Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staande gebleven in de kracht Gods (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staande gebleven in de kracht Gods (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 24 maart 1521 ontvangt Maarten Luther uit handen van Caspar Sturm, de keizerlijke ambtenaar, zijn dagvaarding. In die dagvaarding staat ook vermeld dat Luther een vrijgeleide heeft. De keizer zorgt dat de reis heen en terug zonder enig nadeel voor Luther verlopen zal en hij wordt binnen 21 dagen te Worms verwacht.

"Niet doen, Luther", raden vrienden hem aan. Een vrijgeleide zegt immers niets. Ook Hus had een vrijgeleide, maar de keizer liet hem gevangennemen en verbranden.

"Niet doen, Luther", zeggen ook de vijanden. Zij zijn bang dat door zijn verantwoording voor de keizer, de zaak van de hervorming te grote aandacht krijgen zal. Luther, die beruchte ketter, zal hierdoor beroemd worden en dat willen zijn vijanden juist niet hebben. Ook trachten de vijanden hem van de reis af te houden en zo te kunnen bereiken, dat Luther als een ongehoorzame onderdaan in een slecht blaadje bij de keizer komt te staan. "Niet doen", zeggen vriend en vijand. Maar wat zegt Luther?

Ach, hij staat voor een ontzettend iets. Niets anders dan de dood heeft hij te wachten. De paus, het hoofd van de kerk, heeft zijn lot reeds beslist en Karel de Vijfde is door en door rooms. Hij zou het liefst de ketter van de aarde hebben laten verdwijnen. Maar er was iets wat hem weerhield. De reden was dat de jonge keizer de Duitse vorsten te vriend wilde houden, want hij had hun steun in de oorlog nodig. En onder die vorsten waren er die bevriend waren met die ketter Luther. "Keizer, u moet niet ongehoord iemand veroordelen, " hadden zij gezegd. "Laat hem op de Rijksdag naar Worms komen en dan pas kunt u een goed oordeel over hem uitspreken."

En de jonge keizer - pas 21 jaar - had geluisterd, niettegenstaande zijn felroomse raadgevers gesproken hadden: "U behoeft hem niet te horen, want de paus heeft hem al verdoemd. U behoeft hem alleen in de Rijksban te doen, hem vogelvrij te verklaren en dan zal hij spoedig genoeg gevangen en gedood worden". Maarten Luther weet wat hem boven het hoofd hangt. En de inwoners van Wittenberg weten het ook en de hogeschool ook. Gelukkig behoeft Luther niet naar mensen te luisteren.

Eenvoudig antwoordt hij op de vraag of hij naar Worms gaat: "Als de keizer mij roept, beschouw ik dit als een roeping des Heeren. En Hij, Die de drie jongelingen bewaarde in de brandende oven, leeft en regeert nog. Welaan, ik waag het met die Man, de Heere Christus. Ik weet niet, waarop ik anders steunen zou".

Op 2 april verlaat Luther zijn stadje Wittenberg en een menigte mensen zwaait hem, zij het bedrukt uit. Zullen ze hun vrome leraar ooit weer zien?

De stadsregering heeft Luther een eenvoudige reiswagen bezorgd. Enkele vrienden, waaronder de advocaat Schurf, vergezellen hem. Voor de wagen loopt de ambtenaar Caspar Sturm en daarvoor de heraut van de keizer, dragende de keizerlijke vlag met het wapen van de adelaar.

Overal waar de wagen langs komt, staan er drommen mensen langs de weg.

Sommigen vereren Luther, sommigen verwensen de vijand van de paus. Gelukkig krijgt hij bemoedigingen. Een priester roept hem toe: "Sta pal voor de waarheid, die u verkondigd hebt en de Heere zal u beschermen". Onderweg preekt hij het Evangelie en in Weimar wordt een Franciscaner monnik tot de Heere onder zijn prediking bekeerd. Na enige tijd komt hij in zijn welbekende plaats Erfurt aan. Hier zal Luther in de Augustijnerkerk preken. Veel gaat er in hem om, als hij in deze kerk komt. Als monnik had hij zovaak deze kerk aangeveegd en allerlei werkzaamheden gedaan om de hemel te verdienen.

De tekst waarover Luther preekt is: "Vrede zij ulieden. En dit gezegd hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde".

Het is weer de ene Naam Die hij verkondigt. Het gaat niet over zichzelf en wat er van hem worden zal, nee, hij verkondigt de ene Naam die gegeven is onder de hemel door welke een mens moet zalig worden. Tijdens het preken ontstaat er plotseling een vreselijk gekraak op de gaanderij. De mensen worden bang, maar Luther zegt: "Vrees niet! Er is geen gevaar. De duivel wil mij verhinderen het Evangelie te verkondigen, maar het zal hem niet gelukken".

Van Erfurt gaat de reis naar Eisenach, de plaats waar hij als knaap op de Latijnse school zat, voor hij in Erfurt ging studeren. Hier wordt hij niet goed, maar de schout zorgt voor een verkwikkende drank en na een goede nachtrust, wordt de reis, zij het nog ziek, voortgezet.

"Luther, in Worms zal men u gevangen nemen", spreekt iemand onderweg hem aan.

"Al was de weg van Worms tot Wittenberg een vuur, zo zou ik er in 's Heeren Naam doorheen wandelen", antwoordt de moedige man.

Eens spreekt een dienaar van de keizer hem aan. "U wilt het pausdom hervormen? " vraagt de man.

"Ja, in Gods kracht", antwoordt Luther. Waarop de vriend van de keizer antwoordt: "Uw Meester is groter dan de mijne en Hij zal u helpen".

In Frankfort schrijft Luther een brief aan zijn vriend Spalatijn, die zich reeds met de keurvorst Frederik in Worms bevindt. "Ik ben vanaf Eisenach door de satan ziek gemaakt, maar ik zal binnen Worms komen ten spijt van alle poorten der hel".

Als Luther in de buurt van Worms komt, ontvangt hij een brief van Spalatijn terug. Ach, Luthers vriend is zo bevreesd. Op de straat te Worms hoort hij vijanden zeggen: "De keizer moet zich van het vrijgeleide niets aantrekken en de ketter doden". Dit noodzaakte Spala­ tijn om te schrijven: "Luther, kom niet binnen Worms".

Maar wat is het antwoord van de moedige man Gods?

"Al waren er ook te Worms zoveel duivels als pannen op de daken, zo zou ik toch komen!"

Vijfentwintig jaren later zal Luther op zijn sterfbed liggen en terugdenken aan deze woorden en dan zal hij zeggen: "Ik was toen onverschrokken, ik vreesde niets. God kan een mens heilig dol maken".

Men zegt wel dat Luther in deze tijd zijn bekende lied: "Een vaste burcht is onze God", gemaakt heeft.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Staande gebleven in de kracht Gods (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's