gemeente een vrouw die veel van de Heere geleerd had, en van wien gezegd kon worden: dat is een Godvrezend inens. Op een Zondagmorgen naar de kerk gaande om een predikatie te lezen, ziet hij die vrouw naar de kerk komen; hij dacht: vrouw, had vanmorgen maar thuisgebleven, ik heb maar een preek voor onbekeerde mensen. Op het einde van de dienst was de man wonderlijk gesteld, hij gevoelde het één zijn met het leven van die vrouw in Hem, die voor beiden het leven gewordeOis. De vrouw verlaat de kerk, vertelt aan een paar vriendinnen hoe wonderlijk zij onder die preek gesteld was geworden; zij komt in haar woning, krijgt een beroerte, en dezelfde dag is zij ontslapen zonder meer bij kennis gekomen te zijn. Maar nu die ouderling. Toen hij de andere dag dit bericht hoorde, werd de man van binnen zo geweldig aangevallen, dat hij betreffende deze vrouw alles ging betwijfelen; daaronder kreeg hij het zo benauwd, hij wist niet waar hij het zoeken moest, maar in deze benauwdheid kwam de Heere over, en toonde hem, dat het aan ’s mensen zijde zo’n nauwe weg is om zalig te worden, maar van ’s Heeren wege een eeuwige ruimte, en dat Zijn volk zeker de zaligheid beërven zal; daar staat de Heere Zelf voor in. Ja vriend, wij wisten van die gebeurtenis, en wij moeten ervan zeggen: wat is toch een mens in zich zelve aangemerkt, niet anders dan een riet, dat van de wind heen en weder gedreven wordt, maar is het ook voor die man gebleken, dat de Heere de Getrouwe blijft, en dat niettegenstaande onze afmakingen. ’t Is weer laat geworden, dus nemen wij op de gebruikelijke wijze afscheid.

J. van Heteren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's

UIT DE PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's