Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beheersing organisatie van de soeiale zekerheid, volumebeleid en knelpunten op de arbeidsmarkt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beheersing organisatie van de soeiale zekerheid, volumebeleid en knelpunten op de arbeidsmarkt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

OPENBARE COMMISSIEVERGADERING

COMPLEXE MATERIE

Het is een complexe materie die wij vandaag krijgen te behandelen. En het wordt nog ingewikkelder als men daarbij de beperkte spreektijd verdisconteert. Het gaat om drie brieven die onderling een zekere samenhang vertonen. Hoewel niet te scheiden maar eerder te onderscheiden verdienen zij toch aparte aandacht. Daarom wil ik beginnen met de rapportage over de organisatie van de beheersing van de sociale zekerheid. Twee rapporten staan ons hierbij ten dienste, en wel het interimrapport „Organisatie van de beheersing van de sociale zekerheid" van de commissie-Lamers, aangevuld met externe deskundigen, alsmede het „Vervolgonderzoek uitvoering van de sociale verzekering op langere termijn" van de organisatiebureaus Berenschot, Bosboom en Hegener; Berenbos. Beide rapporten vertonen een aantal overeenkomsten, maar de verschillen in conclusies en concrete vormgeving zijn bepaald niet onaanzienlijk.

Ik moet zeggen dat Berenbos ons meer aanspreekt dan het rapport van de commissie-Lamers. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met het feit dat door de SER randvoorwaarden zijn opgelegd die de volledige instemming van mijn fractie kunnen wegdragen. Ik denk dan aan de voorwaarden dat mogelijke wijzigingen in het huidige stelsel van de sociale zekerheid buiten beschouwing dienen te blijven en dat de verscheidenheid in het bedrijfsleven ook terug te vinden moet zijn in de organisatie van de uitvoering, met andere woorden dat het bedrijfskarakter van de uitvoering van een deel van de sociale verzekering in essentie gehandhaafd dient te blijven. Mijn fractie heeft geen behoefte aan een technocratische opschoning, zoals wordt voorgesteld door de ambtelijke projectgroep, en voor een belangrijk deel ook wordt overgenomen door de verantwoordeUjke bewindsman.

GROTERE GREEP VAN DE OVER­ HEID

Is het inderdaad zo dat als de overheid een betere greep krijgt op de uitvoeringsorganisatie dat zij dan de uitgaven beter kan beheersen? Wanneer als noodzaak de ondrageüjke stijging van de uitgaven voor de sociale zekerheid worden aangevoerd om de uitvoeringsorganisatie te hervormen, schiet men dan niet zijn doel voorbij door slechts een symptoombestrijding te introduceren? Moeten niet veeleer de bestaande systemen op het gebied van de sociale zekerheid worden omgebogen? Er zijn ook regehngen die reeds nu door de overheid worden uitgevoerd. Blijkt hieruit een betere beheersing van de kosten? Ik zou het bijzonder op prijs stellen als de Staatssecretaris hierop nader wilde ingaan.

Mijn fractie is zeer zeker niet tegen een meer individugerichte benadering, tegen meer aandacht voor het volumebeleid en een betere beheersing van de sociale zekerheid, maar zij vraagt zich wel af of de panacee gevonden c.q. gezocht moet worden in een herziening van de uitvoeringsstructuur. Hoe verhoudt zich echter de meer individugerichte benadering in een regionale uitvoeringstructuur tot de meer persoonlijke aanpak van de gemeentehjke sociale diensten? Zullen de uitkeringsgerechtigden in het kader van de WWV, de RWW, de WSW en de bijstand niet gaan lijden onder de voorgestelde bredere regionale aanpak?

De Staatssecretaris geeft als zijn mening te kennen dat de structuur en de kwaliteit van het stelsel en van de organisatie van beleid en uitvoering van wezenlijke betekenis is voor de effectiviteit van een volumebeleid. In de schriftelijke voorbereiding is daar met veel woorden een dans om deze hete brij uitgevoerd. Ik zou in alle nuchterheid om een toelichting willen vragen die de kern van de zaak raakt en die zich niet verschuilt achter onbewezen stelligheden.

ALGEMENE REKENKAMER

Tijdens de behandeling van de ontwerp-Comptabiliteitswet op 25 mei 1976 is met algemene stemmen een motie van de heer Van Amelsvoort c.s. aanvaard. Het ging hierbij om het onderzoeken hoe krachtens een algemene regeling een onafhankelijke controle op ontvangsten en uitgaven van pubUeke aard effectief kon worden gewaarborgd. Daarbij werd ook gedacht aan een taak voor de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de uitvoeringsorganen op het terrein van de sociale verzekering.

Uit het interimrapport van de projectgroep bUjkt dat dit niet noodzakelijk is, gezien de opvatting dat de controle van het beheersingsorgaan zal voldoen aan hoge eisen van deskundigheid, onafhankelijkheid en publiciteit. Nu worden aan het beheersingsorgaan nogal wat taken opgelegd. Sommigen spreken van een ratjetoe van taken.

Zou daarom de Algemene Rekenkamer niet een onmisbare functie kunnen vervullen in dit geheel? Binnen welke termijn zal het kabinet zijn afzonderUjk beraad over de voorstellen van de projectgroep inzake de verhouding van de Algemene Rekenkamer tot de uitvoeringsorganisatie van de sociale zekerheid hebben afgerond?

Er wachten ons wetsvoorstellen om de Sociale Verzekeringsraad om te vormen tot het beoogde beheersingsorgaan: gezien de bemanning een ingrijpende zaak; 3 of 5 plus commissies. Moet vanuit de gevoteerde bijstand worden begrepen dat zoveel als moge­ lijk aansluiting is gezocht bij de huidige toestand, of taxeer ik dit verkeerd?

DE SCHULD VAN DE STIJGENDE VRAAG

Organisatie van de beheersing van de sociale zekerheid heeft inderdaad te maken met het voeren van een volumebeleid, zeker als men bedenkt dat het hierbij moet gaan om de duidelijke wil, de noodzakelijke beperking van het beslag dat de sociale zekerheid op de collectieve sector legt in de eerste plaats moet worden bereikt door een vermindering van het beroep dat mensen op sociale zekerheid moeten doen.

Ergens wordt in de gewisselde stukken het verwijt tegen gesproken, als zou de overheid mede schuldig zijn aan de stijgende vraag naar sociale zekerheid. De schuld zou bij een onafhankelijke instantie liggen. Dat klinkt plausibel maar is het ook waar? Moet niet veeleer de „schuld" voor de snelle toename van het aantal WAO-en AAWtrekkenden worden gezocht bij de overheid? Zij heeft het toch immers gedecreteerd, bij voorbeeld de wettelijke bepaling om in de WAO en de AAW de invaliditeitsschatting zo ruim mogelijk te leggen, dat daarin ten volle de werkloosheid haar plaats kreeg toebedeeld?

Is hierdoor het volume door de overheid zelf niet fantastisch opgeblazen? Is inderdaad de stijging van het beroep op sociale-zekerheidsuitkeringen in de afgelopen jaren in aanzienlijke mate het gevolg van de slechter geworden economische situatie? Moet niet veeleer het oog worden gewend, niet naar de WW en de WWV, maar meer naar de wetten op het gebied van de arbeidsongeschiktheid? In hoeverre kurmen hiervoor de uitvoeringsorganen verantwoordehjk worden gesteld en moet niet veeleer worden gedacht aan overheidsvoorschriften? Moet het systeem zelf van de WAO en de AAW niet worden aangepakt, in die zin, dat de arbeidsongeschikte er niet beter vanaf komt dan degene die werkloos zijn?

VOLUMEBELEID

Nu wij toch het volumebeleid zijn genaderd, het volgende: is het inderdaad juist om te stellen, in ontkennende zin, dat de wetgever geen volumebeperkende maar juist volumeverruimende maatregelen heeft getroffen? De bijdrage van de in het verleden tot stand gebrachte kwaliteitsverbetering van arbeidsplaatsen, in termen van effecten op ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid valt schijnbaar moeilijk te schatten. Wel wordt in dit verband opgemerkt dat terugdringing van ziekte en arbeidsongeschiktheid een intensivering van het tot dusver gevoerde beleid noodzakelijk maken. Moet uit deze opmerking worden begrepen dat een uitbreiding van de Subsidieregeling arbeidsplaatsenverbetering in het vat zit?

PASSENDE ARBEID

Mijn fractie zou een ruimere interpretatie van het begrip „passende arbeid", gelet op de vele fricties tussen vraag en aanbod, zeer zeker op haar plaats vinden.

In antwoord op vraag 94 lezen wij dat alle bemiddelaars van de arbeids-

Vervolg op pagina 4 Vervolg van pagina 5

God zag na de scheiding tussen land en water gemaakt te hebben dat alles zeer goed was. Wat denken de bewindslieden van hun beleid nadat ook zij hier en daar scheidslijnen getrokken hebben; daar zij toch ook bij de gratie Gods regeren.

UIT HET ANTWOORD VAN DE BEWINDSLIEDEN

MULTIMODAAL EXPORTPAKKET

In antwoord op de vraag van de heer Van Rossum naar aanleiding van ons multimodale exportpakket van vervoersdiensten over water, door de lucht en over land kan ik zeggen dat op dit vlak vervoerend en verladend bedrijfsleven het in belangrijke mate eens zijn over de te creëren regeling inzake internationaal multimodaal vervoer. Ook internationaal is het bedrijfsleven het volstrekt eens over de aard van het te kiezen aansprakelijkheidsregime. In zekere zin bestaat een dergelijke regeling reeds zoals ontworpen door de internationale Kamer en dus door het betrokken bedrijfsleven zelf.

Tevens is men het eens over de ongewenstheid van het opnemen van publiekrechtelijke bepalingen in het Verdrag. Van een scheiding der geesten is in (Üt opzicht geen sprake.

VERDIEPING OLIEGEUL

Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de ondersteuning van de heer Van Rossum met betrekking tot de verdieping van de oliegeul. Ik op mijn beurt onderschrijf zijn mening ten aanzien van de voorwaarde betreffende maatregelen die een toeneming van de verzilting als gevolg van een verdieping moeten voorkomen. Ik merk in dit verband nog op dat het niet in de bedoeling ligt de Nieuwe Waterweg te verdiepen maar de toegangsgeul naar Europoort. Het waterhuishoudkundige aspect krijgt overigens de volle aandacht in de nota die tegelijkertijd om advies zal worden gezonden aan de Raad van de Waterstaat, de Commissie Zeehavenoverleg en de Interdepartementale Coördinatiecommissie voor Noordzee-aangelegenheden.

EEN ZOET OF ZOUT GREVELIN-GEN

De geachte afgevaardigde de heer Van Rossum houdt ons voor dat de keuze voor een zoet of zout GreveUngen verantwoord genomen moet worden. Hij wil hier, zo zegt hij, de roep van de land-en tuinbouw sterk laten doorklinken, sterker dan de roep om verpozing en vermaak. Maar is er niet meer? Geeft de geachte afgevaardigde dit zelf al niet aan, als hij ons confronteert met onze opdracht land, wa­ ter en lucht te gebruiken, maar tevens met het verbod om die te misbruiken? En doet dat ons niet bezinnen op onze pücht ons rekenschap te geven over de macht die ons gegeven is over al wat leeft, óók in het Grevelingenbekken? Kortom, er is nóg meer dan landbouw en verpozing, en dat zullen we ook mee moeten wegen.

De Rijkswaterstaat zal dan ook een beleidsanalytische nota opstellen, waarin alle consequenties van een zoute en zoete Grevelingen staan aangegeven. Ik verwacht deze nota begin 1983 aan de Raad van de Waterstaat te kunnen aanbieden. In een vroeg stadium zullen belanghebbenden worden betrokken bij het verzamelen van gegevens en het vernemen van hun wensen. De GewesteUjke Raad voor Zeeland van het Landbouwschap heeft reeds zeer bruikbare gegevens over de zoetwatervoorziening in Zeeland geproduceerd.

FIETSROUTES EN BEVOORRA­ DING

De heer Van Rossum heett mij gevraagd wat wordt gedaan om de controverse tussen veihge fietsroutes in de steden en de bevoorrading van winkels op te lossen. Hij verwijst daarvoor naar de „gesubsidieerde" verkeerscirculatieplannen.

Bij mijn departementen is thans in voorbereiding de herziening van de richtUjnen voor verkeerscirculatieplannen. In de opstelling van deze plannen wordt door mijn departement overigens niet gesubsidieerd, zoals de geachte afgevaardigde blijkbaar veronderstelt. De herziening van de richtlijnen voor verkeerscirculatieplannen heeft mede tot doel te bevorderen dat bij de gemeenten meer dan tot nu toe het geval is, een belangenafweging tussen de verschillende categorieën verkeersdeelnemer plaatsvindt en wel op basis van de functie die deze categorieën voor het gewenste stedelijke activiteitenpatroon moeten vervullen.

Het algemeen uitgangspunt van het verkeerscirculatieplan is hierbij: ondersteuning van het stedeHjk functioneren. In dit kader dienen ook onder meer de belangen van het fietsverkeer en het goederenvervoer onderling te worden afgewogen.

Wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1980

De Banier | 6 Pagina's

Beheersing organisatie van de soeiale zekerheid, volumebeleid en knelpunten op de arbeidsmarkt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1980

De Banier | 6 Pagina's