Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

III. DE VLEESWORDING VAN CHRISTUS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

III. DE VLEESWORDING VAN CHRISTUS.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Zondag 14.

De vraag wordt hier nu verder gesteld: „Wat nuttigheid bekomt gij door de heilige-ontvangenis en geboorte van Christus.? " Weer worden we in onze Catechismus zomaar niet alleen leerstellig bij dit geloofsstuk bepaald. En zo wordt hier ook maar niet een oppervlakkig belijder aan het woord gelaten. Neen, hier is weer het zaligmakend geloof aan het woord. Op de vraag die hier gesteld wordt, behoeft de ware christen niet lang over het antvfoord te denken. Als er gesproken wordt over de heilige ontvangenis en geboorte van Christus en als er gevraagd wordt welke nuttigheid men daardoor bekomt, dan is het alsof we die christen met de .bruid uit het Hooglied horen uitroepen: „Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk Eén is mijn Liefste, ja zulk Eén is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem."

„Dat Hij onze Middelaar is", zo horen we hier de ware christen zeggen. Daar is geen twijfel meer aan. Niemand anders kan de Middelaar zijn dan Hij, Die te Bethlehem geboren is. Door deze Midde-, laar kunnen we alleen verlost ' worden uit onze ellendige staat en deelgenoten worden gemaakt van zulk een onuitsprekelijke zaligheid. Hoe blijkt het toch uit het antwoord dat we hier vinden, dat al wat leerstellig van de menswording van Christus is gezegd, onderwerpelijk betekenis voor de christen gekregen heeft. En als dan ook gevraagd wordt welke nuttigheid hij bekomt door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus, dan wordt er van binnen iets aangeroerd en dan roept hij ineens uit: „Dat Hij onze Middelaar is !" Zulk een Middelaar heeft hij nodig gekregen. De eerste zondagsafdelingen van onze Catechismus hebben het ons doen zien, hoe Gods Geest het in de overtuiging en ontdekking van de zondaar op zulk een Middelaar heeft aangestuurd. Alleen zulk een Middelaar kan maar verlossen. Die waarachtig God en waarachtig, rechtvaardig mens is. Er is geen weg tot verlossing buiten deze Middelaar voor die schuldige zondaar overgeschoten. En als nu in deze zondag ons is geleerd, hoe de Zoon van God de menselijke natuur uit Maria aangenomen heeft en dat door de werking des Heiligen Geestes, dan is het toch een uitgemaakte zaak dat deze Persoon de enige en de ware Middelaar Gods en der mensen is.

Zulk een Middelaar kan met Zijn onschuld en volkomen heiligheid onze zonden, waarin wij ontvangen en geboren zijn, voor Gods aangezicht bedekken. Ziet ge niet hoe de Catechismus ons nu in het bijzonder wijst op de grote betekenis van Christus' heilige ontvangenis en geboorte ? Dat is dat zakelijke onderwijs dat we hier weer vinden in onze Catechismus. De Catechismus doet ons weten in welk een staat we ter wereld gekomen zijn. Psalm 51 zegt daarvan: „Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen." We gaan niet verloren om onze dadelijke zonden, maar we liggen reeds verloren krachtens onze diepe val en bondsbreuk in Adam. Dat is het wat God Zijn volk doet weten. Hier helpen geen zelfverbeteringen meer. Onze staat is voor God verdoemelijk. We zijn gans en al verdorven. Zomin een moorman zijn huid veranderen kan en een luipaard zijn vlekken, zullen vnj goed kunnen doen, die geleerd hebben kwaad te doen. Lange tijd kan een mens in het smartgevoel over de door hem bedreven zonden zijn goede voornemens zoeken te volbrengen in een ander leven dan voorheen. Hij is beschaamd en schaamrood, als hij de smaadheid zijner jeugd moet dragen. Met Eftaïm kan hij dus getuigen: -Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, htb ik berouw gehad." Maar we lezen van Efraïm nog meer.

Efraïm kan ook zeggen: „en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt." Deze ontdekking gaat verder. Hier is sprake, niet alleen van een ontdekking van dadelijke schuld, maar ook van erfschuld, van een kennis van wat men door zijn diepe val geworden is. Dat doet op de heup kloppen in een wanhopen aan zichzelf en aan alle eigen werk. Hoe zal er nog goede vrucht kunnen voortkomen van een kwade boom ? „Wie zal een reine geven uit de onreine ? Niet één." Dat is een voor ons zeer bekende tekst uit Job 14. Die tekst zegt ons dus, dat er geen reine uit de onreine voort kan komen. En toch er is een Reine uit de onreine voortgekomen. Als dat niet waar geweest was, zou er geen verlossing zijn geweest. Christus kwam als een Reine uit de onreine voort. Maria was immers geen heilige maagd. Ze heeft ook in Christus als haar Zaligmaker geroemd. Als de dagen van haar reiniging vervuld waren naar de wet van Mozes, heeft ze Hem te Jeruzalem gebracht, opdat ze Hem de Heere voorstelde. Dat zou niet nodig geweest zijn, als Maria een heilige maagd geweest was. Dan zou er geen sprake kunnen zijn geweest van de dagen harer reiniging. Maar nu moest ze Hem de Heere voor­ stellen. En dan staat er zo opmerkelijk: „Gelijk geschreven is in de wet des Heeren: Al wat mannelijk is, dat de moeder opent, zal de Heere heilig genaamd worden." Er waréa sinds Adams val al wat baarmoeders geopend geworden. Maar nimmer was er een heilig kind uit de baarmoeder voortgekomen. En dat zal ook nooit geschieden tot het eind der dagen toe. We hebben allen in Adam gezondigd en derven allen de heerlijkheid Gods.

Maar in Bethlehem is er een baarmoeder geopend, waaruit een heilig Kind is voortgekomen. En dat nu niet doordat Maria zonder zonde was, maar omdat zij is overschaduwd geworden van de Heilige Geest. Welk een verborgenheid toch ! Het moest Maria door de engel gezegd worden, hoe het mogelijk was dat ze die reine, heilige Middelaar zou voortbrengen.. Vol verwondering heeft ze gevraagd: „Hoe zal dat wezen, dewijl ik gene man beken ? " En daarop is dat veelomvattende antwoord van de engel gevolgd: „De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden." Ook voor Jozef was dit zulk een grote verborgenheid. Hij was van voornemen om Maria heimelijk te verlaten.

De weg der zaligheid, ontsloten in die heilige ontvangenis van de Middelaar, is voor de ziel nog zo'n grote verborgenheid. Gods Geest echter wil haar die verborgenheid

ontdekken. Maar dat geschiedt niet buiten de kennis van onze val en bondsbreuk om. En zo geschiedt dit dus niet buiten de kennis van onze totale verdorvenheid. Voor een zwarte zondaar krijgt een blanke Jezus waarde.

In dit antwoord zien we Christus in Zijn schoonheid en de zondaar in zijn zwartheid ook duidelijk tegenover elkander gesteld. Het antwoord spreekt over Christus' onschuld en volkomen heiligheid en over onze zonde, waarin wij ontvangen en geboren zijn. Dit antwoord spreekt dus in het bijzonder over de erfschuld. Er wordt immers gevraagd naar de nuttigheid van Christus' heilige ontvangenis en geboorte. Een zondaar die aan zijn onheilige ontvangenis ontdekt wordt, krijgt zulk een Middelaar nodig. Die heilig ontvangen en geboren is. Weinig wordt er over het algemeen gesproken over de betekenis van de heilige ontvangenis en geboorte van Christus.

Dit moet een oorzaak hebben. Men hoort over het algemeen maar niet spreken over een kennis van zijn gevallen staat. Men is blijkbaar niet aan de bron der verdorvenheid ontdekt. Vandaar hoort men wel over Jezus' borgwerk spreken en over de dierbaarheid daarvan tot wegneming van al de dadelijke zonden, maar de heilige ontvangenis des Middelaars schijnt nooit betekenis te hebben gekregen. Men hoort wel spreken van een Middelaar Die rood is, maar niet van een Middelaar Die blank is. En Zijn blankheid wordt door de bruid in het Hooglied het eerste genoemd, als ze de schoonheid van de Bruidegom beschrijft. Maar die bruid wist ook van zichzelf, dat zij zwart was. Zal waarlijk Christus in Zijn schoonheid gekend worden, dan moeten we bij onze diepe val gebracht zijn. En inensen die in het Paradijs zijn terechtgekomen, ontmoet men nog niet zoveel. Maar wat moeten we met Christus, doen, als we Adam niet hebben leren kennen ? Buiten de kennis van de eerste Adam om komen we tot de kennis van de tweede Adam niet. Laten we daaraan toch vasthouden ! Een mens wordt geen hulpeloos schepsel, als hij zijn totale verdorvenheid uit kracht van zijn diepe val en bondsbreuk niet leert kennen. En als hij geen hulpeloos schepsel wordt, wat moet hij dan met Jezus doen ? Jezus is geen halve- en geen helpende Zaligmaker. Onze Catechismus stelt ons Hem voor als een volkomen Zaligmaker. We zien Hem hier in dit antwoord

als de tweede Adam zeer duidelijk tegenover de eerste Adam gesteld. In Hem is er een fontein geopend voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem tegen de zonde en tegen de onreinheid. Aan de erfschuld is de erfsmet verbonden. Het gedichtsel van het hart des mensen is te allen dage alleenlijk boos. Er is in dat hart een steeds opwellende fontein van ongerechtigheid te vinden. O die vuile bron van ongerechtigheid ! De ontdekking daaraan doet al onze goede voornemens en aangename gestalten wel wegvallen. Zou men dan nog met eigenschappen en kenmerken van het nieuwe leven bekeerd kunnen zijn, daar men die bij zichzelf niet vinden kan ? Als men de kracht der zonde leert kennen, zal men niet met wat wettisch werk bekeerd kunnen zijn en dat voor vreze des Heeren kunnen houden. Velen zijn met een belijdenis van de zuivere leer der waarheid bekeerd buiten Christus in een weg der eigengerechtigheid. Nooit is er plaats voor die Persoon bij hen gekomen.

Maar we hebben u aan de hand van deze zondagsafdeling Christus en Zijn gerechtigheid weer te prediken als het enige fundament van de zaligheid. En dan hebben we de mens er ook schoon buiten te preken. Christus alles dus en de mens niets! Zullen we rein en heilig voor God gesteld worden, dan zal het alleen door de bedekking met de gerechtigheid van die gezegende Middelaar zijn. Dat zegt ons dit antwoord. Hier is een zondaar aan het woord, die buiten een Middelaar niet voor God bestaan kan. Hij moet in die Middelaar aanschouwd worden en in Hem begrepen zijn. Buiten die Middelaar valt alles weg. Voor Hem wordt het oog geopend in zijn totaal verloren toestand.

Dan zal hij weten hoe hij uit de baarmoeder is voortgekomen, gans verdorven, gans onrein. Zo ziet hij zich liggen op het vlakke des velds, vertreden in zijn bloed. Maar welk een wonder toch, als het voor zulk een mens eens Kerstfeest worden mag en als het hem eens toegeroepen wordt, evenals tot de herders : „Ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids." Maar dan zal men ook het Kindeke mogen vinden, in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Daar ligt het Heilige Dat uit Maria is geboren. Dit Kind bedekt met Zijn onschuld en volkomen heiligheid al onze zonden voor het aangezicht Zijns Vaders.

Deze Middelaar hebben we dan ook nodig tot wegneming van de schuld en van de smet, dus tot rechtvaardigmaking en heiligmaking. Zo krijgt de ziel Hem nodig, die gezien heeft dat de zaHgheid alleen in Hem te vinden is. Opdat een goddeloze gerechtvaardigd zal worden, alleen op grond van de gerechtigheid des Middelaars, zal God de ziel alle grond en leven schoon ontnemen uit alle bevindingen en uit de vrucht van het heil dat zich in Christus heeft ontdekt. Het moet de Persoon Zelf worden. Er moet niet anders dan Zijn gerechtigheid overblijven. Zijn onschuld en volkomen heiligheid moet de zonde waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekken. Zo treedt Hij daarmee tussenbeide voor de zondaar die met erf- en dadelijke schuld beladen, gans verdorven en onverbeterlijk zich voor Gods gericht gesteld ziet. Hij is onze Middelaar, door Wie we weer met God verzoend en in Zijn gemeenschap hersteld worden. In Hem aanschouwt de Vader de zondaar als geheel rein en heilig, alsof hij nooit gezondigd had. Zo wordt Christus' gerechtigheid onze gerechtigheid voor God en heeft de Vader niets meer van ons te eisen.

Maar in het bijzonder in de weg der heiligmaking krijgt de heilige ontvangenis van de Middelaar zulk een waarde voor de ziel. Hoe moet men dan met de wetenschap van de verzoening van de schuld, gedurig zuchten onder die overgebleven smet. Het ganse leven heeft men er voor nodig om het aan de weet te komen hoe verdorven men in de wereld is gekomen door die onheilige ontvangenis. Bij David moest zijn diepe val in de zonde van overspel met Bathséba er nog toe dienen, om hem te doen zien hoe hij uit de baarmoeder voortgekomen was, zoals de 51ste Psalm daarvan getuigt. We behoeven echter zo'n val niet te maken om die aangeboren .onreinheid en inklevende smet te leren kennen. De Heere mocht ons voor zulk een vallen in de zonde maar willen bewaren. Al blijven we er echter voor bewaard, de smet der zonde blijft ons aankleven en we struikelen alzo dagelijks in vele. Maar daarom heeft de kerk gedurig weer de'tussenkomst van die Middelaar zo nodig, opdat Hij met Zijn onschuld en volkomen heiligheid alle zonden voor Gods aangezicht zal bedekken en men in en door Hem weer een liefderijk God en Vader zal mogen ontmoeten. Die met de ziel in de aanschouwing van die gezalfde Koning doet ervaren wat de dichter zingt in Psalm 103, het 7e vers :

Geen vader sloeg met groter mededogen Op teder kroost ooit Zijn ontfermend' , ogen, Dan Israels Heer' op ieder, die Hem vreest; Hij weet, wat van Zijn maaksel zij té wachten, Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten En dat wij stof, van jongsaf zijn geweest.

Toepassing volgt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's

III. DE VLEESWORDING VAN CHRISTUS.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's