Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT MESECH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT MESECH

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn geliefde vriend in de landstreek der Jordaan.

Geliefde Vriend!

Uw briefje was mij tot een versterking in het land vdn mijn vreemdelingschap. De apostel zegt in Hebreen 11 van de gelovigen van het Oude Testament, dat zij allen hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. En dat blijkt ook wel weer uit wat door u van David werd geschreven uit de 42e Psalm.

Ook het gemis van de dadelijke gemeenschap des Heeren, waaruit David in die Psalm spreekt, geeft er een bewijs van, dat het hier het land der rust niet is. Hier is de kerk nog uitwonende van de Heere en inwonende in het lichaam der zonde en des doods. Als we hier ook altijd in die gemeenschap des Heeren zouden verkeren, zouden we niet meer weten, dat we ojp de aarde waren. Maar nu was er bij David niet alleen een brandend verlangen naar het schaduwachtige aardse heiligdom, maar ook naar het heiligdom des hemels. En zeker, hoe meer nu Gods kinderen hier op aarde reeds hun wandel in de hemel mogen hebben, hoe meer hun ziel ook uit zal gaan naar het gedurig verkeren in de gemeenschap Gods. Ik dacht echter zo onder het lezen van uw briefje: hoe doet God het Zijn kinderen hier toch ondervinden, dat Hij in de hemel is en dat zij op de aarde zijn. Onze catechismus zegt zo treffend, dat aan de aanspraak „Onze Vader"' in het allervolmaaktste gebed wordt toegedaan: , , Die in de hemelen zijt", opdat wij van de hemelse majesteit Gods niet aards zouden denken. Als men sommige mensen zo hoort oyer hun, ontmoetingen van. de Heere, die ze haast wel dagelijks hebben, dan vraagt men zich af-öf, i? ; jilk€ mensen ook nog enige indruk hebben van de hoogheid sn majesteit Gods. Ik denk wel van niet. Och vriend, er zijn in Mesech nog wel mensen, van wie ik geloof, dat ze geen vreemdelingen van de genade zijn, maar toch ben ik dikwijls benauwd om er mee om te gaan; Als je bij zulke mensen komt, zou je altijd wel je 2; akken vol moeten hebben. Zelf hebben zij altijd weer een nieuwe ondervinding en zalige zielsgesteldhéid mede te delen. Maar ik heb er toch wel eens op gelet, dat je zo weinig verootmoediging bij die mensen bespeurt. Het is voor die mensen heel gewoon als ze wat krijgen, en ongewoon als ze niets krijgen. Maar als het nu eens over de Godskennis gaat, dan geloof ik dat daar niet zo veel van bij zulke mensen aanwezig is. En dan moet ik ook weer dadelijk zeggen, dat ik mezelf er ook wel gedurig over zou moeten ' beklagen, dat ik zo weinig waarachtige, zaligmakende Godskennis bij me vinden kan. Toch geloof ik, dat naar de mate er enige rechte kennis is van de hoogheid en de majesteit van het Goddelijke Wezen, zulks ook in de vrucht zich openbaren zal. Er komt dan allereerst een scherpere onderscheiding tussen wat van God is en wat slechts opwelling is van het gemoed. Men komt dan tot de ontdekking, dat er zo veel Godsontmoetingen niet in het leven zijn. Men wordt dan in de stand van zijn leven gewaar, dat er zulk een verre scheiding ligt van de dadelijke gemeenschap Gods, zodat men, om het zo eens te noemen, meer kans er voor ziet om met één sprong over de Atlantische Oceaan naar Amerika te springen, dan om er één stap toe te kunnen doen om bij God te kunnen kom.en. En dat geeft toch iets te beoefenen van een «itgeledigd, arm leven. Zo moest Davids ziel ook naar God, schreeuwen als een hert naar de waterstromen. Met al de weldaden, die hij gekregen had, kon hij niet bij de bron komen. Maar weet ge wat er voor zulk een ziel overschiet? Wel, dat het een eeuwig wonder is als God naar zulk één nog eens om wil zien. En o, als God er nog eens een blijk van geeft, dat Hij nog aan hem gedenkt, dat vernedert zijn ziel zo, dat het wonder eigenlijk nog nooit zo groot geweest is. Geliefde vriend, ik geloof, dat we van dat arme leven, dat ook de praktijk van de oude godzaligen was, veel kwijt zijn. Daarom gevoel ik me ook, dat alles bij elkaar genomen, steeds meer eten vreemdeling in Mesech.

Maar ik zou haast vergeten om me bij mijn onderwerp te houden, en de schijn geven, alsof ik uw laatste schrijven nog zou willen verbeteren en aanvullen. Duid me mijn uitstapje niet ten kwade. Wat we deze keer hebben te schrijven aan de hand van de 119e Psalm, ligt ook in dezelfde lijn als waarin ik nu reeds geschreven heb. David zegt zo in vers 15 en 16: Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten. Ik zal mijzelf vermaken in Uw inzettingen; Uw Woord zal ik, niet vergeten.

Zie hier weer een uitroeip uit het vreemdelingsland. De apostel spreekt in Col. 3 over een bedenken van de dingen, die boven zijn, en niet die op de aarde zijn. Zij, wier wandel in de hemel is, hebben daar dus hun burgerschap en hebben zich dus naar de wetten van die hemelstad te gedragen. Over vier-dingen spreekt David daaromtrent. Ie. Een' overdenken van de bevelen des Heeren; : 2é. een letten op de paden des Heeren, namelijk de paden van Zijn gebodert; 3e. een vermaken in de inzettingeu van Jehova; 4e. , een niet vergeten van de geboden Gods.

1. De bevelen des Heeren werden dus door hba overdach^. De dieren, die alleen maar aten en niet herkauwden, waren Oud-Testamèntiscl naar de', , wet onrein. Tot de beoefening van praktijk der godzaligheid behoort ook het bemediteren van het Woord Gods. Juist in df heilige overdenkingen van de bevelen da Heeren ontsluiten zich steeds meer voor ons de gangen Gods met Zijn.volk in het heiligdom en vindt onze ziel stof om daarin Gods aanbiddelijke wijsheid te bewonderen. Zo openen zich in het V"oord Gods voor ons onpeilba; re diepten en vinden we daarin steeds weer nieuwe verborgenheden. Het zal ook in ons 'spreken blijken, of er vele meditaties bij ons zijn. De dichter van Psalm 49 zegt z»: Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn. Ooi; spreekt hij in Psalm 92 van een voorbedacht ' lied op de harp. Och vriend, wat is er weinig van zulk een heilige overdenking bij ons te vinden. Nog geen minuut kunnen we onze gedachten met hemelse dingen bezig houden, als God het niet geeft. Het is geen wonder, dat we ZO' dikwijls met hetzelfde voor de dag moeten komen.

2. David spreekt over een letten op de padei des Heeren. In de wegen, waarin God Zijl volk leidt, strijdende tegen vlees en bloed, doet Hij hen zien wat Zijn goede, volmaakte en welbehagelijke wil is. Het vlees moet gekruisigd worden met al zijn begeerlijkheden, waarom God ons ook zo menigmaal tegenkomt in wegen, waarin wij naar de begeerlijkheid van ons vlees willen wandelen. Daarop had David leren letten in Zijn leven en daaruit had hij mogen leren wat de wegen zijn, waarin hij Gode welbehagelijk koii wandelen. Och vriend, al heb ik zo menigmaal al kunnen opmeiken in welke wegen God mij tegenkomt, ik moet ook in deze ondervinden, dat het vlees zich de wet Gods nooit onderwerpt en dat ik altijd .weer mijn eigen gekozen wegen wil bewandelen.

3. David spreekt over een zich vermaken in de inzettingen van Jehova. Dit geeft te. kennsn, hoe tegenstrijdig de wegen des Heeren ook waren met zijn verdorven, vleselijke natuur, dat hij een heilige verlustiging had gevonden, ja als het ware van .blijdschap opsprong in die wegen, waarin hij er onder moest, opdat God Zich daarin op het allerluistemjkst zou verheerlijken. O vriend, hier komt bij ons de. vijandschap zo voor den dag tegen zulke handelingen Gods met ons, waarin Hij betoont Zichzelf te verblijden in Zijn eer, die het meest uitstraalt waar Hij al onze. vleselijke overleggingen te niet doet. Maar in de praktijk der godzaligheid leerde David zich daarin ook verblijden. Hiervan zong Lodenstein:

Wij zijn niet dan voor de Heer', En ons heil is in Zijn eer. En Zijn eer in al Zijn werken. , Als. Hij ons dan zinken doet, - Kunnen.'wij'Zijn lof maar sterken: -'• , r Wat Hij-'doet is even goed!

Ten laatste: David zegt, dat hij Zijn Woord niet zou vergeten. Wat in zulk een weg van Gods inzettingen geleerd wordt, al is het dat daarin de m-sns er iedere keer tussen uit gezet wordt, zal, inplaats van de ziel er van afkerig te maken, haar steeds nauwer er aan verbinden. Zo doen de zwaarste beproevingen in de kruisiging van het vlees haar nog vasthouden aan haar oprechtheid en alzo het onvergankelijke van het werk Gods te helderder uitblinken. Nu vriend, het is een lange brief geworden. Schrijven er over, dat gaat nog wel, maar nu beoefenen! Ontvang de hartelijke groeten van

iito gedenkende vriend in Mesech

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's

UIT MESECH

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1954

De Wachter Sions | 4 Pagina's