Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. Jan Jacob Brahé (1726-1776) Korte schets van zijn leven en werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. Jan Jacob Brahé (1726-1776) Korte schets van zijn leven en werk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

©HDEOEB^D

(3)

We zullen nu trachten kennis te nemen van de inhoud der stellingen. Brahé begint met te wijzen op de inhoud van het. Evangelie. Daarin vindt een schuldig Adamskind zijn verantwoording voor de vierschaar Gods. Dat is de gerechtigheid van Christus, welke door het geloof omhelsd en aangenomen wordt. Als tekst zet Brahé hierbij: "de rechtvaardige zal door het geloof leven". Rom. l: 17.

Rechtvaardiging moet opgevat worden als een rechtshandeling, waarbij een schuldige van straf vrijgesproken wordt en de vrijheid krijgt. Rechtvaardigen staat tegenover verdoemen. Paulus maakt dat duidelijk in Rom. 8 : 33 en 34 als hij zegt: "Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorene Gods. God is het Die rechtvaardig maakt. Wie is het die verdoemt? "

De rechtvaardigmaking is onderscheiden van de heiligmaking. Het gaat in dit stuk om schuldige personen. De rechter, aan wie de rechtshandeling in Gods Woord toegekend wordt, is God Zelf. In het bijzonder wordt dit huishoudelijk aan God de Vader toegeschreven. Hij bekleedt hierin de rechterlijke waardigheid. Ook de andere Goddelijke Personen hebben hun aandeel. De Zoon is de Verwerver der gerechtigheid, in Wien de zondaar rechtvaardigheid Gods wordt en Die door Zijn kennis velen rechtvaardig maakt. (Jes. 53). De Heilige Geest verkondigt, bedient en verzegelt de weldaad aan en in het hart der uitverkorenen.

Zo moet de rechtvaardigmaking als dadelijk en als lijdelijk worden opgevat. Deze onderscheiding dienen we ook heden goed vast te houden. We laten daarom volgen, dat de dadelijke rechtvaardigmaking plaats heeft in de wedergeboorte, waarbij het geloof als een levende planting des Geestes in de ziel wordt gewrocht, en waarin van de zijde Gods de uitverkorene gerechtvaardigd wordt en in een staat der verzoening met God gesteld. De lijdelijke rechtvaardigmaking is in het hart, wanneer de Heilige Geest een zondaar daarvan verzekert., . _

Hier zullen al Gods kinderen naar staan. Daar zien ze naar uit. Welzalig, die bet mag gebeuren. (Ps. 32 : 1 ber.). '

Het. geloof is onmisbaar. Het is de hand, waarin Christus en Zijn gerechtigheid ontvangen en aangenomen wordt. Dat is dus niet een verdienende-, maar een ontvangende hand. Het geloof is hierbij eerst lijdelijk, om na het ontvangen van_ Christus werkzaam te worden in het aannemen van Hem. Op de geloofswerkzaamheden komthet dan aan. Brahé wijst daar ook op en stelt het gelijk Zondag 23 in vr. én antw. 59 en 60 ons leren. Evenals de reformatoren spreekt Brahé van de rechtvaardigmaking in de hof des hemels en in het hart. Dat wil zeggen, dat in de hemel God Zijn gericht houdt en het oordeel doet gaan, waarbij Hij de zondaar in Christus als Borg aanziet.

In het hart spant God het gericht, waarbij Hij op de door Hem bepaalde tijd en wijze het vonnis van vrijspraak uitspreekt over de zondaar. Zo komt het tot een vlak veld en is de consciëntie vrijgemaakt van vrees, verbaasdheid en verschrikking om tot God te gaan, zonder te doen gelijk onze eerste vader Adam, welke al bevende zich met vijgebladeren wilde bedekken, (art. 23 NGB). '

Over de personen, die gerechtvaardigd worden, schrijft Brahé, dat het alleen de uitverkorenen in Christus zijn, die van nature als alle anderen even verdoemelijk in zichzelf zijn. Van nature zijn ze kinderen des tooms, gelijk alle anderen, doch van voor de grondlegging der wereld zijn ze in Christus begrepen. Hun namen zijn geschreven in het Boek des levens, waarbij ook tot die gelukkige gemeente kleine kinderen behoren.

Heel duidelijk leert Brahé dat de Kerk van eeuwigheid gerechtvaardigd wordt en dat er niets in de mens is, dat God behaagt. Zo is er geen onderscheid, dan alleen door de verkiezende liefde Gods. Niet uit de werken dus, opdat niemand roeme, doch om het eeuwig welbehagen. Daar wordt bijzonder breed op ingegaan. Onze werken verdienen niet. Wij allen zijn als een onreine en onze'gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. De grote Rechter moet daarom om genade gesmeekt worden. Hier wordt het werk van Christus verheerlijkt. Wiens gerechtigheid redt van de dood.

De Borg heeft betaald en tèn volle. Tot voldoening valt niets meer te eisen. Dat is tot rijke troost voor een treurige ziel. Daarom zegt ook de catechismus: evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik zelf al de ge­ hoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft. Brahé schrijft niet alleen over het plaatsbekledende-, maar ook over het toepassende werk van Christus.

De eerste Bron van de toerekening is de Goddelijke liefde en genade, maar de grondslag is te vinden in de betrekking van de Heere Christus op de Zijnen. In stelling 23 brengt Brahé uitvoerig naar voren, dat de gerechtigheid van Christus op gelijke wijze tot rechtvaardigheid toegekend wordt als de schuld van Adam tot verdoemenis. Én hoe de zondaar dit leert, tekent hij in de bevindelijke gangen van overtuiging door de Heilige Geest. Het onderscheid tussen zaligmakende overtuiging en de wroeging van een natuurlijke consciëntie is te kennen aan de vruchten. Volgens Brahé werkt de zaligmakende overtuiging een rechte begeerte, honger en dorst en verlangen naar Christus. De laatste stellingen handelen over het geloof. Het oprechte geloof ziet hij ook als een instrument, dat de weldaden aanneemt en niet als een stuk verdienstelijkheid. Het geloof is noodzakelijk, want de waarheid Gods, die door het ongeloof verloochend wordt, moet wederom door het geloof "hulde geschieden", (steil. 46).

Tenslotte wijst Brahé op het steeds gerechtvaardigd worden. Aan de zijde Gods is in de hemel de rechtvaardigmaking eens en volmaakt, volstrekt en onherroepelijk, gaande over alle zonden tegelijk, zodat er geen schuld noch verdoemenis meer overblijft, nocb ook zullen de gerechtvaardigden ooit het recht ten leven uitvallen, maar zullen op hun tijd de voile bezitting daarvan ontwijfelbaar deelachtig worden. (Steil. 47).

De rechtvaardigmaking, zoals zij van onze zijde door het geloof geschiedt in de vierschaar, is wel degelijk aan trappen van meerder en minder onde«worpen. Zij geschiedt niet slechts eenmaal, maar bij gedunge herhalingen. Leest dit'in art 48 waar hij stelt: zo dikwijls de gelovigen de beloften des Evangelies met een waar geloof aannemen, want aangezien de gelovigen op aarde altoos onvolmaakt zijn en in velerlei zonden vallen, waardoor zij gedurig aan velerlei beschuldigingen in hun consciëntie bloot staan en God meermalen voor een wijle Zijn Aangezicht verbergt, moeten zij de hernieuwde uitspraak der vergeving hunner zonden in hun consciëntie ontvangen en daarom gelovig bidden: Vergeef ons onze schulden. Hier bedoelt Brahé zoals ook Brakel daarvan spreekt en andere rechtzinnige theologen-: de dagelijkse rechtvaardigmaking. Dat betekent de gelovige gebruikmaking van Christus en wel te onderscheiden is van dB eigenlijke rechtvaardig- > making. Zij is er de vrucht van en doet haten en vlieden de zonde. Zo wordt door hem de heiligmaking voorgestaan en toont aan, dat de leer van de rechtvaardigmaking geen zweem van Antinomianerij of wetsbestrijding in zich bevat. Integendeel, zegt hij, zulke dwalingen worden ermee verbannen. (Stelling 49).

Zo besluit hij deze leerstellingen als zuivere, Jieilige en troostvolle gronden van het zalig Evangelie, omtrent welke een betamelijke vrijheid behoort gelaten te worden, als waarin rechtzinnigen, behoudens de gronden zelf, van elkander kunnen verschillen, vóór zoveel zij met menselijke woorden, en volgens een rrienselijke leiding worden voorgesteld. (St.- 51). Hoe zien we hier Brahé als een man des vredes met een zakelijke en nuchtere instelling.

Het is verleidelijk om de hoofdsom geheel op te nemen, doch de belangstellende neme en leze zelf.

Moge de belangstelling gewekt zijn voor degenen, die als sterren aan de kerkhemel geschitterd hebben. De gedachtenis des rechtvaardigen zij alzo tot zegening.

O.

Ds. A. Snoep.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983

De Saambinder | 8 Pagina's

Ds. Jan Jacob Brahé (1726-1776) Korte schets van zijn leven en werk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983

De Saambinder | 8 Pagina's